Keynes had ongelijk
Het gaat beter met de economie, of correcter uitgedrukt: minder slecht. De meeste voorspellingen gaan ook duidelijk in die richting. Op korte termijn, pakweg de komende twee tot vier kwartalen, luidt de vraag of dat herstel zal doorzetten dan wel zal verpieteren, met zelfs de mogelijkheid van opnieuw negatieve cijfers. In dat laatste geval dreigt een Japans scenario: vele jaren van kwakkelen met nauwelijks significante groei, blijvend hoge werkloosheid, budgettaire crisissituaties aan de lopende band, enzovoort.
De discussie over de kortetermijnperspectieven is dezer dagen behoorlijk intens. Opvallend is dat er bij analisten en economen niet direct gebonden aan de overheid, meer pessimisme heerst dan bij politici en centrale bankiers. Waarschuwende vingers worden opgestoken door mensen als Nouriel Roubini van New York University, Kenneth Rogoff van Harvard en Nobelprijswinnaar, en New York Times-columnist Paul Krugman van Princeton. In eigen land hoort Geert Noels van Econopolis bij die economen die niet echt vertrouwen hebben in het herstel.
De beleidsmensen klinken wat minder pessimistisch. Op zich ligt het bijna voor de hand dat zij eerder het wat rozige scenario naar voren schuiven. Op die manier hopen ze de verwachtingen van consumenten, producenten en investeerders positief te beïnvloeden wat, indien het lukt, op zich al de economische activiteit positief zou beïnvloeden. Hun voornaamste argument is dat zij menen te merken dat de toegediende stimulus werkt.
Ik kan me vandaag wel vinden in de visie van de beleidsmensen, maar om een iets subtielere reden. De stimuli, monetair en budgettair, hebben belet dat we terechtkwamen in een scenario zoals dat van de Grote Depressie. Aan de ene kant beseft iedereen dat er opnieuw afgebouwd moet worden, aan de andere kant wekt het proactieve optreden van vooral de monetaire autoriteiten vertrouwenswekkend. Het gecreëerde kader is niet meer dan dat: een kader.
Mijn relatief optimisme is gebaseerd op het Zarnowitz-principe. Victor Zarnowitz (1919-2009) was een briljante analist van de business cycle die zeer empirisch en met een stevige afkeer voor theorie te werk ging. Een van de conclusies die hij uit zijn decennialange ervaring met de analyse van conjunctuurbewegingen had opgedaan, luidde: hoe dieper de recessie, hoe steviger het herstel. De voorbije kwartalen kende vooral de economie in de rijke landen de zwaarste terugval sedert de Tweede Wereldoorlog. Hoewel de uitlopers van de financieel-bancaire crisis zwaar roet in het eten kunnen gooien, mag er dus een uitgesproken herstel verwacht worden. Volgens mij geldt die verwachting nog meer voor de VS dan voor de eurozone. De haast met de moedermelk ingegeven entrepreneurial spirit en de positieve ingesteldheid van de maatschappij ten aanzien van ondernemers vormen een belangrijk voordeel voor de VS.
Er is ook veel discussie over de langere termijn. John Maynard Keynes had ongelijk. Hij beweerde dat het kapitalisme en de vrijemarkteconomie zouden ten onder gaan aan het onvermogen om voor volledige tewerkstelling te zorgen. Anno 2009 moeten we vaststellen dat het gevaar meer komt uit de hoek van de financiële crisissen die met de regelmaat van een klok de maatschappij door elkaar schudden. Ik heb daar twee bedenkingen bij.
Ten eerste, zelfs indien zou blijken dat we moeten aanvaarden dat een vrijemarktordening onvermijdelijk af en toe aanleiding geeft tot financieel onweer, dan nog blijft de wenselijkheid van zo’n regime overeind. Geen enkel ander systeem komt zelfs maar in de buurt van de vrije markt als het er om gaat welvaart en vooruitgang te genereren. Deze crisis weegt zwaar, maar vernietigt slechts een fractie van de welvaart opgebouwd in de voorbije decennia.
Ten tweede spreekt het voor zich dat alles gedaan moet worden om de frequentie van de financiële crisissen te verminderen. Economen kunnen hun maatschappelijke meerwaarde extra in de verf zetten door nu met innovatieve ideeën te komen. Twee dingen schieten mij onmiddellijk te binnen als ik heel bescheiden daarin tracht mee te denken. Eén: het lijkt maatschappelijk niet meer te verantwoorden dat banken nog zo groot worden als vele van hen aan de vooravond van de financiële crisis waren. Twee: een degelijk, doordacht kader om grote banken zonder te grote commotie failliet te kunnen laten gaan, zou ook veel helpen. We moeten als maatschappij af van de dreiging dat grote banken niet failliet mogen of kunnen gaan. Slagen we erin om zo’n kader te creëren, dan worden veel van de praktijken die ontsporingen veroorzaken bij de grootbanken, een stuk minder evident.
JOHAN VAN OVERTVELDT IS ALGEMEEN DIRECTEUR VAN HET ONDERNEMERSPLATFORM VKW.
Johan Van Overtveldt
Geen enkel ander systeem komt zelfs maar in de buurt van de vrije markt als het er om gaat welvaart en vooruitgang te genereren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier