Jonge vennootschappen zijn de pineut
JAN VAN DYCK
Opnieuw heeft het Grondwettelijk Hof een aspect van de vennootschapsbijdrage ongrondwettig genoemd. De gevolgen kunnen ditmaal belangrijker zijn dan de vorige keer.
Sinds ongeveer twintig jaar zijn vennootschappen jaarlijks een zogenaamde vennootschapsbijdrage verschuldigd. Zij dient om de kas van de sociale zekerheid van zelfstandigen te spekken. Men is er dan ook altijd van uitgegaan dat het om een soort socialezekerheidsbijdrage gaat.
Een aantal maanden geleden heeft het Grondwettelijk Hof beslist dat de vennootschapsbijdrage een echte ‘belasting’ is. Op het eerste gezicht is dat een discussie op het niveau van het geslacht van de engelen. Maar bij nader inzien, is er meer aan de hand. Aan belastingen worden wettechnisch hogere eisen gesteld dan aan sociale bijdragen. In België worden belastingen traditioneel als een vorm van onteigening beschouwd. Vandaar dat de grondwet uitdrukkelijk stelt dat alleen de wetgever belastingen kan invoeren. De Koning kan dat normaal gezien niet. De wetgever kan bijgevolg aan de Koning ook niet in het algemeen de bevoegdheid verlenen om een belasting in te voeren. Zo’n belasting is strijdig met de grondwettelijke voorschriften.
Het is precies op dit punt dat de vennootschapsbijdrage op sommige punten vatbaar is voor kritiek. Zo is er het tarief van de bijdrage. In het begin stond het tarief kort en goed in de wet zelf te lezen. Geen vuiltje aan de lucht dus. Een aantal jaren geleden wou de regering een onderscheid invoeren tussen kleine en grote vennootschappen. Grote vennootschappen zouden voortaan een hogere bijdrage verschuldigd zijn. Om dit te realiseren, schreef de wetgever het maximumbedrag van de bijdrage in de wettekst in, en gaf hij de Koning de opdracht concreet te bepalen hoe hoog de bijdrage voortaan zou zijn, waarbij hij ‘inzonderheid’ rekening zou mogen houden met de omvang van de vennootschap.
De Koning deed wat van hem gevraagd werd. Op die manier zijn kleine vennootschappen voor het lopende jaar een bijdrage verschuldigd van 347,50 euro, en grote vennootschappen een bijdrage van 852,50 euro.
Volgens het Grondwettelijk Hof is hier nauwelijks iets op aan te merken. Dat een belasting uitsluitend door de wetgever kan worden ingevoerd, betekent volgens het Hof, dat de wetgever er de ‘essentiële’ elementen van moet vastleggen. Dat is hier gebeurd. Het Hof nam er alleen maar aanstoot aan, dat de Koning ‘inzonderheid’ rekening kon houden met de omvang van de vennootschap. Volgens het Hof is het woordje ‘inzonderheid’ er te veel aan: de Koning mag niet met om het even wat rekening houden. Hij moet zich daarom beperken tot het criterium dat de wetgever duidelijk gewild heeft. Bijgevolg mag hij zijn onderscheid uitsluitend baseren op de omvang van de vennootschap (wat hij in werkelijkheid ook heeft gedaan, al kunnen daar ook weer kritische kanttekeningen bij geplaatst worden).
De Koning kreeg daarnaast van de wetgever de bevoegdheid een aantal vennootschappen vrij te stellen van de vennootschapsbijdrage. Zo onder meer de vennootschappen die zich in een toestand van vereffening, faillissement of gerechtelijke reorganisatie bevinden. Aan de Koning werd gevraagd de uitvoeringsmodaliteiten daarvan te regelen. Aangezien de bevoegdheidsdelegatie daartoe beperkt werd, is er volgens het Grondwettelijk Hof op dit punt niets aan de hand.
Anders is het met de delegatie om te bepalen onder welke voorwaarden beginnende vennootschappen gedurende de eerste drie jaar vrijgesteld kunnen worden van de vennootschapsbijdrage. Deze delegatie is zeer algemeen. Volgens het Grondwettelijk Hof is zij te algemeen. Het verklaart deze delegatie daarom strijdig met het grondwettelijk voorschrift dat een belasting in principe door de wetgever geregeld moet worden.
De bestaande (voorwaardelijke) vrijstelling voor beginnende ‘personenvennootschappen’ die door de Koning werd ingevoerd, komt hiermee op de helling te staan. Om dat te verhelpen, zit er niets anders op dan dat de wetgever zijn huiswerk herdoet.
De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.
De vrijstelling voor beginnende vennootschappen komt op de helling te staan.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier