Islamisten zijn wrokkig en gevaarlijk
In mijn jeugd in de jaren vijftig van de twintigste eeuw heb ik meegemaakt dat in het bolwerk van de islam dat de medina van Tunis is, de vrouwen de sluier aflegden in naam van de verwestering en de moderniteit. Het betrof de vrouwen, dochters en zusters van de schriftgeleerden die doceerden aan de een eeuw oude theologische universiteit van de Zitouna, een van de drie belangrijkste van de soennitische islam, schrijft dichter en auteur Abdelwahab Meddeb, geboren in Tunis in 1946. Hij doceert vergelijkende literatuurwetenschap aan de universiteit van Paris X-Nanterre. Meddeb publiceerde “La Maladie de l’Islam” kort na de moorddadige aanslag op de Twin Towers in New York en dat is nu vertaald en uitgegeven door Ten Have/Pelckmans. Niets te vroeg. Abdelwahab Meddeb denkt en polemiseert in de geest van een encyclopedist – Diderot, d’Alembert, Voltaire, Rousseau, iconen van de Verlichting in Frankrijk. Typisch is dat hij niet leraart aan een islamuniversiteit, wel in Paris X-Nanterre, een brandhaard in mei ’68. Wie in de Levant schrijft wat Meddeb denkt, behoudt nooit een aanstelling aan een school. Pek en veren en uitsluiting, zo niet erger, zijn de straf.
Wie zaken doet met het Midden-Oosten, wie samenwerkt in zijn bedrijf met moslims, wie een maatschappelijke belangstelling heeft, kan veel leren uit “De Ziekte van de Islam”. De hoofdstukken zijn kort, de geleerdheid van Meddeb is boven alle verdenking. Toch is het geen boek voor geschoolde politicologen, theologen of filosofen. De toegang is breed en uitnodigend. De Gentse hoofddoekenkwestie en de krantentribunes nadien van de Turks-Gentse schepen voor Personeelszaken zouden zeer verhelderd geworden zijn met de collectieve lezing en discussie van De Ziekte van de Islam in een leesclub van allochtonen en autochtonen. Dat de vrouwen in het conservatieve Tunesische milieu waarin Meddeb opgroeide de sluier aflegden, had te maken met het emancipatoire streven van president Bourguiba. Echter, belangrijker, het paste in de tijdgeest. In de hele Arabische wereld was het een onderdeel van een ontwikkeling die aan het eind van de negentiende eeuw was begonnen met het pamflet van Qasim Amin over de onderworpenheid van de vrouwen, waarvan de sluier het symbool is. Qasim brengt vooral naar voor dat de onderdrukking van de vrouwen niet uit de islam maar uit de gewoonten voorkomt.
Je hebt moslims en islamisten. Bij moslims overheerst een zachte religieuze beleving, gezagsgetrouw, routineus, troostend. Bij hen weinig of geen anti-occidentalisme of haatgevoelens tegenover de “christenhonden”. De massa’s halfgeletterde islamisten vormen, bewijst Meddeb, de blijvende ziekte van de islam. Sinds de misdaad van 11 september 2001 dringt een diffuus islamisme als een zacht gif in de islamitische gemeenschappen. De islam is door de interpretatie van de islamisten veranderd in een totalitaire ideologie. Islam wordt de toetssteen voor een front tegen de macht, de wetenschappen van het Westen. De overgang naar het terrorisme staat zo open voor iedere geprogrammeerde kandidaat.
De islam van de integristen in 2007 gaat terug op de rechtsgeleerde Ibn Hanbal van de negende eeuw in Bagdad. Hij leerde dat de Koran letterlijk moest worden gelezen en elke interpreterende verbloeming moest worden vermeden. De band tussen Ibn Hanbal en Mohammed Ibn al-Wahhab (1703-1792) is direct. Deze grondlegger van het wahhabisme, de leer van de sjeiks van Saoedi-Arabië, een puristische, fundamentalistische versie van de islam, schreef en predikte terwijl Europa in de gloed van de Verlichting stond. Het integrisme is de ziekte van de islam, net als de onverdraagzaamheid de ziekte van het katholicisme was en het nazisme die van Duitsland. De islamitische vrijdenkers zijn in de loop van de geschiedenis teruggedreven door fanatici. Sinds de Europese Verlichting voelt de moslim zich van zijn positie gestoten en werd hij een wrokkig mens.
Frans Crols
Abdelwahab Meddeb, De Ziekte van de Islam,
Ten Have/Pelckmans, 2007, 238 blz. 25 euro
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier