INTRESTEN. KAPITAALLENING AFGESLANKT
Aftrekbeperking minder drastisch dan verwacht
Enkele weken geleden werd in deze kolommen reeds gemeld dat de regering op dit ogenblik een wetsontwerp voorbereidt waarin de fiskale maatregelen voorkomen waartoe zij in het kader van de opmaak van de begroting voor 1996 besliste. We gingen toen in detail in op de voor vennootschappen zeer belangrijke maatregel in verband met de aftrek van interesten van leningen die dienen om aandelen te verwerven waarvan de dividenden in aanmerking komen voor de zogenaamde DBI-aftrek.
KONSTRUKTIES.
Tijdens haar begrotingsronde besliste de regering immers om de aftrek van dergelijke interesten sterk aan banden te leggen. Dit om konstrukties te vermijden waarbij vennootschappen op zeer korte termijn lenen, om met het geleende geld ook op zeer korte termijn aandelen te verwerven. Aandelen waarvan de dividenden in aanmerking komen om als definitief belaste inkomsten (DBI’s) afgetrokken te worden van het belastbaar inkomen. Waarna de vennootschap met de ontvangen als DBI aftrekbare en dus niet belastbare dividenden de interesten betaalt, de aandelen vervolgens wederverkoopt, met de opbrengst daarvan de lening aflost, en per slot van rekening een pak fiskaal aftrekbare interesten overhoudt, die ze dan kan aftrekken van haar andere belastbare inkomsten.
Het “wapen” dat in stelling zou worden gebracht om deze konstrukties te bestrijden, zou erin bestaan dat de interesten van dergelijke leningen niet meer aftrekbaar zouden zijn, als men de aandelen die ermee gefinancierd zijn, niet gedurende ten minste één jaar in bezit heeft.
Maar uit het voorontwerp van wet, zoals het inmiddels binnen de regering is voorbereid, blijkt dat de maatregel uiteindelijk veel minder ver gaat.
Met de aangekondigde schrapping van de interestaftrek zouden de “goeden” het samen met de “kwaden” hebben moeten bekopen. De aftrek van de interesten zou dan immers in het algemeen uitgesloten geweest zijn, telkens een vennootschap de aandelen nog geen jaar in bezit heeft ; ook als er van belastingontwijking in de verste verte geen sprake is.
JAAR.
Vandaar dat ervoor geopteerd is de maatregel verder te verfijnen. En de aftrek van de interesten enkel uit te sluiten zodra blijkt dat de aandelen binnen het jaar terug vervreemd zijn geworden. En dan nog alleen maar voor zover het aandelen betreft die niet in aanmerking komen om onder de financiële vaste activa te worden geboekt ; en die ook geen aandelen in verbonden ondernemingen zijn of in ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat.
Van een uitsluiting van de interestaftrek zal in de praktijk bijgevolg enkel sprake kunnen zijn als het inderdaad om korte-termijnoperaties gaat waarbij het hoegenaamd niet de bedoeling is aandelen op duurzame wijze te verkrijgen. De aftrek van de interesten zal dan verworpen worden tot beloop van een bedrag dat gelijk is aan de dividenden van deze aandelen, die voor de DBI-aftrek in aanmerking komen.
VERBAND.
Merk in dit verband op dat de voorgestelde maatregel de bedoeling heeft de aftrek van interesten te treffen van leningen die als financiering moeten dienen voor dergelijke korte-termijnoperaties met aandelen. Nochtans wordt in de voorgestelde tekst geen rechtstreeks verband vereist tussen de lening langs de ene kant, en de verwerving van de aandelen langs de andere kant. Het wetsontwerp zegt enkel dat de aftrek van de interesten die een vennootschap betaalt, in het gedrang kan komen, zodra men vaststelt dat er korte-termijnoperaties met aandelen gebeuren. Zonder dat die interesten specifiek betrekking moeten hebben op een lening die voor de financiering van die operaties is aangegaan. Dat kunnen dus ook de interesten van andere leningen zijn.
Stel bijvoorbeeld een vennootschap die een lening heeft aangegaan om machines te kopen. De interesten van die lening komen normaal gezien in aanmerking om afgetrokken te worden van het belastbaar inkomen. Veronderstel dat deze vennootschap met eigen middelen aandelen aankoopt die ze korte tijd later (na inning van de dividenden) terug verkoopt. Deze korte-termijnoperatie zal dan als men de tekst van het wetsontwerp mag geloven ook tot gevolg kunnen hebben dat de interesten van de lening die gediend heeft om machines te kopen ook niet afgetrokken kunnen worden. Tot beloop van de dividenden die afkomstig zijn van de inmiddels opnieuw verkochte aandelen (voor zover die in aanmerking zijn gekomen voor de “DBI-aftrek”).
KAPITAALLENING.
Wat biedt het wetsontwerp nog meer ? Nog in verband met de verwerving van aandelen is het een publiek geheim dat de aftrek van interesten van zogenaamde kapitaalleningen de fiskus al lang een doorn in het oog is. Waarover gaat het ?
Stel dat een bestuurder of werkend vennoot aandelen wil verwerven van de vennootschap waarin hij aktief is. Hij wil bijvoorbeeld intekenen op een kapitaalverhoging ; of hij krijgt de kans aandelen over te kopen van een andere aandeelhouder. En stel dat hij daarvoor een lening aangaat bij de bank. Dergelijke lening noemt men dan een kapitaallening. De interesten van dergelijke kapitaallening zijn in hoofde van een bestuurder of werkend vennoot, als beroepskosten aftrekbaar van zijn belastbaar inkomen. Op voorwaarde dat hij uit dezelfde vennootschap ook belastbare beroepsinkomsten ontvangt.
PARTICIPATIE.
Dat die interesten als beroepskosten aftrekbaar zijn, maakt dat kapitaalleningen in de praktijk zeer gegeerd zijn en ook veel gebruikt worden. De volledige fiskale aftrekbaarheid van deze interesten laat immers toe om op een fiskaal voordelige manier een participatie (in de eigen vennootschap) op te bouwen.
Op zich is daar niets op tegen. Maar de fiskus heeft er blijkbaar wel moeite mee dat die interesten langs de ene kant volledig aftrekbaar zijn van het progressief belastbare beroepsinkomen, terwijl ze langs de andere kant dienen voor de opbouw van een roerend patrimonium waarvan de inkomsten onder toepassing vallen van de bevrijdende roerende voorheffing.
PROTEST.
Vandaar blijkbaar de gedachte om deze (voor de fiskus) “dure” interesten voortaan niet meer aftrekbaar te verklaren. Maar het voornemen daartoe heeft in de praktijk onmiddellijk voor zo’n storm van protest gezorgd, dat binnen de kortste keren besloten werd, de maatregel alsnog te beperken. De aftrek van de interesten zou nu alleen uitgesloten worden, voor zover de kapitaallening dient om “in te schrijven” op de aandelen bijvoorbeeld naar aanleiding van een kapitaalverhoging van de vennootschap. En niet als de lening dient om aandelen van de vennootschap op een andere wijze te verwerven. Bijvoorbeeld, wanneer een bestuurder of werkend vennoot ze overkoopt van een andere aandeelhouder of vennoot.
PRECIZERING.
Nog twee belangrijke precizeringen in dit verband. Tijdens haar begrotingsronde besliste de regering de nieuwe maatregel te laten ingaan vanaf het aanslagjaar 1997. Wat dan tot gevolg zou hebben dat de interesten die vanaf het inkomstenjaar 1996 betaald worden, niet meer als beroepskost aftrekbaar zouden zijn. Ook als die interesten betrekking hebben op vroeger afgesloten leningen.
Maar zover komt het niet. De regering heeft inmiddels beslist dat de beperking van de aftrekbaarheid van de interesten van kapitaalleningen uitsluitend betrekking zal hebben op interesten van leningen die vanaf 17 oktober 1995 zijn aangegaan, dag waarop de ministerraad zijn goedkeuring heeft gehecht aan het voorontwerp van wet. De vóór 17 oktober 1995 afgesloten kapitaalleningen blijven dus volledig buiten schot : hun interesten zijn bij voortduur als beroepskost aftrekbaar. Ook als de lening gediend heeft om in te schrijven op een kapitaalverhoging.
MINIMUM.
Tweede precizering. Men weet dat de vennootschapswetgever begin dit jaar beslist heeft het minimumkapitaal in een naamloze vennootschap op te trekken van 1,25 naar 2,5 miljoen frank. Een verhoging die overigens pas ten vroegste midden volgend jaar, en waarschijnlijk nog later van kracht zal worden. De wetgever heeft aan de koning immers de bevoegdheid gegeven om de inwerkingtreding van deze maatregel die normaal midden volgend jaar zou moeten plaatsvinden eenmalig uit te stellen met ten hoogste een jaar. Een mogelijkheid waarvan men verwacht dat de koning er ook effektief gebruik van zal maken.
Die verhoging van het minimumkapitaal heeft tot gevolg dat alle naamloze vennootschappen die op dit ogenblik werken met een minimumkapitaal van 1,25 miljoen frank, vroeg of laat naar de notaris moeten om hun kapitaal te verhogen naar 2,5 miljoen frank.
Het goede nieuws is nu dat bestuurders die voor deze kapitaalverhoging een lening zullen aangaan, de interesten daarvan ook nog als beroepskost zullen kunnen aftrekken. Niettegenstaande de lening dient om “in te schrijven” op aandelen. Uiteraard voor zover aan alle (andere) voorwaarden voldaan is. En dus op voorwaarde dat de bestuurder uit zijn vennootschap ook belastbare beroepsinkomsten ontvangt.
Zo bekeken zijn de dagen van de kapitaallening dus nog lang niet geteld. De kapitaallening blijft in de running, zij het in afgeslankte vorm.
JAN VAN DYCK
Jan Van Dyck is fiskalist.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier