Knappe koppen gezocht
De Vlaamse overheid wil meer knappe koppen. Want onze industrie is weinig onderzoeks-gericht en maakt minder hoogtechnologische producten dan het Europees gemiddelde.
Honderd jaar geleden nam Leo Baekeland een octrooi op zijn uitvinding ‘bakeliet’. Daarmee legde hij de grondslag voor de kunststofindustrie. De Universiteit Gent wijdt een boeiende tentoonstelling aan de Vlaamse vorser, die in de VS een vruchtbaarder werkomgeving opzocht. Hordes Vlaamse onderzoekers volgden hem in de eeuw daarop. Ze gingen aan buitenlandse topuniversiteiten werken omdat hier geen centen waren voor hun onderzoeksprojecten of een stimulerende werkomgeving en degelijke infrastructuur ontbrak. Soms omdat “concurrenten een korter cv hadden, maar een langere arm.” Die tijd is voorbij.
Kwestie van moeten: de mondiale economische strijd is een wereldwijde talentenjacht. Om een kennismaatschappij uit te bouwen, verdient fundamenteel onderzoek bijzondere aandacht. Bedrijven trekken naar regio’s met een sterke onderzoeksdynamiek, waar ze rond excellentiepolen topindustrieën met innovatieve producten kunnen ontwikkelen. Hoe kan Vlaanderen in die context competitief zijn tegenover Amerikaanse en Britse topuniversiteiten, een Boston Consulting Group of PwC en multinationals als Unilever? Ze azen allemaal op de beste grijze cellen.
“We hebben een paar topcentra zoals Imec voor nano-elektronica en het VIB, het Vlaams Instituut voor Biotechnologie,” zegt Martin Hinoul, onafhankelijk consulent voor de Leuvense kennisregio. “Met de schaarse middelen die een kleine regio eenmaal heeft, moeten we focussen op niches waarin we de absolute nummer één willen worden: medische beeldvorming en verwerking, krachtige beeldbandnetwerken, mobile en draadloze toepassingen en elektronische gezondheidszorg. Je hebt daarvoor politieke leiders nodig, topmanagers en academici met visie. Een vooruitziende overheid en academici kunnen samen het bedje spreiden waarin toponderzoekers en bedrijven in innovatie excelleren. Die noodzakelijke mentale ommekeer is er, maar onze bedrijven moeten daar nog leren op inspelen” (zie kader: Bedrijven innoveren te weinig).
“Onze bedrijven hinken achterop, maar onze universiteiten maken een flinke inhaalbeweging. Met de nieuwe excellentiefinanciering van de Vlaamse regering evolueert ons fundamenteel onderzoek naar een Amerikaans niveau,” stelt André Oosterlinck, ererector van de KU Leuven – zelf onderzoeker en bedrijfsleider. De Vlaamse stimuli heten: ‘ Methusalem, Odysseus en Hercules‘ – drie steunprogramma’s om het fundamenteel onderzoek aan de vijf Vlaamse universiteiten een extra duw te geven (zie kader: Stimuli voor toponderzoekers). Er is de voorbije jaren op het vlak van wetenschapsbeleid en bevorderen van toponderzoek aan onze universiteiten, een kentering ten goede, blijkt uit gesprekken met toponderzoekers in binnen- en buitenland (zie kader: Toponderzoek op Amerikaans niveau?).
Selectie van toptalent
Alle financieringsmogelijkheden via het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen zaten de voorbije jaren in stijgende lijn (zie kader: De FWO-kwekerij). Het old-boysnetwerk binnen het FWO, met vastgeroeste commissies die onderzoeksprojecten en -mandaten onder elkaar verdeelden, heeft plaats gemaakt voor “een vlotte en vrij transparante behandeling van aanvragen en investeringskredieten, zonder veel getouwtrek,” getuigt professor Willy Verstraete, expert in biotechnologie aan de Universiteit Gent (UG). De selectie gebeurt door wetenschappelijke commissies die voor het merendeel zijn samengesteld uit niet-Vlamingen – uit Belgische Franstalige universiteiten en uit het buitenland.
Elisabeth Monard, secretaris-generaal van het FWO, benadrukt dat voor het Odysseusprogramma internationale juryleden garant staan voor de wetenschappelijke kwaliteitscontrole en voor de beoordeling van aanvragen voor projecten en onderzoeksmandaten. Catherine Verfaillie, de eerste toponderzoekster die via Odysseus uit de Verenigde Staten terugkwam om aan KU Leuven een stamcelinstituut uit te bouwen en rond wie de voorbije weken een controverse losbrak, ging ook door een internationale peer review. Zeven internationaal erkende topwetenschappers werden in samenspraak met de European Science Foundation aangewezen om kandidaten voor het Odysseusprogramma te screenen. Alle zeven zijn buitenlandse experts. “Ook Verfaillie ging door deze strenge selectieprocedure,” zegt Monard. “Over wat er dan wel fout gelopen kan zijn, loopt een onderzoek. Laten we niet op de resultaten vooruitlopen.”
Het Odysseusprogramma is het paradepaard waarmee Vlaams minister voor Wetenschapsbeleid Fientje Moerman (Open Vld) al dan niet Vlaamse wetenschappers uit het buitenland naar Vlaanderen wil halen om ons fundamenteel onderzoek een zuurstofinjectie te geven. Ze stelt 60 miljoen euro extra ter beschikking van het FWO, te spreiden over vijf jaar. De door de universiteiten genomineerde kandidaten, dat zijn er intussen 39, moeten internationaal erkend zijn als toonaangevend in hun vakgebied, hadden in buitenlandse onderzoekscentra leiding over een vakgroep met eigen onderzoekers en moeten bereid zijn dat onderzoek aan een Vlaamse universiteit voort te zetten en uit te bouwen. De internationale jury zal de namen van een tiental geselecteerde toponderzoekers en een twintigtal beloftevolle jongeren bekend maken in juni.
Onze universiteiten trokken al internationaal toptalent aan via eigen Europese netwerken en samenwerkingsverbanden. “In mijn eigen vakgroep, Elektronica en Informatica, is 60 % van de vorsers buitenlander. Voor de VUB is dat gemiddeld 15 %,” zegt Jan Cornelis, vice-rector onderzoek aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB). “Odysseus maakt nu in één beweging een gecoördineerde aanpak mogelijk tussen de vijf universiteiten.” De verdienste van Odysseus ligt minder in de kwantiteit, want uiteindelijk gaat het om relatief kleine bedragen en aantallen wetenschappers, dan in de kwalitatieve push. “Het is een opstapje om aan onze universiteiten sneller een excellentiepool te kunnen uitbouwen,” beaamt Cornelis. Voor André Oosterlinck dwingt Odysseus de universiteiten vooral tot scherpe strategische keuzes: “In welk vakgebied willen ze excelleren? We hebben enkele trekkers nodig in heel specifieke domeinen waarin Vlaanderen wereldwijd aan de top kan staan en waarrond industriële innovatie kan ontstaan.”
Omdat Odysseus ingebed zit in het bredere onderzoeksbeleid van elke universiteit presenteren de vijf universiteiten aan de internationale jury zelf de kandidaten uit het buitenland die in aanmerking komen. De 12 miljoen euro per jaar worden verdeeld volgens een interuniversitaire verdeelsleutel in functie van hun output, prestaties en aantal wetenschappelijke publicaties. Zo hebben de grote universiteiten KU Leuven en UG recht op respectievelijk ongeveer 44 % en 31 % van de Odysseus-gelden; Universiteit Antwerpen (UA) en VUB elk 11 % en de allerkleinste, Universiteit Hasselt 2 % en KU Brussel 0,23 %.
Meer flexibele universiteiten?
Slechts 20 % van de 12 miljoen euro wordt niet verdeeld over de universiteiten, maar gaat naar de beste kandidaten van de hele reeks, ongeacht de universiteit. Jan Cornelis (VUB) had liever gezien dat ook voor de overige 80 % niet de interuniversitaire verdeelsleutel zou worden toegepast – want die weerspiegelt enkel het volume aan onderzoek en gemiddelde onderzoeksperformanties. “De budgetten die naar de kleinere universiteiten gaan, zijn dan onvoldoende om echt toptalent aan te trekken. Indien het geld in één grote pot was terechtgekomen en volledig in open competitie besteed, zouden de door de internationale jury goed geklasseerden, onafhankelijk van het budget dat ze nodig hebben, ook in kleinere maar goede onderzoekscentra terechtkomen. Nu de pot verdeeld is over vijf universiteiten, is het minder zeker dat we de absolute top binnenhalen.”
Zelfs voor de KU Leuven lijkt de impact van 4,8 miljoen euro uit de Odysseus-pot vrij beperkt op 200 miljoen euro onderzoeksuitgaven en 48 miljoen euro uit het Bijzonder Onderzoeksfonds. Paul De Boeck, coördinator Onderzoeksbeleid aan de KU Leuven, verwacht meer van interessante neveneffecten: dat Odysseus het begin kan zijn van een mentaliteitswijziging die nauwer aansluit bij de flexibele manier waarop Britse en Amerikaanse universiteiten toponderzoekers uit het buitenland kunnen inschakelen en aanwerven.
Vlaamse universiteiten zitten nog altijd geprangd tussen twee ministeries – Wetenschapsbeleid en Onderwijs. Ze kunnen wel vacatures op hun website aanbieden om internationaal toptalent te rekruteren, maar niet rechtstreeks onderhandelen over lonen en werkomstandigheden, laat staan aan headhunting doen zoals ondernemingen, een Unilever, Boston Consulting Group of banken in hun zoektocht naar de knapste koppen. Lonen blijven het belangrijkste knelpunt, want ze zijn onderhevig aan de basisfinanciering, zoals vastgelegd in het grotere budget voor onderwijs.
Een beperkt aantal professoren en onderzoekers kan tegenwoordig wel extra inkomsten halen uit contractresearch voor bedrijven en uit octrooien. Daarnaast is er een zogenaamde coryfeeëntoeslag – loondifferentiatie in functie van de kwaliteit van toegewezen opdrachten – maar met amper 1 % van de personeelsbegroting blijft deze onbenullig naar internationale maatstaven. Niettemin wijst André Oosterlinck op gunstige evoluties: “De bijkomende steunprogramma’s, Methusalem en Hercules, zullen zowel zij die hier al aan het werk zijn als de Odysseusnieuwkomers meer materiële armslag geven. We zijn op de goede weg. Vandaag is het vooral de Vlaamse industrie die nog te weinig in research investeert.”
Erik Bruyland erik.bruyland@trends.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier