In slechte papieren
De top van Brussels Exchanges praatte vorige week met minister van Financiën Didier Reynders en enkele vooraanstaande zakenlui over de malaise op de Beurs van Brussel. Waarom is er een negatieve groeicurve en wie kan er iets aan doen?
In 1998 was er nog grote euforie op het Beursplein. De Beurs van Brussel had, met de euro in zicht, net een recordjaar gedraaid. Vijf Bel20-bedrijven waren in een aandelenruil verwikkeld en Brussel had zich in de topdrie gehesen van de best presterende beurzen ter wereld. Bovendien leefde de hoop op een rooskleurige toekomst, want de europeanisering van de beurswereld zou ook buitenlandse beleggers naar Brussel lokken.
Het bleek een misvatting. Brussel kelderde in 1999 met 5% tot de slechtst presterende beurs in de wereld, in 2000 is een vrije val met 20% niet onmogelijk (zie grafiek: De vrije val van de Bel20). Logisch, menen analisten, omdat Brussel sterk afhankelijk is van de rentegevoelige financiële sector, die voor de buitenlandse belegger niet interessant is. Het gewicht van de Bel20 wordt gedragen door traditionele aandelen als Fortis, KBC, Dexia of Electrabel, die samen 65% van het gewicht van de Bel20 torsen.
Brussels Exchanges (BXS) is arm
aan aandelen uit de nieuwe economie. België is ook een van de weinige landen in Europa waar de nationale telecommaatschappij, in casu Belgacom, niet minstens voor een deel beursgenoteerd is. Minister Didier Reynders (PRL) liet daarover vorige week trouwens een proefballonnetje op. De groeibeurs Easdaq, die ook in Brussel gevestigd is en geschraagd wordt door alle grote investeringsbanken, werkt als een magneet op technologiebedrijven die een notering op BXS zouden kunnen overwegen. Toen het Belgische spraaktechnologiebedrijf Lernout & Hauspie, dat op de Amerikaanse Nasdaq-groeibeurs genoteerd staat, ook de Europese kapitaalmarkten wilde aanspreken, koos het voor Easdaq ondanks een marktkapitalisatie van 200 miljard frank, vier keer de kapitalisatie van Bel20-aandeel IBA(Ion Beam Applications).
En de startersmarkt Euro.NM, een samenwerkingsverband waarin BXS wel met vier Europese beurzen (Frankfurt, Amsterdam, Parijs en Rome) participeert, heeft minder aantrekkingskracht dan Easdaq omdat niet de mega-investeringsbanken, maar wel het kleine Smeets Securities zich erover ontfermt.
Heeft de top van de Brusselse beurs de eenzijdige oriëntatie van de Bel20 in de hand gewerkt? Voor een deel wel. Niet alleen de genoteerde bedrijven in Brussel zijn sterk afhankelijk van de financiële markten, maar ook de top van de beurs.
Olivier Lefebvre, algemeen directeur van Brussels Exchanges, komt uit de wereld van de obligaties. Kwatongen beweren zelfs dat de afkorting OLO‘s niet komt van obligation linéaire/lineaire obligatie, maar van Lefebvres initialen.
André Dirckx, de voorzitter van de raad van bestuur, komt uit de bankwereld, net als vijf van zijn leden (zie organigram: De Beurs van Brussel). “Ze kennen wel de financiële wereld,” vindt een insider, “maar beheersen te weinig de finesses van een beurs, haar volatiliteit en het chaotische samenspel tussen partijen.”
Maar de directie
mag niet alleen de zwartepiet toegespeeld krijgen. De overheid heeft door de plafonnering van de pensioenfondsen en het gebrek aan fiscale stimuli de drang gefnuikt om op de beurs te beleggen. Waarnemers vrezen dat de Belgen daardoor een paar 100 miljard frank minder op de Brusselse beurs hebben belegd.
De beurstop kan hier alleen verweten worden dat hij niet hard genoeg aan de alarmbel trok. En ook de bedrijven treft schuld. “Belgische bedrijven hebben weinig ambitie en realiseren amper grote projecten,” zegt een analist. “Zelfs toen de beurswaarden in 1998 piekten, voerden slechts vier Bel20-bedrijven een kapitaalverhoging door om via de beurs nieuwe projecten te financieren.” Ook daardoor is Brussel een lichtgewicht in de internationale beurswereld. In de Euro Stoxx 50, Europa’s belangrijkste beursindex, zijn Fortis en Electrabel Brussels enige vertegenwoordigers met een gewicht van 1,2%. Nederland telt acht Euro Stoxx 50-bedrijven, die samen voor 15 tot 20% de index bepalen.
Komt het nog goed met de Brusselse beurs? De top probeert eraan te werken. Dik twee jaar geleden smolten de drie afdelingen van de Brusselse beurs samen: de optiebeurs Belfox, de Beurs van Brussel, en CIK, de dienst die de transacties afhandelde. Rijkelijk laat en volgens sommigen niet drastisch genoeg, want de structuur van de beursdirectie blijft ook na de hervormingen behoorlijk ingewikkeld. In theorie dicteert de raad van bestuur de wet. Bestuurders met wortels in de traditionele industrie ( G-Bank, Gimv, Union Minière, Corona-Lotus) en afgevaardigden van de banken (Fortis, BBL, Artesia en KBC) en de beurshuizen ( Petercam, Dierickx, Leys & Co, Beauvois en Servais & Co) bepalen er de beleidslijn.
Het directiecomité met Olivier Lefebvre, verantwoordelijke voor de markten Vincent Van Dessel, informaticaman Francis Vansimpsen en Willy Van Stappen, de verantwoordelijke clearing, settlement en depot, voeren het dagelijks bestuur. De vier genieten daarbij een verregaande autonomie, waardoor ze zelf kunnen beslissen met welke andere Europese beurzen BXS allianties wil aangaan.
De postjes in
het directiecomité zijn daarom ook duurbevochten. In dat gedrum raakte de Beurs van Brussel trouwens enkele van haar belangrijkste pionnen kwijt. Woordvoerder en marketingman Jan van der Donck, jarenlang een van de bekende gezichten in de top van de Beurs van Brussel, trok de deur achter zich dicht; Anne Vleminckx verhuisde naar de KU Leuven en Jos Schmitt, de gewezen Belfox-topman, ruilde de beurs voor de Capital Markets Company ( Capco). Hun stoel werd ingenomen door mensen uit de tweede lijn. Waarnemers vrezen dat de persoon van Olivier Lefebvre, “een intelligent man, maar geen teamspeler”, daar voor iets tussen zat. “Al de mensen met wie hij zijn gezag moet delen, zijn opgestapt. Wie bleef, beseft dat het alleen in een ondergeschikte rol kan.”
frank demets
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier