“Ik was tegen quota voor vrouwen, maar nu twijfel ik”

Anne Vleminckx hunkert naar een nieuwe uitdaging. Ruim twintig maanden na haar gedwongen vertrek bij Agfa-Gevaert, zit de ervaren financieel expert en zelfverklaarde ‘grote mond’ nog altijd zonder vaste job. En dat voor een van de weinige vrouwen die het maakten in de hoogste regionen van het Vlaamse bedrijfsleven.

Vic Van Rompuy, de vader van Europees president Herman, was aan de Leuvense universiteit haar eerste baas. Maar Vleminckx werd bekend als communicatiedirecteur van de Generale Bank en als ondervoorzitter van de Brusselse beurs. Na enkele jaren als financieel directeur van de KU Leuven startte ze in 2001 bij het toen zwaar geteisterde beeldvormingsbedrijf Agfa-Gevaert, waar ze in april 2008 opzij werd geschoven. En sindsdien is het, los van enkele opiniestukken in de krant, oorverdovend stil rond de 55-jarige economist. Dat Vleminckx voor het eerst in haar carrière zonder vaste baan zit, heeft ook zijn voordelen. “Mijn fysieke conditie is beter dan de voorbije 30 jaar”, zegt de flamboyante Vlaams-Brabantse, die eindelijk ook werk heeft gemaakt van haar droom om Italiaans te leren. Maar het kriebelt niet minder hard om ook professioneel weer volop aan de slag te gaan. “Tijd en energie zijn er genoeg.”

ANNE VLEMINCKX. “Ik had het ongeluk dat de financiële crisis hard toesloeg. Ook de markt van de headhunters ligt plat. En je weet dat het voor dit soort functies altijd een tijd kan duren. Maar toegegeven, ik dacht dat het sneller zou gaan.”

Moest u een tijdje…

VLEMINCKX. “Ontluizen? (lacht) Neen, dat denk ik niet. Maar je komt natuurlijk uit een job waarvan er in België niet zoveel te vinden zijn. En het zit in de hoofden van heel wat mensen dat ik alleen weer kan instappen op hetzelfde niveau of hoger. Ik heb het woord overqualified al vaak gehoord. Terwijl ik met evenveel plezier in veel kleinere ondernemingen zou werken. En hoewel het nooit openlijk wordt gezegd, denk ik niet dat mijn leeftijd helpt. Ik zit aan de verkeerde kant van 55, al is het nog maar net.”

Zit er iets in de pijplijn?

VLEMINCKX. “Ik heb wel wat contacten, maar er is niets concreets.”

In welke sector zoekt u? U hebt een verleden in communicatie, maar evengoed als financieel directeur.

VLEMINCKX. “Dat laatste ligt het meest voor de hand. Communicatie is toch al een tijdje geleden.”

Wat is uw ambitie? Nog één keer bij een groot en bekend bedrijf aan de slag gaan?

VLEMINCKX. “Mijn ambitie is dingen te kunnen doen waar ik mijn verstand bij kan gebruiken. En dat mag een kmo in West-Vlaanderen zijn, waarom niet?”

Vraagt u zich soms af of u als man gemakkelijker een job had gevonden?

VLEMINCKX.(diepe zucht) “Dat weet ik niet en daar wil ik het wat mezelf betreft niet over hebben. Maar ik ben natuurlijk wel een van de vrouwen achter dat fameuze boek Het glazen plafond, van onder meer oud-minister Wivina Demeester over de subtiele barrière die het doorgroeien van vrouwen naar hogere functies en het topkader in de weg staat.

“Ik moet zeggen dat ik optimistischer was toen het boek in de jaren tachtig uitkwam, omdat de participatiegraad van vrouwen in het hoger onderwijs toen toenam. Een aantal jonge vrouwen van mijn generatie was zeker capabel genoeg en ik dacht dat er een grotere doorstroming van vrouwen zou komen.”

U was tegen quota voor vrouwen in de top van bedrijven.

VLEMINCKX. “Ik ben inderdaad altijd radicaal tegen quota geweest, maar ben nu aan het twijfelen. Ook omdat ik zie dat die quota in de politiek wel een impact hadden. Daar zijn nu vrouwen actief die niet de kans hadden gekregen zonder duw.

“Ik denk niet dat vrouwen noodzakelijkerwijze beter zijn dan mannen, maar ik ben ervan overtuigd dat ze zeker niet slechter zijn. Ik vind het ook een beetje gek dat sommigen zeggen dat de resultaten van een bedrijf beter zijn als er een vrouw in zit. Dat durf ik ook te betwijfelen.”

Op een recente studiedag over corporate governance zei een man…

VLEMINCKX. “Dat er geen capabele vrouwen te vinden zijn zeker?”

Ook, maar dat dit de komende tien jaar vanzelf verandert.

VLEMINCKX. “Ik denk dat er een glazen plafond zit in de hoofden van de mannen, bewust of onbewust, en ik hoop dat het onbewust is. Een tijd geleden was er een captain of industry die in de media zei dat het toch zo moeilijk is om geschikte vrouwen te vinden. Ik heb hem gemaild. Ik heb geen antwoord gekregen (lacht).”

En zijn die vrouwen er?

VLEMINCKX. “Gaan jullie ook al beginnen ja? (lacht).”

Zeker niet, wij hebben een vrouw als baas. Maar goed, u zegt ‘de bedrijven vinden ze niet, want ze zoeken ze niet’.

VLEMINCKX. “Dat speelt een rol. En een raad van bestuur is de laatste schakel. Wie zit daar- in? Over het algemeen ex-managers. En als je weinig vrouwelijke managers hebt, krijg je nadien ook weinig vrouwelijke bestuurders.”

Hebt u zelf ooit ondervonden dat u in het directiecomité anders werd bejegend dan uw mannelijke collega’s?

VLEMINCKX. “Ik denk dat niet. (denkt na) Er zijn soms mannen van wie je zegt ‘dat zijn geborneerden‘, maar die zijn meestal in meer dingen geborneerd dan alleen dat (schatert). Ik had vroeger wel al eens het gevoel van ‘ze denken gewoon niet aan mij, terwijl ik dat ook kan’. En dat is dan meer dat onbewuste glazen plafond. ‘Kan jij dat wel, want je hebt kinderen’, klonk het dan. Maar om nu te zeggen dat men vriendelijker of onvriendelijker zou zijn tegen mij als vrouw? Misschien heb ik een te dik vel om dat te merken (lacht).”

Maar je hoort ook geregeld zeggen dat vrouwen niet bereid zijn hun privéleven op te offeren voor hun carrière.

VLEMINCKX. “Ook 95 procent van de mannen is niet bereid om eender wat te doen om carrière te maken. Gelukkig, want het zou onleefbaar zijn als het allemaal hanen waren. We hebben er al genoeg. Maar je hebt inderdaad heel wat vrouwen die heel competent zijn, maar niet noodzakelijk de ambitie hebben om op te klimmen. En dat mag je hen niet kwalijk nemen. Maar je hebt er ook een aantal die wél die capaciteiten en ambitie hebben, en er blijkbaar toch niet raken. Dat is een verspilling van talent.”

Komen die klagen bij u, omdat u toch een rolmodel bent?

VLEMINCKX.(denkt na) “Er zijn vrouwen die dat wel aanklagen. En zelf heb ik wel vrouwen kansen gegeven die ze waarschijnlijk anders niet zo gemakkelijk gehad zouden hebben. Agfa was bijvoorbeeld meer een mannenbedrijf dan bijvoorbeeld een bank. Toen ik daar binnenkwam, dacht ik ‘verdorie, wat een progressief bedrijf, want ze hebben hier zelfs mannelijke secretarissen’. Het was een valse eerste indruk (lacht). Maar ik klaag niet. Ik heb met heel veel mensen mogen werken die daar wel open voor stonden.”

Merkt u bij jonge vrouwen meer ambitie?

VLEMINCKX. “Het maakt niet uit of ze jong zijn of niet. Er is wel een trend die niet in het voordeel speelt van de vrouwen, namelijk dat ze veel later trouwen en veel later kinderen krijgen. Omwille van de carrière, heet het dan. Ik geloof daar niet in, want dan krijg je je kinderen op het moment dat je je carrière aan het opbouwen bent. Ik was 25 toen mijn oudste geboren werd. Dan zit je nog in het stadium in de hiërarchie dat je om halfzes naar huis kunt om voor de kinderen te zorgen. Je kunt indien nodig ‘s avonds nog verder werken.”

U vond het nut van netwerken altijd overdreven. Hebt u zich daarin misschien vergist?

VLEMINCKX. “Ik weet het niet. Ik heb daar nooit zo in geloofd en ik blijf daar sceptisch over. Als je je raad van bestuur moet zoeken op een receptie… (lacht).”

U bent 50-plusser. Ons systeem spuwt 50-plussers bijna uit, terwijl de overheid vertelt dat we allemaal moeten blijven werken tot 65 of meer. Catch 22?

VLEMINCKX. “Er is heel veel hypocrisie over langer werken. Je ziet inderdaad dat nogal wat werknemers – arbeiders, maar ook bedienden – in de rij staan als het gaat over brugpensioenregelingen. Als er dan afgeslankt moet worden, is het voor een vakbond niet onbegrijpelijk dat ze daarvoor gaan om geen ontevredenen te hebben in hun achterban. De bedrijfsleiding doet er dan ook aan mee, want dan is hun probleem ook opgelost.”

Als u terugblikt op uw periode bij Agfa-Gevaert, had u dan bepaalde zaken anders aangepakt?

VLEMINCKX. “Ik ga zeker niet zeggen dat ik het perfect heb gedaan, maar de basiszaken zou ik niet anders doen. Agfa-Gevaert werd geconfronteerd met technologie die verdwijnt. De basisrichtingen die daar genomen zijn, waren de goede. Waar we ons collectief wel wat in vergist hebben, is de snelheid waarmee die transformatie kon doorgevoerd worden. In de praktijk bleek bijvoorbeeld de technologie voor nieuwe inkjetmachines heel wat kinderziekten te hebben. Zo’n technologie moet vertaald worden naar de markt en rendabel gemaakt en verkocht worden. En in een beursgenoteerd bedrijf is er minder geduld. En er was veel tegenslag. Agfa is altijd gevoelig geweest voor grondstoffen. Als die prijzen door het dak gaan, heb je een probleem.”

Soms krijg je de indruk dat Belgische bedrijven niet zo sterk zijn in het doen slagen van een transformatie.

VLEMINCKX. “Zeker als je zit met een bedrijf dat om historische redenen grote productie-entiteiten heeft in België, wordt het extra moeilijk. We zitten met een grote loonhandicap en de flexibiliteit is niet zo groot. Maar als je kijkt naar een buitenlands bedrijf als Kodak, dat in dezelfde sector zit, heeft dat ook zeer zware problemen om die technologie te verteren en zich aan te passen.”

Nu is het rustig bij Agfa. Denkt u dan ‘waarom zijn wij daar niet in geslaagd’?

VLEMINCKX. “Het is een beetje een teken van de tijd. Wij hadden plannen om het bedrijf in drie aparte entiteiten te splitsen. Ik geloof trouwens nog altijd dat de structuur op lange termijn niet behouden kan worden. Vooral in het grafische en het medische is Agfa een serieuze speler. Maar ik heb altijd gezegd ‘wat heeft de drukker met de dokter te maken, tenzij de drukker ziek is?’ en dat is ook een van de redenen waarom de managementwissel er is geweest. Wij hebben twee jaar gewerkt aan die opsplitsing en dan vond die niet plaats. Tegenover de aandeelhouders verlies je dan een deel van je geloofwaardigheid. Je moet daar niet onnozel over doen. Als de ploeg niet scoort, krijgt de trainer de schuld.”

Hoe hebt u de bankencrisis beleefd, u die zoveel jaren voor de Generale Bank heeft gewerkt?

VLEMINCKX. “Dat is jammer, doodjammer. Niet alleen in het geval van Fortis, maar voor heel veel banken. Niemand van onze generatie heeft dat meegemaakt of voor mogelijk gehouden. Het deed pijn. Ten eerste zijn er nog altijd veel ex-collega’s die daar zitten. Voor hen is dat een verschrikking. En dan de fiere Generale Bank, die nu een filiaal is van een Franse bank, na al die dromen van expansie. Dat is heel ontnuchterend.”

Het beeld dat werd geschapen van een banksector met zijn gulle bonuscultuur, herkent u dat?

VLEMINCKX. “Als je hoort welke bedragen er soms worden betaald, kan je je daar vragen bij stellen. Zoals je vragen kan hebben over heel veel dingen in de loonstructuur. Waarom een CEO meer moet verdienen dan de president van de VS ontgaat mij bijvoorbeeld. Er wordt wel te veel belang gehecht aan de bonussen. Dat moet bijgestuurd worden, dat is ongetwijfeld zo, maar het is niet daardoor dat bankcrisissen voortaan vermeden worden. Ik ken zelf heel wat verstandige mannen die het gevaar blijkbaar niet ingezien hebben. Nochtans zijn bankiers niet allemaal onverantwoorde idioten die niet beseften wat ze deden.”

Kon je als financieel directeur het gevaar van CDO’s (herverpakte kredieten) zien?

VLEMINCKX. “Je moet de balansstructuur in het oog houden, maar zodra je weet wat je moet lenen, probeer je dat zo goedkoop mogelijk te doen. En cashoverschotten probeer je zo interessant mogelijk te beleggen. Maar zulke CDO’s komen dan van een bank waar je dikwijls al lang mee werkt en er waren maar weinigen die op dat moment zeiden dat je vergif kocht.”

Van wie hebt u het meeste geleerd?

VLEMINCKX. “Ik heb veel geleerd van mijn allereerste baas, Vic Van Rompuy, de vader van Herman en Eric. Aan de universiteit was ik zijn assistente. En ik heb ook veel opgestoken van de twee grote bazen die ik had bij de Generale Bank. Ik was een kleine garnaal in de Generale Bank, maar toen Paul-Emmanuel Janssen besliste om er een communicatiedepartement op te richten, gaf hij mij een kans. Daarna was het heel lang en heel prettig samenwerken met Fred Chaffart. En dat was bij Agfa ook het geval met Ludo Verhoeven (ex-CEO en -voorzitter van Agfa-Gevaert, die kort voor Vleminckx moest vertrekken bij Agfa, nvdr), en ook met André Bergen, met wie ik eerder al werkte bij Generale Bank.”

U bent begenadigd met een grote mond, zei u ooit zelf. Was u te vrank?

VLEMINCKX. “Een grote mond hebben, heeft weinig te maken met gebrek aan diplomatie. Ik heb altijd mijn gedacht gezegd tegen mijn bazen. Als je niet kan discussiëren, werkt het niet voor mij. Maar ik ben wel slim genoeg om te weten dat mijn mening het niet altijd haalt en dat ik niet altijd gelijk heb. Je uit je mening als je met je baas alleen bent en je mag hem niet in het openbaar confronteren met het feit dat iemand het niet met hem eens is. Maar je hebt zeker mensen die daar absoluut niet mee omkunnen.”

U hebt energie én u bent ongeduldig van aard. Betekent dit dat u nu de muren oploopt?

VLEMINCKX. “Neen. Ik heb me aangepast. Ik lees veel meer en ik wou altijd Italiaans studeren, dus dat doe ik nu. En ik doe veel meer sport. Mijn fysieke conditie is beter dan in de jongste 30 jaar. Ik probeerde vroeger eens per week aan aerobic te doen, maar dat viel er vaak tussenuit als het druk was.

“Nu doe ik fitness en ik heb start to run gedaan. Ik sta heel verbaasd van mezelf dat ik dat op mijn leeftijd nog kan. We waren met een groepje van vijf, zes mensen, en al goed, want ik zie me niet moederziel alleen lopen in het donker. En nu kan ik dus vijf kilometer lopen, terwijl ik als kind astma had en daardoor nooit liep.”

Vroeger had u ook bestuursmandaten?

VLEMINCKX. “In de Vlaamse Milieuholding ja, maar ik ben daarmee gestopt omdat ik er te weinig tijd voor had. En ik was ook bestuurder bij het Klapstuc in Leuven, toen ik financieel directeur was aan de KUL. En daarvoor heb ik tien jaar in het bestuur van het Kaaitheater gezeten in Brussel. Ik ben een grote liefhebber van moderne dans. Ik wou dat ik daar genoeg talent voor had, maar dat is niet zo (lacht).

“Ik ben ook bestuurder in een paar beleggingsfondsen en in een redelijk kleine vennootschap, Ethical Property Europe, die huisvesting wil bieden aan ngo’s. Die hebben uiteraard niet veel geld en zoeken infrastructuur. Die onderneming bestaat al lang in het Verenigd Koninkrijk, Ethical Property Company – in 1998 opgericht met als doel om vastgoed op een sociaal en ecologisch verantwoorde wijze te gebruiken – onder meer met huizen in Oxford en Leeds. Het is nu overgekomen naar Brussel, in de Matonge-wijk. Het is de bedoeling dat uit te breiden. Er zijn contacten met Parijs en met Gent, om te zien of daar voldoende vraag is.”

Sinds wanneer doet u dat?

VLEMINCKX. “De eerste contacten werden in de zomer gelegd. En tot de zomer heb ik les gegeven in financiële analyse aan de economische hogeschool in Heverlee. Dat was ook leuk. Het was een vervanging voor één semester van iemand die langdurig afwezig was. Maar ik steek niet weg dat ik nog energie over heb. Ik vind mezelf nog wat jong om met pensioen te zijn.”

U hebt twee zonen.

VLEMINCKX. “De oudste is net 31 geworden en de jongste is 29. Ferre, de jongste, is pol-en-sokker van opleiding en is nu cultuurverantwoordelijke in Haacht. En Bram, de oudste, woont en werkt in Barcelona. Hij studeerde filosofie, maar heeft dan SAP-cursussen gevolgd (voor de automatisering van bedrijfsprocessen) en is nu analist. Met filosofie kan je uiteraard op de arbeidsmarkt niet zoveel doen. Ik geef toe, toen hij afkwam met filosofie dacht ik ‘jongen, hoeft dat wel?’ (lacht) Maar uiteindelijk moeten ze studeren waar ze zin in hebben. In de arbitragezaal van de Generale Bank zat verdorie zelfs een theoloog.”

Door Bert Lauwers en Patrick Claerhout/Fotografie Pat Verbruggen

“Ook 95 procent van de mannen is niet bereid om eender wat te doen om carrière te maken. Gelukkig”

“Waarom een CEO meer moet verdienen dan de president van de VS ontgaat mij”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content