Koken na Auschwitz
Met de tragikomische roman ‘Fantoompijn’ danst Amsterdammer Arnon Grunberg op het slappe koord tussen ironie en uitroepteken.
Een joodse intellectueel in New York, de psychiater nooit ver uit de buurt, voortdurend op de vlucht voor zichzelf en de godganse wereld, rijgt zijn leven aaneen met tragikomische taferelen en spitse oneliners. Langzaam maar onafwendbaar sukkelt hij de dieperik in, sijpelt de Amerikaanse Droom hem als goudgespikkeld zand door de gemanicuurde vingers, glijdt hij genadeloos weg achter de coulissen van het amechtig nagejaagde succes. In de literatuur was intelligente slapstick geruime tijd het terrein van de betere bestsellerauteurs à la John Irving, in de film leek het bitterzoete verbale vuurwerk een highbrow exclusiviteit van Woody Allen. Vooral aan deze New Yorkse cineast moet je onvermijdelijk denken tijdens de lectuur van Fantoompijn, de derde roman van Arnon Grunberg (1971), de Nederlands-joodse letterenwhizzkid die vijf jaar geleden naar New York verhuisde. Hij bouwt arglistig een verwant universum op van onweerstaanbaar geestige antihelden. Met vernuftig speelse slapstick als vehikel wikkelt Grunberg banaal relatieleed, universele Weltschmerz en pijnlijke (zelf)spot in een absurde hedendaagse tragikomedie. Als het doek valt, is de komedie binnenstebuiten gedraaid tot een bittere tragedie.
Als nauwelijks 23-jarige wonderboy maakte Grunberg in 1994 zijn entree in de Nederlandse literatuur met Blauwe maandagen, een gewaagde roman over een jongeman die zich losscheurt van zijn ouders die de gruwel van Auschwitz overleefden. Zelfs in dat politiek-emotionele mijnenveld vermeed de jonge Amsterdammer de hilarische scènes en zuurzoete wisecracks niet. Het boek verscheen inmiddels in elf talen. Tussendoor schreef hij gedichten, scenario’s, essays, een wat geforceerde tweede roman ( Figuranten, 1997) en was hij in New York aan de slag als ober, cineast en zelfs makelaar.
In Fantoompijn volgen we joods-Nederlandse auteur, die verhuisde naar New York. Hij ziet zijn magnum opus verramsjen, maar scoort een onverhoopte megaseller met een kookboek over de Pools-joodse keuken en de macabere ondertitel Koken na Auschwitz. Op zijn vrouw, een psychiater, is hij uitgekeken. Hij rollebolt met een paar minnaressen die hem niet eens opwinden. Uiteindelijk heeft hij alleen nog schik in het ensceneren. Ook zijn emoties wil hij onder controle houden, waardoor hij op de duur zijn leven regisseert in plaats van het te leven.
Er schuilen wel meer thema’s in de roman, maar het zwaarwichtige wordt steeds weer zo schamper gesopt in ironie en stilistische brille, dat de lezer blijft grinniken. Tenminste, tot opzet, spel en authenticiteit verwateren tot een trucje en de verwijzingen als te opzichtige uitroeptekens door de roman beginnen banjeren. Op de duur stuit je op te veel vulsel tussen de oneliners, te veel vet rond de spieren. Voorlopig blijft de grandioze Grunberg een spurtbom, aan de marathon is hij nog niet toe.
Arnon Grunberg, Fantoompijn. Nijgh & Van Ditmar, 256 blz., 799 fr.
luc de decker
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier