Keizer voor één nacht
Salvador Dali belde de hotelreceptie ooit met de vraag of die een paard kon afleveren in zijn suite. Vijf minuten nadat de volbloed was gearriveerd, belde de kunstenaar opnieuw: “Ik moest het in stukken hebben, idioot.” Waarop de hoteldirectie meteen een paardenchirurg optrommelde… In de Ritzûhotels is de klant werkelijk koning. Of liever: keizer.
De voorbije jaren maakten we een ware proliferatie van het aantal Ritzen mee. Op dit ogenblik dragen vijftig ‘grand hotels’ de naam, waarvan 39 onder de paraplu van Ritz-Carlton, de Amerikaanse keten die nu per jaar 6 miljoen gasten in zeventien landen ontvangt. Die relatieve nieuwkomers zijn op hedendaagse leest geschoeid, maar er bestaan rond de wereld nog een aantal ‘palaces’ die niet alleen hun eigenaar gemeen hebben, maar ook hun blijvende loyaliteit met de voorschriften die door Ritz aan het einde van de negentiende eeuw werden vastgelegd. Zoals Mark Boxer schreef in zijn boek ‘The Paris Ritz’ ( Thames & Hudson): “Er zijn misschien zes Ritz-hotels die de tradities van de stichter _ César _ in ere houden: Parijs, Barcelona, Boston, Lissabon, Londen en Madrid.” We bezochten er drie.
Parijs
Om de ideeën van Ritz in hun origineel kader te zien, moet u eigenlijk in Parijs beginnen, aan de Place Vendôme nummer 15, een voormalige hertogelijke residentie. “Mijn mooiste kind,” zo noemde César het hotel dat zijn naam draagt en dat in juni 1898 openging. Hoe grandioos het ook is, het hotel droeg altijd een tragikomisch trekje, belichaamd door twee bewoners van het eerste uur: Marcel Proust en Charlie Chaplin. Het bouwde voor zichzelf echter wel een reputatie op van luxe en discretie, die in stand bleef tot juni 1940, toen een detachement Duitse motorrijders Wehrmacht-officieren gewapend met Lugers en een rekwisitiebevel naar de Place Vendôme bracht. Vier jaar lang werd het hotel het speelterrein van hooggeplaatste nazi’s. Göring placht er de trap af te zwalpen, zwaaiend met een gouden, met diamanten bezette maarschalkstaf, als een corpulente majorette. Goebbels en Bormann genoten er eveneens van het geboden comfort, ondanks de instructie van de manager aan het personeel: “Service, ja! Maar niets meer.”
Het Ritz werd bevrijd op 24 augustus 1944 door geallieerde soldaten en Ernest Hemingway, die het hotel had leren kennen door F. Scott Fitzgerald. Hij was oorlogscorrespondent voor Colliers Weekly, maar droeg niettemin een stengun. Er werden twee gevangenen gemaakt en de bar werd opnieuw geopend. Het knusse, gelambriseerde lokaal met zijn lederen zetels draagt nu de naam van zijn bevrijder en blijft een pleisterplek voor schrijvers en journalisten, die er overigens vaak ook hun post geleverd krijgen.
Na de dood van César Ritz in 1918 bleef zijn weduwe Marie-Louise het hotel leiden tot in 1953. Ze werd toen opgevolgd door haar zoon Charles. In 1979 werd het hotel gekocht door Mohammed al Fayed, een overname die menigeoudere klant de wenkbrauwen deed optrekken. Ondanks een schitterende restauratie en het aanblijven van het personeel, werd toch gevreesd dat de tot dan toe onneembare muur van discretie wel eens ondermijnd zou kunnen worden. Die indruk werd nog versterkt toen details over het verblijf van Jonathan Aitken in een krant verschenen, wat leidde tot zijn vervolging. De betrokkenheid van een lid van het personeel bij de dood van Diana, de prinses van Wales, joeg eveneens een huivering doorheen de hele Ritz-gemeenschap, voor wie discretie een echt begrip geworden is.
Barcelona
Het Ritz van Barcelona, geopend in 1919, is zo discreet dat zijn naam zelfs niet op zijn klassieke voorgevel prijkt. Het interieur was er zo vorstelijk dat koning Alfonso XIII het als koninklijke residentie gebruikte tot de voltooiing van het Pedralbes-paleis. Alle kenmerken zijn er aanwezig: de nobele voorkant, iets afgelegen van de Gran Via, de knusse receptie, de luchtige Palm Court, de keizerlijk grootse eetzaal, waar de recepten van Escoffier nog altijd getrouw worden opgediend. De kamermeisjes hebben nog steeds de opdracht om de tandenborstels van de klanten te drogen.
Tijdens zijn vijftigjarige loopbaan in het hotel heeft conciërge Julian Pascual als ‘aide de camp’ gefungeerd voor onder meer de Windsors (de hertog klaagde over de prijs van de suites), de Aga Khan, Maria Callas en Orson Welles. Salvador Dali was een regelmatige gast. Hij arriveerde onveranderlijk met een entourage van zigeuners en stierenvechters. Deze laatsten werden uit het hotel gebannen voor een reden die zelfs Señor Pacual nu ontgaan is. “Een uiterst veeleisende klant,” zucht hij als hij terugdenkt aan Dali, die het ooit bestond om een paard naar zijn suite te bestellen. Met enige moeite werd een volbloed in de dienstlift gemanoeuvreerd en afgeleverd. Vijf minuten later belde de kunstenaar naar Pascual: “Ik moest het in stukken hebben, idioot.” Er werd een paardenchirurg opgetrommeld die het dier in stukken gesneden opnieuw aanbood.
Moeilijke klanten werden _ en worden _ zonder enig bezwaar gehuisvest: Himmler, Frank Sinatra, die onverwacht opdook met het Rat Pack in zijn kielzog, en Nixon roepen een lichte huivering op. Maar als je in het Barcelona Ritz verbleef, was dat een teken dat je wel degelijk gearriveerd was. Faisal van Saoedi-Arabië kwam er ooit zelfs binnen als een prins en verliet het weer als koning. Zijn diner werd onderbroken door de tijding dat zijn broer vermoord was. Vandaag heerst er een rustige sfeer die doet denken aan het milde patina op een schilderij van een oude meester.
Londen
Ondanks zijn nieuwe eigenaar, heeft het London Ritz zijn sfeer van grandeur behouden. César verkeerde al in slechte gezondheid toen dit château van zeven verdiepingen in mei 1906 openging. Het zou zijn laatste project worden. Als u vandaag door de mahoniehouten draaideur binnenstapt, komt u volop terecht in de atmosfeer die hij creëerde, een milieu waar de heren pakken uit Savile Row dragen en de dames elegantie uitstralen. Ritz-geschiedschrijver Hugh Massingberd is van oordeel dat de Long Gallery het absolute meesterwerk van de hotelarchitectuur is. Vanuit de foyer leidt ze langsheen de Palm Court, een erker met verguld latwerk en marmeren zuilen, waar uitdagende jonge grietjes zich te goed doen aan millefeuille en Saoedische wapenhandelaars nippen aan hun Earl Grey. De Long Gallery wordt afgesloten met wat beslist het fraaiste restaurant in Londen is.
Goudomrande spiegels weerkaatsen er het uitzicht op Green Park en de Italiaanse tuin van het hotel onder een trompe-l’oeil-plafond ondersteund door zuilen in roze marmer. Na een lange periode van luwte doet de keuken, onder de leiding van Giles Thompson, het decor weer alle eer aan en trekt mensen aan als Sirs David Frost en Terence Conran, Lord Deedes, Hugh Grant en, aan een discrete tafel, Hare Majesteit de Koningin (het restaurant wordt al geruime tijd gefrequenteerd door de koninklijke familie).
Ooit was het wel anders. Tijdens het grootste deel van de najaren van de 20ste eeuw worstelden de opeenvolgende eigenaars met stijgende kosten en verwachtingen. De niet bepaald voor de hand liggende redders bleken uiteindelijk de teruggetrokken ridders David en Frederick Barclay te zijn, vastgoedmagnaten en eigenaars van de krant The Scotsman. Sinds ze het hotel in 1995 overnamen, werd 30 miljoen pond uitgegeven aan de restauratie van de 115 kamers en 16 suites in Lodewijk-XVI-stijl, een bedrag dat de wet van de zwaartekracht van de hotelkosten lijkt te tarten. De sfeer van verfijnde ondeugendheid, die onder meer Tallulah Bankhead, Koning Zog (samen met de Albanese goudreserves) en Evelyn Waugh aantrok, is evenwel gebleven.
Financial Times.
“Ik wil een oud slagschip.” Achtenveertig uur later was de Amerikaanse gast van het Ritz-hotel in Londen de gelukkige eigenaar van een slagschip.
In het Ritz-hotel in Barcelona hebben de kamermeisjes nog steeds de opdracht om de tandenborstels van de klanten te drogen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier