‘Jo Vandeurzen is een deugniet’
Jo Vandeurzen is als Vlaams minister van Welzijn verantwoordelijk voor de Vlaamse rusthuizen. Om de verzuchtingen van de sector beter te leren kennen, stuurden we hem een halve dag de werkvloer op.
W oensdagochtend, 9.30 uur. Jo Vandeurzen stapt gezwind het woon- en zorgcentrum Sint-Jozef in Berchem-Antwerpen binnen. De vzw Sint-Jozef is met zijn 45 kamers een eerder bescheiden woonzorgcentrum, maar de uitbreidings- en moderniseringswerken zijn tijdens het bezoek volop aan de gang. Eind volgend jaar zal het centrum in een nieuwe vleugel 31 bedden extra tellen, plus tien plaatsen voor dagverzorging. Meteen worden ook de verouderde faciliteiten, zoals de keuken, aangepakt.
Zoals dat de gewoonte is, steunt de overheid die werken via het steunfonds voor zorg- en welzijnsinfrastructuur VIPA. En zoals overal had de directie gehoopt op meer steun, want meer eigen investeringen betekent minder ruimte voor diensten. Directeur Luc De Wulf probeert dan ook om Vandeurzen tijdens een briefing vooraf even duidelijk te maken hoe moeilijk de situatie wel is. Tevergeefs, zo blijkt al snel. “Verwacht je dat ik medelijden heb? The sky is the limit niet, de middelen zijn beperkt”, zegt Vandeurzen. De Wulf krijgt wel gratis advies van zijn minister. “Werk efficiënter”, klinkt het.
“Met het debat over de groeinorm voor uitgaven in de ziekteverzekering wordt dit steeds belangrijker. We weten dat het aanhouden van 4,5 procent groei per jaar niet realistisch is. We weten ook dat we enorm moeten gaan investeren in de zorg, en vooral chronische zorg en ouderenzorg. Goede zorg is per definitie kleinschalig, bijna intimistisch, maar wordt organisatorisch ook steeds complexer. En elk jaar stijgt de levensverwachting van de gemiddelde Vlaming met drie maanden. Het aantal honderdjarigen gaat enorm snel vertienvoudigen en ook dementie neemt spectaculair toe. We moeten dan ook zorgen dat de efficiëntie maximaal is. Uit studies van McKinsey weten we dat zeker 5 tot 7 procent efficiëntiewinst mogelijk is”, zegt Vandeurzen aan De Wulf.
Het is een euvel waar ook de ziekenhuissector onder lijdt, weet Vandeurzen uit eerste hand. Hij is jaren voorzitter geweest van de fusiegroep Ziekenhuis Zuid-Oost-Limburg. “Ik zat onlangs in een meeting waar iemand van een groot ICT-bedrijf met flashy filmpjes voor een aantal ziekenhuisdirecties uitlegde hoe ICT zou moeten toegepast worden. Toen zei zo’n directielid: ‘Fantastisch, maar daar hebben wij geen geld voor.’ Die ICT-man antwoordde: ‘ I am sorry, maar in sommige ziekenhuizen zie ik vijf plaatsen waar de voorraden worden geleverd en tien waar voorraden worden opgeslagen. Dat gaat in tegen de basics uit de gewone ondernemerswereld die jullie ook moeten waarmaken.”
De Wulf weet het allemaal wel. Alleen is het ook afraken van verstarde gewoontes. “De zusters hier werken bijvoorbeeld al twintig jaar met dezelfde aannemer en veranderen niet graag. Die sfeer moet eruit, we moeten professionaliseren. Ook bij collega’s van mij zit die sfeer er nog wel wat in.” Toch heeft Sint-Jozef al een eerste voorzichtige stap gedaan naar efficiëntieverbeteringen, door zich aan te sluiten bij een West-Vlaamse aankoopcentrale voor onder meer dranken. “Dat getuigt van inzicht”, zegt Vandeurzen bemoedigend. “We moeten die weg op. We moeten niet spreken in verkrampte termen van ‘de overheid moet meer geld geven, want ik kom niet toe’. Goed management behoort voor alle organisaties, of dat nu thuiszorg is of ziekenhuizen, tot hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.”
9. 55 uur. We verdenken Vandeurzen er al bijna van het gesprek bewust te rekken. Hoog tijd om aan de slag te gaan. Voor de minister ligt een witte schort klaar. Het hemd gaat uit, maar de fotografe hapt niet toe. Vandeurzen snijdt haar ook vakkundig de pas af. “Ik heb het volste vertrouwen in uw discretie”, zegt hij nadrukkelijk. “Heb je ook zo geen witte broek”, vraagt Vandeurzen. “Verbazingwekkend dat hij daar geen probleem mee heeft”, fluistert De Wulf. De begeleiding van Vandeurzen is in handen van bewonersverantwoordelijke Frie Van Roosendael. De Wulf dwingt zichzelf verder afzijdig te blijven. Slechts heel sporadisch kruisen – ongetwijfeld toevallig – onze paden.
10.05 uur. Vandeurzen moet bij de bewoners noteren wat zij de volgende twee dagen als ontbijt wensen. Mevrouw Verbiest (“het getuigt van veel respect om de mensen met meneer en mevrouw aan te spreken”, vindt Vandeurzen) is als eerste aan de beurt. “Bent u een dokter”, vraagt de 93-jarige, enigszins verbouwereerd door het plotse opduiken van een kleine meute. ” Neuh, een gewone mens”, reageert Vandeurzen. Elisabeth Verbiest houdt het noodgedwongen sober. “Ik heb heel veel last van mijn tandvlees. En van mijn karakter”, grinnikt ze. Een eerste van de vele open doelkansen voor Limburger Vandeurzen. “Bent u dan van Antwerpen?”, Vandeurzen grijnst.
Wat Vandeurzen al snel opvalt, zijn de grote kamers. Meteen de reden, volgens De Wulf, waarom Sint-Jozef een lager steunbedrag kreeg van het VIPA. De financiering is gebaseerd op het aantal woongelegenheden. In de nieuwe vleugel werd echter relatief veel ruimte gewijd aan gemeenschappelijke ruimtes om een tekort eraan in het oude gedeelte te compenseren.
De bewoners mogen hun kamers schilderen, behangen en volledig naar eigen smaak inrichten. Ze mogen ook hun eigen meubelen installeren, met uitzondering van het bed. Vandeurzen knikt goedkeurend. “Dit is redelijk uitzonderlijk.” De bewoners mogen ook hun kamer afsluiten. Sommige kamers zijn voorbehouden voor koppels. Maar als een van de partners overlijdt, mag de andere toch in de dubbelkamer blijven. De gemiddelde verblijfsduur in Sint-Jozef daalt wel voortdurend. Tien jaar geleden bedroeg die vijf jaar, nu nog 2,8 jaar. En die statistiek wordt dan nog scheefgetrokken door één bewoonster die er al 30 jaar is. Dat de gemiddelde leeftijd van de bewoners intussen 89 jaar bedraagt, is natuurlijk niet vreemd aan die kortere verblijfsduur.
Ook de kwieke Rachelle Somers (94) is verrast door het hoge bezoek. “Mijn tafel ligt vol rommel.” Vandeurzen sust meteen. “Vergeleken bij mij thuis, is dat hier grote orde.” Mevrouw Somers straalt. “Dank u wel, hé meneer”, roept ze Vandeurzen na. Fotografe Lies verbaast zich intussen over het feit dat ze alleen vrouwelijke bewoners ziet. Toch zijn er zes mannen op de 47 inwoners, weet verantwoordelijke Frie.
10.35 uur. Frie wil dat Vandeurzen de waterronde doet, vuile glazen vervangen door propere en flessen aanvullen waar nodig. “Tegen mijn natuur in moet ik nu doen wat u zegt”, pruilt Vandeurzen. “En ik ga daarvan profiteren”, zegt Frie.
“Dag mevrouw”, zegt Vandeurzen even later aan Jeanneke Peeters. “Ik moet hier uw glas komen vervangen, want ze geloven niet dat ik ook kan werken.”
“Iedereen leest hier Gazet Van Antwerpen”, merkt Vandeurzen op bij meneer Mahieu, een gewezen dierenarts en de postbezorger voor de andere inwoners. “En, staat er iets dramatisch in?” Mahieu: “Ja, hier zie, ‘West-Vlaanderen paradijs voor pedofielen’.” Vandeurzen kijkt bedenkelijk. De krant schrijft dat katholieke politici mede verantwoordelijk zijn, omdat ze nooit iets gezegd hebben, weet Mahieu nog. “We zijn er altijd bij hé”, reageert Vandeurzen.
“Ik wens dat u veel stemmen haalt”, zegt Mahieu alsnog bij ons vertrek. “Dát is nu eens een heel verstandige mens”, reageert de Limburgse CD&V-excellentie.
10.50 uur. Vandeurzen moet voorlezen in de algemene ruimte. Een lange tafel wacht hem op, toevallig of niet alleen met vrouwen. Vandeurzen voelt zich als een vis in het water, vertelt het verhaal van ex-wielrenner Eugène Van Roosbroeck, die in 1948 een olympische gouden medaille won. “Ik had 100 gram geluk in mijn leven en daarmee kom je verder dan met 100 kilo verstand”, liet Van Roosbroeck optekenen. “Een intelligente man”, vindt iedereen. Een verhaal over de sociaalnetwerksite Facebook wordt afgewimpeld. “Daar kennen wij niets van.” Maar het weer is een ‘must’. Er worden opklaringen uit het noordoosten verwacht. “Dat is vanuit Limburg”, kan Vandeurzen niet laten op te merken. Wolken en kans op onweer de volgende dagen “is weer typisch voor Antwerpen”.
Iemand vraagt zowaar naar nieuws over de burgemeesters van Brussel-Halle-Vilvoorde. Vandeurzen is duidelijk verrast. “Nu dacht ik, ze gaan eindelijk een dag niet spreken over BHV.” Dan valt het oog van Vandeurzen op een weetje. “Hier zie, dit gaat over dit rustoord: ‘Sexy, stout en spraakmakend’ (lacht).” Wat er verder nog wordt gelezen, wil Vandeurzen weten. “Geen sterfgevallen”, klinkt het.
11.15 uur. Het personeel verzamelt voor de dagelijkse briefing. Vandeurzen duikt op weg naar het zaaltje onverwachts de keuken in en is niet bepaald onder de indruk. “We gaan de keuken volledig renoveren”, anticipeert De Wulf. “Als je me nu vraagt, wat nog kan verbeteren in efficiëntie. Dit dus”, zegt Vandeurzen stilletjes.
De vergadering gaat vergezeld met een bord soep en boterhammen. Ook Vandeurzen lepelt lustig mee. “Tomatensoep, mijn lievelingssoep!” De Wulf doet intussen de technologische ontwikkelingen in het centrum uit de doeken. Informatie over de patiënten wordt in kleine toestellen op de kamer verzameld en ingevoerd in de pc. “Een eerste stap in het elektronisch zorgdossier”, zegt de directeur trots. “Dát is efficiëntie,” complimenteert Vandeurzen hem.
Sint-Jozef heeft ook de bedeling van medicatie uitbesteed aan apothekers. Het gros van de pillen wordt met robots klaargezet en verder aangevuld door een apotheker. Daardoor kan Sint-Jozef zijn verpleegkundigen weer vrijmaken voor kerntaken. “Ze hadden zelfs te weinig tijd om bij de bewoners het effect van hun medicatie na te gaan”, zegt De Wulf. De medicatie is een onderwerp waarover de directie al wel eens overhoop ligt met de vaste arts. “Als een bewoner met een te hoge suikerspiegel eens een stukje taart mee wil eten, waarom niet? Die mag toch ook genieten van de weinige tijd die hem of haar misschien nog rest. Daar moeten we soms de artsen wat tegen de haren in strijken”, zegt de directeur. De Wulf vindt trouwens dat ouderlingen te veel medicatie krijgen. “We gaan met twee andere rusthuizen in de buurt samen zitten om het medicatiebeleid te bespreken met de arts.”
Vandeurzen vraagt intussen honderduit. De oudgedienden van het huis benadrukken dat het allemaal zwaarder is geworden. “De mensen verwachten veel meer van de zorg.” Even opschudding als iemand meent begrepen te hebben dat werd gezegd dat het takenpakket in het rusthuis niet zwaar is. “Dat is erg”, roept een collega. “Ze moeten hard werken”, beaamt De Wulf. Alle inwoners moeten wekelijks in bad en daarnaast verscheidene keren in de douche. De zwaar hulpbehoevenden gaan ook steevast mee naar de activiteiten. “Onze bewoner moet zeggen wat hij graag doet en wij proberen dat”, zegt De Wulf, die 40 werknemers leidt. Daaronder vijftien verzorgenden en negen verpleegkundigen.
Vandeurzen begint zelf over het nijpende personeelstekort in de sector. “Velen stappen er relatief vroeg uit of gaan deeltijds zodra er kinderen zijn.” Maar het kan ook anders, weet De Wulf. “Er zijn er die weer beginnen zodra de kinderen het huis uit zijn. De 57-jarige Gusta Van Den Langenbergh is daarvan het beste bewijs. Haar kinderen zijn nu het huis uit. Na vele jaren bureauwerk volgde zij bij de VDAB een cursus voor verzorgende en verzeilde ze via een stage in Sint-Jozef. “Ik ben helemaal opengebloeid”, geeft Gusta toe. Vandeurzen is duidelijk zeer aangenaam verrast. “Ik ga u gebruiken als getuige”, zegt hij enthousiast. “We gaan nooit mensen genoeg vinden als we niet een aantal kunnen overtuigen om in te stappen als ze uitgekeken zijn op hun job of hun kinderen het huis uit zijn. Dit is fantastisch.”
Vandeurzen heeft laten uitrekenen dat Vlaanderen tegen 2015 door de aanzwellende vergrijzing 60.000 extra werknemers verplegend personeel nodig zal hebben. “De gemiddelde leeftijd in de zorgsector is relatief hoog, boven de 50. Over een aantal jaren gaan zeer velen met pensioen en die moeten worden vervangen.” Alleen worstelt de ouderenzorg daar met een negatief imago, zeker vergeleken met de ziekenhuissector. “Velen hebben een verkeerd beeld van deze job”, bevestigt Frie, die zelf een lange carrière als ziekenhuisverpleegkundige achter de rug heeft. “Studenten verpleegkunde denken dat je niet veel mag doen.” Vandeurzen heeft zijn plannen klaar. “We gaan proberen met imagocampagnes de zorgberoepen in de ouderenzorg, maar ook in de thuiszorg, positiever te profileren. De imagocampagnes gingen tot nog toe te eenzijdig over ziekenhuissituaties.”
11.30 uur. Vandeurzen moet ‘de lift doen’, bewoners begeleiden naar de eetzaal beneden. “Op een knopje duwen, dat is voor een politieker nog doenbaar”, klinkt het droog. “Wat een eer om door de minister naar beneden te worden gebracht”, zegt iemand. “We wachten op u”, roept Vandeurzen even later tegen een andere bewoonster. ” Le chique monde se fait attendre“, zegt ze zacht. Vandeurzen schatert. “Ik ben minister van Welzijn, en ik moet komen leren hoe dat allemaal werkt”, zegt hij later tegen een van de weinige mannelijke bewoners. “In afwachting dat u ook oud wordt zeker”, is de repliek.
11.45 uur. De eetzaal zit vol. “We zouden het systeem van Pizza Hut willen toepassen, dat men op u wacht en uw plaats wijst”, zegt De Wulf. Vandeurzen mag met de drank rondgaan. Water en tafelbier zijn in de dagprijs inbegrepen. Voor wijn en enkele andere bieren moet extra worden betaald. “Hier iemand iets, drank, bier?”, polst Vandeurzen. “Ik ga voor champagne”, zegt iemand. “Dat is hier wel een heel elitair centrum”, reageert Vandeurzen.
“Bent u het die voorgelezen heeft”, vraagt een vrouw plots. “Gij zijt een deugniet”, zegt ze gedurfd. Vandeurzen: “U bent een deugniet.”
Vandeurzen moet nu in de keuken eerst de soep ophalen en opscheppen. Het lukt hem zonder morsen. Nadien bedient hij mee de hoofdmaaltijd. Een bewoner heeft intussen zijn geheugen gepijnigd. “Het is moeilijk te onthouden tegenwoordig. Er zijn zoveel ministers.” Vandeurzen: “Hier krijg je de waarheid te horen. Er zijn te veel ministers.”
Frie komt tijdens de maaltijd terug op het aankoopbeleid. De firma’s die bijvoorbeeld incontinentiemateriaal leveren, houden ook nuttige statistieken bij. Zo weet Sint-Jozef dat per 24 uur gemiddeld twee luiers worden gebruikt. “Dat is niet zo veel, omdat we de mensen ook veel op het toilet zetten, ‘s nachts ook.”
12.20 uur. Na het afruimen zit het erop voor Vandeurzen. Hij steekt De Wulf meteen een hart onder de riem. “U beschikt niet altijd over de meest moderne infrastructuur, maar in mentaliteit en filosofie is iedereen duidelijk mee. Dat is ook het voordeel van kleinschaligheid. Met 40, 45 man kan je elkaar kennen, en lief en leed wat delen.”
“We zijn het er allemaal over eens dat er mogelijkheden zijn om efficiënter te werken. Maar ik zie hier het juiste verhaal en wat het concreet betekent voor de ouderen. Ze mogen hun meubels meebrengen, kunnen communiceren, worden fatsoenlijk aangesproken. Dat zijn zaken die dit tot echte zorg maken.”
De Wulf is zichtbaar opgelucht en beaamt. “Wij merken dat de mensen hier weer kunnen genieten.”
Tot slot komt nog even de commer-ciële rusthuissector ter sprake. Vandeurzen vindt niet dat de druk om de efficiëntie te verhogen, in diens kaart speelt. “Ik ben zelf voorzitter geweest van een openbaar ziekenhuis. Ik heb jaren moeten vechten tegen het stigma van ‘het is openbaar dus zal het inefficiënt en duur zijn’. Waarom zou een social profit-organisatie in Vlaanderen niet even superefficiënt en klantvriendelijk kunnen zijn? Doorgaans zijn ze dat trouwens.”
12.35 uur. Vandeurzen heeft zich omgekleed en vertrekt spoorslags naar het parlement.
Door bert lauwers, fotografie lies willaert
“Goed management behoort voor alle organisaties, of dat nu thuiszorg is of ziekenhuizen, tot hun maatschappelijke verantwoordelijkheid”Jo Vandeurzen, minister van Welzijn
“Goede zorg is per definitie kleinschalig, bijna intimistisch, maar wordt organisatorisch ook steeds complexer” Jo Vandeurzen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier