In memoriam Vaast Leysen: ‘Ik wilde bijdragen tot de Vlaamse vooruitgang, niet de socialisten uitschakelen’

Vaast Leysen (foto uit 1993) © belga
Paul Huybrechts publicist

Eind maart overleed voormalig voorzitter van het Vlaams Economisch Verbond (VEV) Vaast Leysen op 94-jarige leeftijd. In 2010 had publicist Paul Huybrechts twee exclusieve en nooit eerder gepubliceerde gesprekken met hem.

Na ‘Hugo’s Heilige Vuur, de intieme biografie van de jonge Hugo Schiltz, 1927-1954’ werkte Paul Huybrechts in 2010 aan het tweede deel van de biografie van de Vlaams-nationale politicus. De financiële crisis maakte het de toenmalige VFB-voorzitter onmogelijk om dit project tot een goed einde te brengen. In het kader van zijn voorbereidend werk had de auteur in 2010 twee gesprekken met de zopas overleden topbankier Vaast Leysen. Leysen las de antwoorden na en vulde ze links en rechts ook actief aan. Bij wijze van eerbetoon bieden we u het interview – zes jaar na de gesprekken – alsnog aan. Het interview vergt onvermijdelijk wat historische achtergrondkennis. Hieronder leest u de integrale, originele versie van de geprekken.

Mijnheer Leysen, ik overweeg het boek te beginnen met de begrafenis van vakbondsleider André Renard in 1962. De vele aanwezigen daar zijn interessant en natuurlijk ook de persoon van Renard, een samengaan van verfransend wallingantisme met extreem-links etatisme. Mijn vraag: wat was de ultieme drijfveer van Vlaamsgezinde zakenlui zoals u, en ook van veel politici, vanaf pakweg 1965? Was het de vrees voor dat extreem Waals socialisme of de oud-Vlaamse droom van culturele en territoriale gaafheid en autonomie?

Vaast Leysen: “Ik wilde in alles Lieven Gevaert volgen. Ik ben in zijn school (St. Lievenscollege, ongericht door Gevaert in 1930) opgegroeid en ik ben daaraan trouw gebleven. Mijn bedoeling was Vlaanderen grotere zelfstandigheid te geven op een vreedzame manier, zonder geweld. Dat we daarmee ook de linkse Waalse dreiging afhielden was meegenomen, maar zeker niet de dominante drijfveer.

Overigens, vanaf het begin van de zg. Leysen-besprekingen (1974) wilde ik er de socialisten bij betrekken. Ik heb Willy Claes aangeschreven en hij heeft mij schriftelijk geantwoord dat het nog niet, of niet opportuun was. Die brief bestaat. Ik heb hem onlangs nog gezien. Wellicht ging het om een persoonlijke beslissing van Claes, maar allicht sprak hij erover met zijn co-voorzitter André Cools.Mijn bedoeling was bij te dragen tot een oplossing, tot vooruitgang, niet de socialisten uit te schakelen.”

Tijdens de Leuvense kwestie in 1968 behoorde u tot de ‘harde kern’ van Vlaamse professoren. U steunde in januari 1968 met Vereniging van Vlaamse Professoren de staking van de studenten en dus de splitsing van de universiteit. Waarom moest deze toch uitzonderlijke instelling worden gesplist? Er was de arrogantie de Franstaligen, maar tegelijk was de splitsing ‘un péché contre l’esprit’.

Vaast Leysen: “Leuven was een politiek onlogische situatie. Een Franstalige universiteit in een Nederlandstalige omgeving. Ik heb er tegenover Franstalige professoren nooit een geheim van gemaakt dat dit niet houdbaar was. We stonden voor een verdubbeling van het aantal studenten en ik heb de Franstaligen altijd gezegd: dat is in Leuven niet houdbaar, bouw u een nieuwe universiteit vlak over de taalgrens.”

“In de VVP denk ik wel een beslissende rol te hebben gespeeld. Ik voelde na het mandement van de bisschoppen (een bevelschrift dat katholieken verbood de splitsing te steunen, 1966) dat we beslissende momenten beleefden en dat we desnoods de regering- Vanden Boeynants moesten doen vallen. Ik heb de stemming geforceerd. Vele academici, ook flaminganten aarzelden, maar ik dacht: het is nu of nooit. De vergadering is gekanteld, nadat ik mijn standpunt bekendmaakte.”

“Het episcopaat liet mij koud. Ik heb mijn standpunten nooit aan die van de bisschoppen aangepast. Dat belette niet dat ik met alle aartsbisschoppen behalve Suenens die ik niet vertrouwde, zeker met Van Roey, goede betrekkingen had. Ik ben in 1985 nog voorzitter geworden van Pausonthaal. Bisschop De Smedt was de eerste die na 1968 bekende dat de bisschoppen ongelijk hadden.”

In de beginjaren 1970 stonden in de CVP twee strekkingen tegenover elkaar. De ‘oude’ garde Leo Tindemans- Gaston Eyskens versus de medestanders van Wilfried Martens die veel verder wilden gaan in de gewestvorming. Eyskens schrijft daarover in zijn Memoires: ‘Had Martens zijn speech op het congres van 1972 beter overdacht, dan zou hij het land niet in een communautaire en financiële chaos hebben gestort.’ Waar stond u op dat ogenblik?? Waarom de Belgisch gezinde Vlaamse Van Cauwelaert-traditie opgeven?

Vaast Leysen: “Ik behoorde niet tot de groep- Eyskens, nog altijd niet. De zoon zet de traditie voort. Frans Van Cauwelaert heb ik goed gekend. Een verstandig man. Hij was tegenover Martens eerder neutraal. Ik had in 1972 al contact met de jonge Martens. Ik heb met alle CVP-voorzitters ook met Théo Lefèvre, goede relaties gehad. Théo is hier vaak blijven slapen. Hij bleef graag hangen.”

Hoewel in volle oliecrisis met een inflatie van meer dan 15%, waren de politici midden jaren 1970 vooral bezig met institutionele problemen. In 1974.vormt Tindemans een regering zonder socialisten maar met de Volksunie en het Rassemblement Wallon. Parallel begonnen gesprekken ‘van gemeenschap tot gemeenschap’. Klopt het dat u er persoonlijk voor zorgde dat de Volksunie aan regering en dialoog meedeed? Met wie uit VU had u contact?

Vaast Leysen: “Ik heb er, na contacten met Hugo Schiltz, inderdaad voor gezorgd dat de Volksunie bij de besprekingen werd betrokken. Tindemans wilde die besprekingen echter doen mislukken. Hij heeft dat dan ook gedaan door ultiem de grenzen van Brussel op tafel te gooien. Tindemans zat in het kamp Eyskens.”

“Ik heb Hugo Schiltz zeer goed gekend, al vanaf de Anjelier (een naoorlogse Antwerpse volksdans- en tennisvereniging). Hij was een idealist met een politiek gedachtengoed dat dicht lag bij het mijne. Ik heb hem op alle mogelijke manieren proberen te overtuigen om voor de CVP te kiezen. Hij heeft lang geaarzeld. We hadden verschillende gesprekken, ik en mijn vrouw (Maria Somers) en Hugo en Garda (Schiltz). Het is Garda die hem uiteindelijk voor de VU deed kiezen. Zij zei altijd: ze gaan u als een verrader beschouwen.”

U had altijd goede contacten met het Koningshuis. Kan u daar iets over zeggen? Volgens Hugo Schiltz is de rol van het Koningshuis in de politiek veel groter dan men denkt.

Vaast Leysen: “Klopt. Het Koningshuis is veel belangrijker dan de mensen weten. Een ceremoniële koning zou geen goede zaak zijn, helemaal niet. Ik heb altijd goede relaties gehad met Laken. Men wist wat men aan mij had. Ik ben 11 jaar Voorzitter geweest van de Vlaamse vleugel van het Rode Kruis en heb dan nauw samengewerkt met prins Albert. Ik heb van in het begin een decentralisatie van het RK bepleit. Toen we het RK wilden splitsen, zei Albert: bespreek dat met Van Ypersele (kabinetschef van de Koning). Diens boodschap was dat er voortaan gemeenschappen bestonden en dat dit een persoonsgebonden materie was. We hebben het RK dan (in 1972) gesplitst.”

(Vertelt een vertrouwelijke anekdote over het bezoek Koning Boudewijn aan het VEV ter gelegenheid van de 40ste verjaardag in 1976, het laatste jaar dat Leysen voorzitter was van deze door Lieven Gevaert opgerichte organisatie. Koninklijk kabinetschef Herman Liebaers had hem gezegd dat het OK was, maar nadien bleek dat Boudewijn niet wilde. Leysen vroeg dan een onderhoud. Kreeg dat binnen de 48 uur. Anderhalf uur inpraten hielp niet. Coburgse koppigheid. Gevraagd het nog met de Eerste Minister te bespreken. Tindemans opgebeld. Maandagonderhoud koning-Eerste Minister. Koning aanvaardt.)

Ten huize van uzelf vergaderen vanaf januari 1975 in de grootste discretie zes vertegenwoordigers van CVP, PVV en VU. Bedoeling was alle knelpunten in de aanslepende communautaire problemen een duurzame oplossing te geven, waar ook de Franstaligen zich in konden vinden. VEV gedelegeerd-bestuurder René De Feyter schreef na veel inventieve tussenkomsten van uzelf, een ‘synthesenota’ met daarin o.m. de verkiezing van gewestorganen. Wie nam het initiatief? Uzelf, Grootjans, Tindemans? En om een lang verhaal kort te maken, de Synthesenota lekte voortijdig uit in de krant De Financieel-Ekonomische Tijd die u zelf nog met uw voorganger Pol Provost enkele jaren voordien (1968) had opgericht. Schiltz was daar helemaal niet gelukkig mee en u allicht ook niet. Waar kwam dat lek vandaan?

Vaast Leysen:“Het lek kwam bijna zeker van Frans Grootjans die op die manier tegenstand in zijn partij wilde overwinnen. Maar voor Hugo Schiltz in de Volksunie had dat een omgekeerd effect. In Vlaamse kringen groeide het verzet. Schiltz was Vlaanderen zogenaamd aan het ‘verkwanselen.”

“De vergaderingen vonden plaats in mijn kantoor en thuis in de Bredabaan (Brasschaat). Martens, Grootjans en Schiltz waren door hun partijbesturen gemandateerd. Nothomb was op de hoogte en had Martens groen licht gegeven. Tindemans was premier. Hij wist dat de vergaderingen plaatsgrepen, maar ik had hem vooraf gezegd dat hij ons moest laten begaan. Hij was inhoudelijk niet op de hoogte.”

“Lode Claes (VU-senator) had contacten met FDF en RW, los van ons initiatief. Hij heeft die contacten (Defosset en Moreau) doorgespeeld.”

“Niet Tindemans mobiliseerde rijkswacht in Habay om Nothomb te gaan zoeken, maar Martens belde om op het cruciale moment Nothomb op de hoogte te kunnen brengen. Dat was op een vrijdagavond, er was een akkoord, zaterdag waren er partijbesturen. Nothomb heeft dan rond 23 uur teruggebeld. Hij was akkoord.”

De politieke rol en invloed van Vaast Leysen wordt nadien en tot begin 1982 zo mogelijk nog belangrijker. Tijdens de Egmont-onderhandelingen is hij de alomtegenwoordige go-between, zelfs de mentor van Wilfried Martens en vooral Hugo Schiltz. Dat blijkt overduidelijk uit de notities van Hugo Schiltz zelf. Vaast Leysen was de onvermoeibare strateeg achter de schermen. In een Manifest van Vlaamse Vooraanstaanden verdedigde Leysen op 20 februari 1978 in De Standaard het in mei 1977 gesloten Egmontpact. Hij ging daarmee ook publiek in tegen de Vlaamse Beweging en het VEV. Leysen deelde in de ontgoocheling, na de afwijzing van de Egmont-akkoorden door allerlei Vlaamse ‘engerds’ (dixit Leysen) en ook door twee invloedrijke Vlaamse editorialisten, Manu Ruys (De Standaard) en Karel De Witte (Gazet van Antwerpen), waarvan hij dacht dat hij ze had overtuigd.

Vaast Leysen: “Jan Verroken zag de VEV-kaarten (betr. grenzen van Brussel), ook Manu Ruys en Karel De Witte waren akkoord. Hun houding nadien is vreemd. De Vlaamse pers heeft Egmont kapotgemaakt. Ik dacht dat Ruys en de Witte overtuigd waren, ze hadden dat ook gezegd. Als het maar was doorgegaan.”

Tja, als het maar was doorgegaan… Hoeveel politieke energie zouden we tot op vandaag niet hebben bespaard in een land dat zopas nog door een Angelsaksisch blad werd bestempeld als een paard dat door allerlei commissies werd ontworpen. En er dus als een dromedaris uitziet. De godsvruchtige zakenman Leysen had een betere wereld, een beter Vlaanderen, voor ogen. Dat heeft zijn God hierboven altijd wel goedkeurend gevolgd.

Paul Huybrechts

De auteur is publicist

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content