‘Ik kan mijn collectie niet meenemen naar het hiernamaals’

Met ‘3500 jaar textielkunst’ openen Fernand en Karine Huts van Katoen Natie een permanente tentoonstelling met hun collectie archeologische weefsels en artefacten. Vijf zalen van het Antwerpse headquARTers lieten ze verbouwen door architect Paul Robbrecht.

Dat Fernand Huts, baas van de logistieke groep Katoen Natie, een grote verzamelaar en kunstfilantroop is, was al bekend. Huts en zijn vrouw Karine zijn de mecenas van Wim Delvoye. Ze verzamelen ook al decennia archeologisch textiel. Een deel van ‘s werelds grootste complete tunicacollectie was al sinds 2004 te zien in het Antwerpse hoofdkwartier van Katoen Natie. Vanaf vandaag stelt Huts vijf zalen met 600 archeologische vondsten, zowel antieke weefsels, glaswerk, sculpturen als boeken, permanent open voor het grote publiek.

De collectie begint bij een kaart van Egypte uit 1798, afkomstig van Napoleon. Door die herontdekking waaide de egyptomanie, met al zijn grafplunderingen en archeologische vondsten van dien, over naar Europa en naar de familie Huts. In de eerste zaal zijn Egyptische objecten en textiel uit de faraonische tijd te zien, zoals dierenmummies en mummiezwachtels. Dat de textielkunst evolueerde onder invloed van de Romeinse bezetter, Arabische overheersers, het koptische christendom, de islam en de handelaars langs de zijderoute, bewijzen artefacten in de aanpalende zalen.

De eyecatcher blijft de tuniekenzaal, waar onder meer een prachtig gerestaureerde Mongoolse mantel hangt. Elke zaal is voorzien van aangepaste belichting, touchscreens met extra informatie, klimaatregeling en een vochtigheidsmeter. Archeologisch textiel is nu eenmaal gevoelige materie.

“Nog geen kenner”

“De tentoonstelling is de kroon op vijftien jaar werken en decennia verzamelen. Ik ben trots op mijn vrouw en de ploeg die alles samen met haar gerealiseerd heeft. Een collectie opbouwen is één ding. Zorgen dat die verzameling gestroomlijnd en gecatalogeerd wordt, steek houdt en een verhaallijn bevat, is een andere zaak. Mijn vrouw werkte de tentoonstellingszalen uit met architect Paul Robbrecht en de tentoonstellingskasten met het Gentse bedrijf Meyvaert: twee Vlaamse referenties in de museum- en galeriewereld. Het museum is dus zeker niet alleen mijn verdienste.”

De sleutelfiguur achter Huts’ collectie textielkunst is Antoine De Moor, de Gentse professor dierengeneeskunde, maar ook specialist in antieke weefsels uit Egypte en het Midden-Oosten. “Hij werkte aan de verkeerde faculteit”, grapt Huts. “Antoine adviseerde ons in de jaren tachtig eerst oosterse tapijten te kopen, maar later evolueerden we samen naar een collectie archeologisch textiel. Hij is nog altijd mijn raadgever en alarmeert mij als er een belangrijk stuk op de markt komt.”

“We kopen heus niet alles. We willen alleen topstukken die in de collectie passen en die we nog niet hebben. Een kenner kan ik mezelf nog steeds niet noemen. Mijn vrouw ook niet trouwens. Maar we omringen ons met professionals die weten wat waardevol of vals is.”

Op de wereldkaart

Als het Louvre of het Metropolitan Museum tentoonstellingen organiseert over egyptologie, zijn dat steevast de grootste blockbusters. Zelfs de replica-expo ‘Toetanchamon’ die nog tot eind november in de Heizel loopt, lokte al een recordpubliek. Heeft Huts zo’n ambitie met zijn ‘museum’, nota bene om de hoek bij het MAS?

“Ik sta niet te springen voor grote bezoekersaantallen. Dit is een hoofdkwartier van een bedrijf, geen museum. We mikken op geïnteresseerde mensen die ook kennis willen maken met onze bureaus. Wie wil, kan een avondvullend programma samenstellen met een rondleiding in de tentoonstelling en een diner in ons restaurant. Het moet allemaal wat exclusief blijven.”

“De museale presentatie is natuurlijk ook een deel imagebuilding. De collectie textiel en archeologische vondsten is wereldtop in een kleine niche, net zoals Katoen Natie. Dat verklaart ons succes ook. In textiel zijn weinig mensen of musea geïnteresseerd. Zelfs de Egyptische grafrovers lieten het indertijd links liggen. Een ideale niche om ons in te specialiseren, op wereldschaal heeft onze collectie nauwelijks concurrentie.”

Nu al lokte de collectie tweejaarlijks het wereldcongres oudheidkundig textiel naar Antwerpen. De grootste specialisten komen er samen voor lezingen en onderzoek. “Ik kan je verzekeren, die professoren zijn niet uit onze zalen weg te slaan”, zegt Huts. “En ze zijn jaloers op de fondsen die wij kunnen vrijmaken voor onderzoek en restauratie. In hun musea moeten ze de fondsen verdelen over veel departementen. Hier niet. Hier worden hun lezingen zelfs in een luxueus salontafelboek gepubliceerd. Dat zet ons op de wereldkaart.”

Openbaar kunstbezit

De collectie en het museumproject zijn patrimoniaal ondergebracht in een stichting. “Als ik later in mijn graf lig, dan kan ik mijn collectie niet meenemen naar het hiernamaals, zoals de farao’s. Vandaar dat ik de collectie openstel voor wetenschappelijk onderzoek. Het is openbaar kunstbezit geworden. Noem het maar een act van good citizenship, een filantropische geste waar de volgende generaties ook kunnen van genieten.”

“Mochten tien bedrijven of topzakenlui doen wat ik doe, dan wordt Antwerpen een wereldstad in kunstpatrimonium. Die zakenlui lopen hier rond, maar ze houden hun collecties achter slot en grendel.” Waarom Huts dan zijn collectie niet gewoon in het MAS onderbrengt, zoals Dora Janssen de precolumbiaanse verzameling van dokter Paul Janssen schonk? “Als ik het textiel aan het MAS schenk, dan verdringt het in die immense vaste collectie. Het MAS heeft goede stukken, maar mist focus en specialisatie.”

“Ik doe dit gewoon voor mijn plezier. En omdat mijn vrouw erdoor gepassioneerd is. Marc Coucke houdt van wielrennen, dus sponsort hij een wielerploeg. Roland Duchâtelet is een voetbalfanaat, dus koopt hij een ploeg op. Wij doen dat omdat we dat graag doen.”

Evengoed had Huts een museumzaal met zijn collectie CoBrA-kunst kunnen openen. Of met zijn Zuid-Amerikaanse kunst, waar hij ook een verzameling van heeft sinds hij deeltijds in Uruguay woont. Of met zijn collectie werken van Wim Delvoye. “We rollen van het ene project in het ander. We sluiten niks uit. Maar je kan niet alles tegelijk.” Met andere woorden: wordt vervolgd.

De tentoonstelling ‘3500 jaar textielkunst’ is alleen op afspraak te bezoeken in de headquARTers van Katoen Natie, Van Aerdtstraat 33, Antwerpen. www.headquarters-katoennatie.com

THIJS DEMEULEMEESTER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content