Kruidenier zonder kapsones
De 70-jarige Albert Heijn, die samen met zijn vermoorde broer Gerrit Jan de kruideniersketen kneedde tot het multinationale Ahold-concern, schreef zijn memoires. Een buitenmatig interessante bedrijfshistorie. Vlijmscherpe analyses. En persoonlijke tragiek.
Zijn enige broer werd in 1987 ontvoerd en vermoord. Zijn eerste vrouw had een drankprobleem, zijn tweede pleegde zelfmoord, zijn derde stierf aan kanker. In zijn jeugd kreeg hij een vorm van kinderverlamming, waardoor hij zijn leven lang gehinderd werd in zijn bewegingen. Nu hij ouder wordt, lijdt hij aan het post-poliosyndroom. Na zijn pensionering vroeg het concern waarvan hij de fundamenten timmerde, hem niet eens meer om advies.
Het lijkt evident dat de memoires van Albert Heijn bitter gestemd zijn. Niets is echter minder waar. Uiteraard heerst er geen hoerastemming, maar de zin om steeds opnieuw te beginnen, typeertHeijn. Niet toevallig luidt de titel van zijn autobiografie De memoires van een optimist. Het boek werd geschreven op basis van interviewsessies door antropoloog-romancier J.L. de Jager, maar staat volledig in de ik-persoon.
WERVERS, ERVERS, DERVERS.
Het boek verdient het etiket corporate biography. Het begint immers bij zijn gelijknamige grootvader Albert Heijn, die in mei 1887 het winkeltje van diens vader overnam. Het pand in het streng calvinistische Oostzaan telde twaalf vierkante meter, het dorp had een paar duizend inwoners, van wie het merendeel nauwelijks iets te spenderen had. De 21-jarige kruidenier en zijn 18-jarige vrouw hebben evenwel ambitie. Ze kopen zoveel mogelijk rechtstreeks in en koesteren een vermetele droom, die geïnspireerd is door de zuilengebonden coöperatieven : een landelijk filialennet. Het eerste bijhuis komt er in 1895. Om hun droom te verwezenlijken, durven ze tegen de tradities in roeien. Dat deed grootvader overigens ook op confessioneel gebied, al kwam de familie dat pas te weten bij zijn dood. Op zijn kist lagen drie rozen, het teken van afscheid van de vrijmetselaars. Zijn nazaten volgden die stap niet, maar kerkelijk werden ze evenmin.
Toen zijn twee zonen en zijn schoonzoon het bedrijf na de Eerste Wereldoorlog overnamen, telde het al 75 winkels en bijna 400 personeelsleden. Even treedt ook margarinefabrikant Anton Jurgens toe tot het kapitaal, maar hij stapt er (na gekrakeel) uit wanneer hij Unilever opricht. Toen Albert en, vier jaar later, zijn broer Gerrit Jan geboren werden, was het bedrijf alweer in volle expansie. In 20 jaar klom het van 75 naar 215 winkels. In 1948 ging de onderneming naar de beurs, waarbij een derde van de aandelen verhandeld werd. Tevens werden niet-familieleden in de top aangetrokken. Albert voelt ook zelf niets voor het traditionele familiebedrijf. Schrijft hij : “Zolang ze klein zijn en in de opbouwfase zitten, zijn ze fantastisch, maar daarna kun je in negen van de tien gevallen wachten op de brokken die komen. De volkswijsheid wil niet voor niets dat je eerst een generatie van wervers, dan van ervers en ten slotte van dervers hebt.” Alleen met de insinuatie dat de derde generatie door de weelde verpest is, gaat Albert niet akkoord. Hij behoort zelf tot die derde generatie en toonde aan dat hij de kiel voor een nog veel grotere groep kon leggen. De internationalisering, die begon in de VS, is één van zijn verdiensten.
LORD PUDLESTON.
Het inbrengen van de nieuwste trends is eveneens een pluim op de hoed van Albert Heijn, die economie studeerde aan de universiteit van Amsterdam en Nijenrode. Door zijn reizen in de VS en zijn contacten in de internationale distributiefederaties, zag hij al vroeg het belang van de supermarktformule in. Hij kreeg er ruzie om met oom Gerrit, maar wist het idee door te duwen, ondanks de beginverliezen.
Het huismerkenfenomeen is Albert Heijn ook altijd genegen geweest. Zelfs zijn grootvader voerde al in 1895 eigen productie in (koffie branden, chocolade en snoep). Toch is het Albert, die alweer tegen de overtuiging van oom Gerrit in, bij een sanering een serie eigen fabrieken van de hand doet. Albert zweert bij flexibiliteit en variatie. Huismerken kan je dus beter inkopen.
Ook de mislukkingen worden zonder gêne toegegeven, zoals het falen van de hypermarktketen Miro. Steeds weer analyseert hij nuchter de feiten, scheidt management en emoties. Ondertussen gaat de afbouw van de familieparticipatie gestaag verder, wat hij even stoïcijns onvermijdelijk noemt. Het bedrijf gaat voor.
Tussendoor staat hij stil bij herinneringen die hem zeer zwaar moeten vallen. Naast zijn huwelijksleed is er op de eerste plaats de moord op zijn broer en mede-topman Gerrit Jan, die in 1987 ontvoerd en bijna onmiddellijk gedood werd.
Vandaag woont hij met zijn (alweer veel jongere) vrouw in het kasteel van Herefordshire, waar hij zich Lord Pudleston mag noemen. Maar het ondernemen kan hij niet laten. Momenteel laat hij in de buurt een restaurant optrekken. Nog een nieuwe start ?
LUC DE DECKER
Albert Heijn, De memoires van een optimist. De Prom, 254 blz., 498 fr.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier