In het oosten geen paniek
Centraal- en Oost-Europa in hun geheel mogen dan wel de economische meltdown vermeden hebben, maar verschillende landen kennen nog altijd een pijnlijke inzinking.
Dankzij een mengeling van geluk en goed beleid lijkt de economische apocalyps die in Centraal- en Oost-Europa dreigde, nu afgewend. Maar duizelingwekkende tekorten op de lopende rekening, onbezonnen leenactiviteit in deviezen en een roekeloos begrotingsbeleid hebben sommige landen opgezadeld met een afschuwelijke kater. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) voorspelde enkele maanden geleden nog een gemiddelde terugval van het bbp met 4,9 procent, wat dus betekent dat sommige landen het er een pak slechter zullen afbrengen. De Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) rekent ondertussen op een groei van 2,5 procent, na eerder een daling te hebben voorspeld.
Outsiders schatten nu de risico’s kalmer en rationeler in. Alle voormalige planeconomieën blijven snakken naar kapitaal, maar voor het overige verschillen ze sterk van elkaar. Een van de schaarse factoren die de zowat twintig landen die in de regio het label ‘ex-communistisch’ dragen gemeen hebben, is precies dat ze de relevantie van dat etiket betwisten.
Het heeft geen zin om ze allemaal tegelijk te overladen met de zonden van het oververhitte Letland, het chaotische Oekraïne of het onder de schulden bezwijkende Hongarije. Het heeft evenmin zin om de rijke en de arme landen, of diegene die tot de EU behoren en andere die erbuiten staan, over dezelfde kam te scheren. De wisselkoersregimes variëren overigens: twee landen zitten in de eurozone, vijf landen hebben hun munt aan de euro gekoppeld, andere hebben dan weer een vlottende munt.
Geen dominospel
Speculanten die erop hadden gerekend dat de besmetting van het ene land op het andere zou overspringen en ze zouden omkieperen als domino’s, kunnen – althans tot nu toe – weinig resultaten tonen. En wie in de andere richting gokte, kan op dit ogenblik sappige winsten voorleggen. De Poolse beurs is met bijna 40 procent gestegen sinds het dieptepunt in februari, die van Hongarije is er met de helft op vooruitgegaan en de Russische zelfs met bijna 90 procent.
De externe hulp is nu ook beter gecoördineerd. Het IMF, dat aanvankelijk vrij afstandelijk bleef, werkt nu samen met de Europese Commissie, de nationale regeringen en de banken. Werd het ooit beschouwd als een lender of last resort, dan gaat het nu eerder preventief tewerk. In mei gaf het een krediet van 21 miljard dollar aan Polen, de grootste en sterkste economie in de regio. Dat was helemaal iets anders, zo benadrukken de functionarissen, dan de reddingsplannen voor Wit-Rusland, Letland, Hongarije, Roemenië, Servië en Oekraïne.
Het IMF gedraagt zich trouwens milder. Aanvankelijk kreeg Oekraïne te horen dat het zijn begroting nog dit jaar in evenwicht moest brengen. Nu zegt het IMF dat een tekort van 4 procent van het bbp realistisch is en onlangs gaf het zijn meest recente tranche van 2,8 miljard dollar vrij. De IMF-ambtenaren maken zich zorgen dat de recessie wel eens erger kan worden als de begrotingsriem al te strak aangehaald wordt. Letland zal dit jaar dan ook een deficit van 7 procent mogen oplopen, in ruil voor de belofte dat het in 2010 – echt en oprecht – de 4 procent haalt.
Een derde wijziging is dat westerse banken meer steun krijgen om te kunnen optornen tegen verzuurde leningen, die meer bepaald verstrekt werden aan klanten in Hongarije en de Baltische staten die hun lening aangingen in euro of Zwitserse frank. Nu de outsiders zich terugtrekken, worden zelfs de gezonde ontleners bedreigd door de kredietschaarste. In een gemeenschappelijk initiatief brachten de EBWO, de Wereldbank en de Europese Investeringsbank (die ooit alleen maar geld uitleende voor openbare infrastructuurprojecten) 24,5 miljard dollar samen voor banken en andere ondernemingen uit de regio. De EBWO steekt bovendien 432 miljoen euro in UniCredit, een Italiaanse bank die zwaar blootgesteld is in Oost-Europa, en ze denkt eraan om te investeren in twaalf andere West-Europese banken. Sommige landen – zoals Zweden – hebben ook nationale plannen lopen.
De crisis is een kans
In een nieuw rapport voert het IMF aan dat de Europese banken nog veel meer hulp nodig hebben. De liquide middelen en de garanties die al gegeven werden, hebben echter in de regio de grootste dreiging al afgewend, namelijk dat de westerse banken zich zouden terugtrekken of zouden bezwijken onder het gewicht van hun oostelijke leningvolumes.
Intussen heeft Centraal-Europa, waar heel wat grote autofabrieken gevestigd zijn, baat gevonden bij de inspanningen van de overheden van de rijke landen om hun autosectoren te helpen. Neil Sharing van de consultancy Capital Economics schat dat de Duitse en andere schrootpremies die bedoeld zijn om de autoverkoop aan te zwengelen het bbp van Slowakije met een volle procent zullen opkrikken, en dat van Tsjechië en Hongarije met 0,5 procent.
Baltische staten
De Baltische staten, die de scherpste terugval van het bbp meemaken, baren op dit ogenblik de meeste zorgen. De cijfers voor Estland tonen voor het eerste kwartaal een jaar-op-jaardaling met 15,6 procent. Letland boekte een onthutsende inzinking met 18 procent en Litouwen ziet zijn bbp met 12,6 procent dalen. Monetair beleid kan daar geen soelaas bieden, omdat de drie landen hun munt gekoppeld hebben aan de euro. De begrotingspolitiek biedt evenmin respijt. De politici drukken besparingen door, niet alleen om de buitenlandse geldschieters gerust te stellen, maar ook om de Maastrichtnorm, een deficit van 3 procent van het bbp, te halen, zodat ze spoedig kunnen overstappen op de euro. Estland hoopt er tegen 2011 klaar voor te zijn.
“De crisis is zelfs een goede zaak als ze de staat efficiënter maakt”, zegt Andrus Ansip, de premier van Estland, die de openbare bestedingen met 12 procent terugschroeft. In zijn eigen kabinet heeft hij een vijfde van de posten afgeschaft, zegt hij trots. ‘Inefficiënte’ bestedingen worden weggesnoeid, budgetten die van vitaal belang zijn voor de groei blijven behouden, benadrukt hij.
Devaluatie is grotendeels nog een taboe-onderwerp in de Baltische staten. De nationale munt is er niet alleen een economisch maar ook een politiek symbool van degelijkheid. Ze hopen integendeel hun concurrentiekracht opnieuw op te bouwen met loonsverlagingen en grotere efficiëntie. Zo’n ‘interne devaluatie’ is in theorie mogelijk, maar in de praktijk hoogst ongebruikelijk (en pijnlijk). Toch kan het lukken: naarmate de export toeneemt, heeft Letland nu een overschot op zijn lopende rekening. Buitenstaanders kijken met ontzag naar de vastberadenheid van de Balten, maar ze zijn tegelijk sceptisch: zullen de opofferingen wel iets opleveren?
Terwijl sommige sectoren zoals de bouw instorten, kennen andere een groei, de alternatieve energie bijvoorbeeld. Ansip verwijst in dat verband naar Estlands niche in de windkrachtenergie. In Letland bouwt de onderneming Carbon Neutral Biofuels een fabriek van 10 miljoen dollar waar hout van lage kwaliteit kan worden omgezet in brandstofpellets voor Nederlandse elektriciteitscentrales. De baas van het bedrijf, Adrian Riley, zegt dat de kneep erin bestaat “om terug te keren naar de realiteit na een periode van acute lichtzinnigheid” waarin de leefbaarheid van het project bedreigd werd door de hoge kosten.
De Baltische landen vormen misschien een speciaal geval: ze zijn klein, worden relatief goed geleid, beschikken over een flexibele economie en hebben vriendelijke Noordse buren. De grootste zorg in Centraal- en Oost-Europa is echter politiek van aard. De straatbetogingen bleven tot nu toe beperkt. Overigens is een dosis woede tegen zelfvoldane, corrupte en onbekwame politici, die de kansen van het voorbije decennium verkwanseld hebben, hoe dan ook gezond. De Europese verkiezingen die begin juli werden gehouden, toonden aan hoe de kiezers tegen de moeilijke tijden aankijken.
Regeringscrisissen hebben nochtans geen grote veranderingen teweeggebracht. De centrumrechtse coalitie in Tsjechië verloor haar meerderheid in maart in een rel met de eigenzinnige president, Vaclav Klaus. Maar chaos was daarvan niet het gevolg. Tot de verkiezingen leidde een waarnemende regeringsploeg, aangevoerd door het hoofd van het statistisch bureau, Jan Fischer, het land. In Hongarije nam de in diskrediet geraakte socialistische premier Ferenc Gyurcsany ontslag en werd de econoom Gordon Bajnai benoemd om de regering te leiden tot de verkiezingen in de lente van volgend jaar.
Ivan Krastev, een in Bulgarije gevestigde analist van de politiek in de regio, zegt dat de angst voor werkloosheid de kiezers uit de middenklasse zal ontgoochelen en het aantal proteststemmen zal opdrijven. Een groter probleem zou wel eens de angst in de politieke elite kunnen zijn. Sommige onder hen schrikken voor niets terug zolang ze maar aan de macht en uit de gevangenis kunnen blijven. “Berlusconi is het rolmodel”, zegt Krastev somber.
Copyright The Economist
Alle voormalige planeconomieën blijven snakken naar kapitaal, maar voor het overige verschillen ze sterk van elkaar.Devaluatie is grotendeels nog een taboe-onderwerp in de Baltische staten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier