Jobplan Milquet smaakt flety
De doelstellingen die federaal minister van Werk Joëlle Milquet (cdH) vooropstelt in haar geactualiseerde werkgelegenheidsplan, zijn nobel: de Belgische werkgelegenheidsgraad van 62 procent optrekken naar het EU15-gemiddelde van 67 procent en vooral de werklozen uit de zogenaamde kansengroepen naar de arbeidsmarkt loodsen.
Maar haar recept smaakt flets en is te eenzijdig samengesteld. Meer aandacht besteden aan vorming is een terechte bezorgdheid. Momenteel wordt 1,2 procent van de loonmassa besteed aan opleiding. Dat moet stijgen tot 2 procent. Ook haar pleidooi om tot een beter evenwicht te komen tussen werk en vrije tijd, is terecht. Maar dat moet niet gebeuren via een uitbreiding of verlenging van de verlofstelsels. In België bestaan al 24 gesubsidieerde verlofsystemen. Gezien de noodzaak om de werkgelegenheidscijfers op te trekken, kan een uitbreiding pas als er ook druk wordt uitgeoefend om langer te werken. Langer werken betekent ten eerste meer uren presteren op jaarbasis. De jaarlijkse arbeidstijd is in België met 1571 uren niet alleen een van de laagste van Europa. Bovendien werken we almaar minder: in 1996 bedroeg het aantal gepresteerde uren op jaarbasis nog 1646.
Ten tweede staat langer werken gelijk aan langere carrières. Het Generatiepact mag dan wel stilaan voor een mentaliteitswijziging hebben gezorgd, het is onvoldoende. Het werkgelegenheidsbeleid legt nog altijd te veel de nadruk op de bonussystemen. Wie langer werkt, krijgt een bonus en Joëlle Milquet wil een mobiliteitspremie invoeren voor wie in een ander gewest gaat werken. Daarnaast ligt er een voorstel op tafel om de werkloosheidsvallen te verkleinen door gezinshoofden die opnieuw aan het werk gaan een premie te geven van 75 euro per maand. Allemaal lovenswaardige maatregelen, maar het ware beter geweest als de minister aan die bonus ook een malus zou toevoegen. Werknemers moeten niet alleen de positieve effecten voelen van een bonus, ze moeten ook negatieve prikkels krijgen als ze de arbeidsmarkt vervroegd willen verlaten. Verschillende Europese landen kennen zo’n bonus-malus- systeem. In Zweden krijgt men per jaar extra werken boven 65 jaar een bonus van 8 procent op het jaarlijkse pensioen, een jaar vroeger stoppen betekent 6 procent minder pensioen. Ook Oostenrijk (bonus 4 procent, malus 3 procent) en Duitsland (bonus 6 procent, malus 3 procent) werken met zo’n systeem.
Meer aandacht voor bestraffing maakt het recept voor een betere arbeidsmarkt pikanter. Maar Milquet aarzelt om die ingrediënten te hanteren. Dat werd de voorbije weken nog eens pijnlijk duidelijk in de federale regering. Tijdens de begrotingsopmaak voor 2009 vochten Open Vld enerzijds en cdH en PS anderzijds een robbertje over de activering van 50-plussers. Milquet stond in dat dossier op de rem en het klinkt dan ook ongeloofwaardig als uitgerekend de federale minister van Werk nu een pleidooi houdt voor een versterkte activering van de werkzoekenden. De obstructie van Milquet heeft er Vlaams minister van Werk Frank Vandenbroucke (sp.a) van overtuigd om samen met de Vlaamse sociale partners te sleutelen aan een eigen begeleidingsplan voor 50-plussers. Als signaal aan zijn federale collega kan dit tellen. (T)
Door Alain Mouton
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier