Kinderen van de rekening

Hard labeur is dagelijkse kost voor maar liefst een kwart miljard kinderen tussen 5 en 14 jaar. En elke dag komen er nog 80.000 bij. 10 miljoen van hen zijn echte slaven. Niet alleen de verre lagelonenlanden kennen kinderarbeid, ook Europa gaat niet vrijuit. Wél zetten steeds meer bedrijven zich er vierkant en ondubbelzinnig tegen af.

Londen.

“Ik weet het niet meer,” zucht Chris Williams, woordvoerder van de Britse tak van C&A. ” Oxfam wil dat we onze productie meteen verplaatsen van zodra we ontdekken dat ergens kinderen worden uitgebuit. Anti-Slavery International ( ASI) adviseert echter dat zeker niet te doen.” C&A, actief in 65 landen, is sinds mei dit jaar volledig “vrij van kinderarbeid”. “Tot nog toe hebben alle Europese C&A-vestigingen een gedragscode daaromtrent getekend,” verduidelijkt Williams. “Die geldt ook voor hun toeleveranciers én subtoeleveranciers. De hele productieketen moet vrij zijn van kinderarbeid.” Williams vertelt dat C&A al in 1988 begon te onderzoeken hoe de hele retailbranche haar imago kon oppoetsen. “Ook de westerse ondernemers willen kinderarbeid bannen. Kleinere collega’s vroegen ons om een initiatief. Zij werpen onvoldoende gewicht in de schaal om Aziatische of Latijns-Amerikaanse producenten te dwingen kinderarbeid aan banden te leggen. Westerse consumenten eisen steeds meer een hoekje in de winkels vol met fair trade-producten. Maar dat willen wij niet, want zoiets creëert foute connecties : “Als dat het eerlijke-handel-hoekje is, hoe zit het dan met al die andere kleren ?”

“De C&A-actie helpt de strijd tegen de kinderarbeid danig vooruit,” getuigt Mike Dottridge, directeur van het in Londen gevestigde Anti-Slavery International, de in 1839 opgerichte mensenrechtenorganisatie die overal ter wereld de slavernij bestrijdt. “Tot nog toe zagen bedrijven acties tegen kinderarbeid te veel als een marketing toy. Hun ronkende verklaringen maakten alleen dat in Azië kinderen hun job verloren en op straat terechtkwamen lees : in de drughandel en/of de prostitutie verzeilden.”

Anti-Slavery International presenteerde op 10 december jongstleden, de Dag van de Mensenrechten, in Londen haar rapport “Helping Business to Help Stop Child Labour“, Unicef pakte een dag later in Brussel uit met haar studie : “De toestand van de kinderen in 1997“. Even voordien stelde de Internationale Arbeidsorganisatie ( IAO), geleid door de voormalige Belgische PSC-minister Michel Hansenne, haar onderzoeksconclusies voor, “Child Labour : targeting the intolerable“. De aangehaalde cijfers zijn telkens onthutsend, de voorbeelden hemeltergend. Duidelijk wordt alvast dat kinderarbeid geen ver-van-mijn-bed-show is.

OOK IN BELGIE.

Wereldwijd zijn een kwart miljard kinderen tussen 5 en 14 jaar aan het werk, elke dag komen er 80.000 bij en 10 miljoen zijn pure dwangarbeiders : kinderslaafjes geketend aan hun machine, geboren met een nooit aflosbare schuld die ze geërfd hebben van hun ouders. Kinderen worden tewerkgesteld, dikwijls in vreselijke omstandigheden én zonder enige sociale voorziening, omdat ze zeer gewillig én goedkoop zijn. Kinderarbeid rukt bovendien op in onze richting. In Groot-Brittannië bijvoorbeeld zijn twee miljoen arbeidsslaafjes, merendeels zonen en dochters van immigranten, soms mét maar veel vaker tégen hun zin aan de slag.

Stuart, een 13-jarige jongen uit Nottingham, vangt voor een 14-urige werkdag in een garage 2 pond. Duitsland telt 300.000 kinderen wier leven bestaat uit werken ; Italië een half miljoen. De laars van Europa, waar in 1993 maar liefst 1768 kinderen jonger dan 14 slachtoffer werden van een arbeidsongeval, werd op 24 november jongstleden eens te meer met de neus op de harde feiten gedrukt : in het zuidelijke Bari viel Mario van een tien meter hoge steiger op een bouwwerf, sindsdien ligt hij in een coma. Mario was twaalf. Eén van zijn werkmakkers, Francesco, 13 jaar jong, getuigt : “Ik werk 12 uur per dag. Mama maakt me wakker om 5.30 uur, geeft me een glas melk en stuurt me vervolgens per fiets naar de werf. Ik begin te werken om 6 uur en stop om 18 uur.” Francesco verdient 1400 frank per week een ingeschreven volwassen bouwvakker 1000 frank per dag. Hij krijgt van zijn collega’s soms een pintje bier en van zijn baas ‘s middags een sandwich, maar geen sociale zekerheid.

En het komt nog dichterbij : in augustus jongstleden houdt de Gentse politie ‘s ochtends om 4 uur een jongen tegen omdat het acherlicht van zijn fiets niet brandt. De 14-jarige Turk blijkt illegaal ons land te zijn binnengesmokkeld en ‘s nachts te werken in een Gentse bakkerij. Voor 80 frank per uur. Enkele weken later pakt diezelfde politie een 15-jarige Turk op die hetzelfde werk doet in ruil voor wat eten en nu en dan een slaapplaats.

Vooral in Portugal en in Zwitserland samen met de VS het enige land ter wereld dat het Verdrag inzake de Rechten van het Kind nog niet heeft geratificeerd rukt kinderarbeid pijlsnel op. Portugal telt 200.000 geregistreerde werkende kinderen. “Sinds Portugal zich een weg heeft gebaand naar de Europese Unie is de druk om de lonen zo laag mogelijk te houden vergroot,” stelt Mike Dottridge van ASI. “Steeds meer Portugese toeleveranciers, vooral in de schoenindustrie, grijpen naar kinderarbeid. Kinderen kunnen ze langer aan het werk houden, minder betalen én op straat gooien wanneer ze maar willen.”

WESTERSE BEDRIJVEN WAKKER GESCHOTEN.

Maar liefst 61 % van de arbeidsslaafjes is echter actief in Azië, 32 % in Afrika, 7 % in Latijns-Amerika. “Armoede, gebrek aan aangepast onderwijs én traditionele sociale patronen zijn dé oorzaken van kinderarbeid,” stelt de Belg Jan Vandemoortele, hoofdeconoom van Unicef in New York. Kinderen moeten werken omdat hun gezinnen het niet kunnen rooien ; kinderen mogen werken omdat ze goedkoop zijn.

“Maar er is hoop,” meent Michel Hansenne, “de strijd tegen kinderarbeid is niet langer het uitsluitende speelterrein van westerse regeringen en consumenten. Ook de overheden van die landen waar kinderarbeid gemeengoed is én de westerse bedrijven die ermee geconfronteerd worden, zijn wakker geschoten. Ondernemingen hebben er alle belang bij om niet bij elke investering in een ontwikkelingsland de kans te lopen als kinderuitbuiter bestempeld te worden. Multinationals zijn zeer gevoelig voor wat de westerse consument denkt. De globalisering van de economie maakt het hen makkelijker om van vandaag op morgen hun productie te verhuizen ; ze zijn bang voor een mogelijke boycot wanneer ze vereenzelvigd zouden worden met kinderarbeid.”

“De strijd tegen kinderarbeid mag niet worden opgevat als een western. Het is geen kwestie van good boys and bad boys, wij en de bedrijven,” meent ook Mike Dottridge van ACI. “Ik ervaar in de bedrijfswereld een duidelijke willingness interest om komaf te maken met kinderarbeid, met slavenarbeid in het algemeen. We moeten met de ondernemers in debat gaan. Precies daarom geven we in ons rapport aan hoe kinderarbeid uit de wereld kan worden geholpen : via gedragscodes, labels zoals ” Kinderarbeid-vrij” en sociale clausules. Zonder de medewerking van westerse bedrijven lukt het niet.”

BOYCOTS WERKEN VAAK AVERECHTS.

“Het is nu of nooit,” reageert ook Michel Hansenne. Toch verzet hij zich tegen de door de westerse consumentenbewegingen gehanteerde boycotoproepen. ” Stupide boycots vanuit het Westen waarbij nu meteen een radicale verandering wordt geëist, hebben geen zin. Het helpt de ontwikkelingslanden niet en de lokale mensen evenmin. Maar ook de westerse regeringen die ontwikkelingshulp vastpinnen aan het implementeren, land per land, van allerlei sociale clausules, gaan in de fout. Het eerste slachtoffer van dergelijke politiek is precies het land dat ze willen helpen. Je kan dit niet in een mum van tijd oplossen en evenmin land per land. Het is een mentaliteit die moet groeien.”

“Wij zijn bereid om er wat aan te doen,” repliceert C&A-man Chris Williams. “Maar bedrijfsleiders weten niet altijd hoe te beginnen. Wij zien in de bestrijding van de kinderarbeid niet de zoveelste tool om de pers te halen. We willen simpelweg, als C&A, geen uitbuiting van kinderen. Maar we hebben helemaal geen nood aan de opgestoken wijsvinger. Bij alles wat we doen, staat er wel iemand recht die meent dat we net het tegenovergestelde hadden moeten ondernemen. Dat is frustrerend. Je doet iets tegen kinderarbeid en zelfs daarop word je bekritiseeerd.”

“Westerse consumenten maken het zich uiteindelijk zeer makkelijk,” meent ook Anti-Slavery International. “Er wordt al te makkelijk tot een boycot opgeroepen. Levi-Strauss, Nike, Reebok en al die anderen maken er dan een spelletje van. Van vandaag op morgen verplaatsen ze hun productie naar de andere kant van de wereldbol en brengen dat groots in de pers. Of ze zeggen dat ze er niets mee te maken hebben, terwijl ze perfect weten dat hun toeleveranciers wel op kinderarbeid bouwen. Voor sommige companies is kinderarbeid erg bruikbaar in hun marketingstrategie. En de westerse consumenten trappen in die val. Ze kopen enkele maanden geen Nike-schoenen en kloppen zichzelf op de borst. “We have done our bit,” klint het dan. Maar voor de werkende kinderen verandert er weinig ten goede, integendeel. In het beste geval worden ze op straat gedropt, in het ergste geval gaan ze in nog slechtere omstandigheden voor nog minder loon opnieuw aan de slag.” (Zie ook kader : Averechtse actie.)

“Boycot-acties hebben de kinderarbeid wél bespreekbaar gemaakt, ook voor de bedrijfswereld,” stelt Jonathan Blagbrough, die bij Anti-Slavery International verantwoordelijk is voor de acties tegen kinderarbeid. “Maar op zichzelf bieden boycots geen oplossing. Al was het maar omdat amper 5 procent van alle werkende kinderen actief is voor de export. Alle andere zijn ingeschakeld in de lokale en dikwijls informele economie. Veertig procent van alle jongeren beneden de 14 jaar is economisch actief ; die zijn niet allemaal bezig voor ons westerlingen.”

“We hebben een nieuwe mentaliteit nodig,” herhaalt Michel Hansenne. En hij ontwaart die steeds meer ; ook in de ontwikkelingslanden. “Landen waar kinder- en slavenarbeid bestaat, beginnen te beseffen dat ze zichzelf straffen als ze er niets aan doen. De globalisering van de economie én de druk van de westerse consumenten maken dat multinationals erg makkelijk verhuizen. Ontwikkelingslanden begrijpen dat strengere wetten op kinderarbeid investeerders dikwijls eerder aantrekken dan weghouden.”

“Bovendien,” zo weet Hansenne, “hebben landen als Singapore of Maleisië de human resources ontdekt. Probeer ginder maar eens een betaalbare ingenieur te vinden. Kinderen worden steeds minder aanzien als goedkope arbeidskrachten, steeds meer als menselijk kapitaal. Hun scholing is absolute noodzaak om de economie in de Tijger-landen nog voort te stuwen. Dat opent ook andere landen de ogen.”

1997 WORDT SCHARNIERJAAR.

“Staan roepen dat kinderarbeid nu, meteen, van de aardbol moet verdwijnen, is niet realistisch,” poneert Jonathan Blagbrough. “Wie zijn wij, westerlingen, om anderen met de vinger te wijzen ? Ook bij ons worden kinderen uitgebuit, ook bij ons staat in de nationale wetten ingeschreven dat kinderen, soms 12, soms 14, soms 15, arbeid mogen verrichten. Laat ons een internationale minimumleeftijd afspreken én kinderen in ieder geval uitsluiten van gevaarlijk of ongezond werk. Iets wat India bijvoorbeeld gerealiseerd wil hebben tegen het jaar 2000. Laat ons ervoor zorgen dat werkende kinderen eerlijk worden behandeld én beloond. Dat ze recht hebben om nog kind te zijn, de mogelijkheid krijgen om nog school te lopen.”

Reageert Chris Williams van C&A : “Anti-Slavery International stelt dat indien we ooit met kinderarbeid bij één van onze toeleveranciers worden geconfronteerd, we projectmatig tewerk moeten gaan. Het bedrijf in kwestie verplichten tot faire tewerkstelling of het opzetten van onderwijsfaciliteiten. Dat lijkt me, naar de kinderen toe, eerlijker dan simpelweg een andere toeleverancier zoeken.”

Concludeert Michel Hansenne : “1997 wordt een scharnierjaar in de strijd tegen de uitwassen van kinderarbeid. Ondernemers raken steeds meer gewonnen voor de creatie van een label “Sociaal en Kindvrij”. De Organisation Internationale des Entrepreneurs, die binnen de IAO de werkgevers vertegenwoordigt, openbaart in 1997 een actieprogramma om de kinderarbeid te bestrijden. Ik raak er hoe langer hoe meer van overtuigd dat we het probleem van de kinderarbeid in pakweg tien jaar uit de wereld kunnen helpen.”

Mario, die in het Italiaanse Bari van de steiger viel, is er dan 22. En misschien al wel uit de coma.

RON HERMANS

INDIA, LUCIFERINDUSTRIE Op zichzelf bieden westerse boycots geen oplossing. Al was het maar omdat amper 5 procent van alle werkende kinderen actief is voor de export. Alle andere zijn ingeschakeld in de lokale en dikwijls informele economie.

PAKISTAN, VOETBALPRODUCTIE Westerse consumenten boycotten gedurende enkele maanden de producten van een geviseerd merk en kloppen zichzelf op de borst. Maar voor de werkende kinderen verandert er weinig ten goede, integendeel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content