‘Ik heb niet lang geaarzeld’
De aangekondigde alliantie tussen de Antwerpse ziekenhuisgroepen ZNA en GZA is een mijlpaal. Hier wordt afgetast hoe ziekenhuisnetwerken kunnen functioneren in een gewijzigd financieringslandschap. Geen enkel ziekenhuis in Vlaanderen moest zich de afgelopen jaren harder heruitvinden dan ZNA.
Samen tellen GZA en ZNA ongeveer 10.000 werknemers. Ook afzonderlijk behoren beide ziekenhuisgroepen tot de belangrijkste werkgevers van Antwerpen. Als bedrijven van zo’n omvang plannen hebben om samen te werken, heeft dat gevolgen. Van een fusie is vooralsnog geen sprake, maar de komende maanden voeren de twee wel intensieve gesprekken over een alliantie. “U moet dat veeleer zien als een joint venture”, benadrukt Wouter De Ploey, de CEO van ZNA. “Zo’n alliantie is een ingewikkelde oefening. Tegen de zomer willen we weten of het sop de kool waard is.”
Wouter De Ploey is de opvolger van Bruno Holthof. Beiden hebben jarenlang voor de consultant McKinsey gewerkt. Sinds vorig jaar leidt Holthof in Oxford een van ‘s werelds topziekenhuizen, maar hij staat in de Belgische ziekenhuiswereld vooral bekend als de architect van de turnaround bij de voormalige Antwerpse OCMW-ziekenhuizen. In een decennium veranderde ZNA van een verlieslatend zorgenkind in een rendabele ziekenhuisgroep die meer dan 15 miljoen euro winst maakt.
Oorspronkelijk zou Koen Michiels, die in Sint-Niklaas ziekenhuisdirecteur was, Holthofs opvolger worden. Maar hij koos ervoor in het Waasland te blijven en het ziekenhuisnetwerk AZ Lokeren te leiden. Daarom vroeg de raad van bestuur van ZNA of Wouter De Ploey, die interim-CEO was, interesse had om te blijven.
“De zorgsector dient een nobel doel, en dat trekt me wel aan”, vertelt hij. “Je werkt hier met intelligente mensen die heel goed weten wat ze willen bereiken. In de maanden dat ik interim-CEO was, merkte ik dat het klikte met de medische raad en met de vakbonden. Bovendien is het voor iemand uit de wereld van de consulting niet zo eenvoudig een positie als CEO te krijgen in een organisatie van deze omvang. Dus toen de vraag kwam of ik het zag zitten, heb ik niet lang geaarzeld.”
U klinkt als iemand die lang wil blijven.
WOUTER DE PLOEY. “Zeker. Ik zit op deze stoel om de komende tien jaar met ZNA belangrijke stappen te doen.”
Zoals?
DE PLOEY. “We kunnen nog een grote sprong in kwaliteit maken. Zo zijn we een groot nieuw ziekenhuis aan het bouwen. Ook met de informatisering gaan we met grote sprongen vooruit. We willen intensiever samenwerken met de ziekenhuizen in de regio. Er zijn dus wel wat werven waar je als directie een paar jaar zoet mee bent.”
Die drang tot samenwerking is de motor van de aangekondigde alliantie met GZA. Nochtans was uw voorganger ook al bezig met regionale samenwerking. Wat maakt deze alliantie anders?
DE PLOEY. “In België is hoe dan ook een beweging bezig naar meer regionale samenwerking. De overheid moedigt dat ook aan. Minister De Block zendt duidelijk signalen uit dat ze in ruil voor investeringen meer samenwerking wil. Dat zet druk op de ziekenhuizen. Het ene voelt dat meer dan het andere. We waren daarom begonnen met een overleg tussen de vijf ziekenhuisgroepen die in het Antwerpse actief zijn. We hebben enkele keren vergaderd om de domeinen te identificeren waar meer samenwerking mogelijk was. Overleggen met z’n vijven is niet vanzelfsprekend. Tijdens dat overleg merkten we dat er zowel bij GZA als bij ZNA bereidheid was om te versnellen en te onderzoeken op welke terreinen we kunnen samenwerken.”
Dat kan zijn, maar zowat elk ziekenhuis in Vlaanderen heeft een forse investeringsagenda of zit volop in de accrediteringsrace. Is een samenwerking dan geen voorbode van een fusie?
DE PLOEY. “Daar is momenteel geen sprake van. Het is ook niet de bedoeling een fusie op tafel te leggen. We zoeken naar concrete domeinen om in samen te werken, waardoor beide ziekenhuizen als aparte groepen kunnen blijven bestaan. Het zou bovendien enorm complex zijn GZA en ZNA nu te fuseren. Zowel financieel als levensbeschouwelijk zijn er nog altijd barrières. Zo hebben zowel GZA als wij plannen om een grote centrale apotheek te bouwen. Misschien is het nog beter één centrale apotheek voor beide groepen te maken. Idem voor het elektronische patiëntendossier. Het is toch nuttiger op één platform samen te werken?”
U pleit eigenlijk voor schaalgrootte en digitalisering. Nochtans schermt iedereen al jaren met de efficiëntiewinst van het elektronische patiëntendossier. Alleen zijn er zo veel aanbieders dat daar nog niet veel van in huis is gekomen. Waarom zou een gezamenlijke investering van twee groepen daarin verandering brengen?
DE PLOEY. “We gebruiken al versies van het elektronische patiëntendossier, maar de functionaliteit en de homogeniteit tussen de ziekenhuizen zijn nog onvoldoende. Daar moeten we nog vooruitgaan, zeker als we de fundering van de verdere digitalisering willen leggen. De markt zou het beste evolueren naar twee of drie applicaties. Dat zou de uitwisseling van gegevens vergemakkelijken. Tegelijk wil je een aantal spelers overhouden om de competitie op de markt van de patiëntendossiers te behouden. Iedereen beseft dat wel, maar niemand is bereid de eerste stap in die consolidering te doen. Intussen moet je als ziekenhuis maken dat je een werkbaar systeem hebt. Dus neemt iedere instelling op een bepaald moment haar beslissing en kiest ze voor een bepaalde oplossing.
“Het belang van een gezamenlijk elektronisch patiëntendossier is voor GZA en ZNA nochtans heel groot. Stel dat je een patiënt binnenkrijgt op een spoedafdeling en dat hij later wordt behandeld in een eenheid die je hebt samengevoegd. Dan wil je dat die gegevens vloeiend overgaan van de ene naar de andere dienst. Je wilt één dossier waarin alles samenkomt en waarin niet langer handgeschreven documentjes rondzweven, maar alles elektronisch wordt gecapteerd. Dat is cruciaal voor het succes van de samenwerking tussen GZA en ZNA.”
Een alliantie betekent toch onvermijdelijk dat bepaalde activiteiten slechts door een van beide partners worden uitgevoerd?
DE PLOEY. “Het is meer een kwestie van specialisatie. Neem bijvoorbeeld beroertes. Elk ziekenhuis biedt een zorgverlening voor beroertes aan, maar het tweede niveau met zwaardere gevallen wijzen we wel toe aan één centrum. Dat werkt voor meerdere ziekenhuizen en krijgt ook meer middelen. In het overleg moeten we bekijken welke de beste plek is om gespecialiseerde beroertezorg te organiseren.”
Wat onderscheidt ZNA nog van zijn GZA-partner?
DE PLOEY. “Vanuit onze OCMW-achtergrond is toegankelijkheid belangrijk in onze doelstellingen. Wij willen toegankelijke zorg bieden voor de brede bevolking, ongeacht de financiële middelen of de afkomst van de patiënt. Ik beweer niet dat GZA niet toegankelijk is, maar voor ons is dat een expliciete kernwaarde.”
De rendabiliteit van ZNA is nu wel in orde, maar u zei zelf dat er voor de patiëntentevredenheid nog werk aan de winkel is. Wat wilt u doen?
DE PLOEY. “De tevredenheid van patiënten heeft veel te maken met de juiste verwachtingen. Wij willen dat de zorg de komende jaren in alle omstandigheden optimaal is. We gebruiken het JCI-accreditatieproces als een soort hefboom om de kwaliteit van onze processen te bewaken. Eind volgend jaar halen we die norm. Maar dat vertaalt zich niet automatisch in patiëntentevredenheid. De mensen appreciëren niet alleen kwaliteit op zich, maar het is voor ons wel een prioriteit.”
Het aantal personeelsleden per patiënt is de afgelopen jaren gedaald bij ZNA. Zet u dat beleid voort?
DE PLOEY. “Er zijn de jongste tien jaar aanzienlijke inspanningen gedaan om de productiviteit te verbeteren, maar die gebeurden toch vooral in de ondersteunende diensten. We hebben de financiële departementen, de personeelsdiensten en het facilitaire beheer van verschillende ziekenhuizen samengebracht. Dat heeft de productiviteit verhoogd. ZNA is daarin erg succesvol geweest, maar die productiviteitsoefening is geen onderdeel van onze samenwerkingsplannen met GZA.
“We hopen wel te besparen op investeringen zoals de apotheek en het patiëntendossier. Voor alles wat investeringsintensief is, willen we bekijken of we kunnen besparen door samen te werken. Maar op het aantal medewerkers per patiënt gaan we niet beknibbelen. Integendeel, we hopen dat de alliantie ook toelaat dat het personeel zich meer kan specialiseren in subdomeinen. Er kunnen zich dan bijvoorbeeld orthopedisten profileren als hand- of knie- chirurgen.”
Het ego van artsen kan zo’n hiërarchische oefening bemoeilijken.
DE PLOEY. “Dat kan deels organisch groeien. Enkele diensten die we hebben uitgekozen, onderzoeken welke voordelen ze zien in een samenwerking en welke randvoorwaarden daarvoor nodig zijn. We laten een herschikking dus voor een stuk naar boven borrelen. Diensten die perfect naast elkaar functioneren en niet onder druk staan, laten we naast elkaar bestaan. We willen de conversatie wel aanmoedigen. De werknemers zien vrij snel de voordelen. Subspecialisatie en het delen van de wachtdiensten zijn daarbij belangrijk. Een grotere dienst betekent dat artsen minder wachtdiensten moeten doen.
“Op dit ogenblik hebben we enkel de alliantie aangekondigd. We hebben nog geen enkele formele toezegging gedaan. We komen om de zes weken samen met een stuurgroep met leden van de raad van bestuur van beide groepen. Het onderhandelingsteam zelf komt om de twee weken samen en er worden teams rond specifieke thema’s gevormd. Tegen juni willen we weten waar we aan toe zijn. In het najaar beslissen we of we doorzetten of niet.”
ZNA investeert wel 250 miljoen euro in de bouw van een nieuw ziekenhuis in de Cadix-wijk. Hoe past dat in de alliantie?
DE PLOEY. “Dat project is te vergevorderd om er nog grote wijzigingen aan door te voeren. We hebben daarom beslist het ziekenhuis dat de infrastructuur voor Stuivenberg moet vervangen, niet on hold te zetten. We praten met GZA uiteraard wel over de beddencapaciteit in Antwerpen.”
U bedoelt dat er bedden moeten verdwijnen?
DE PLOEY. “Als je kijkt naar de financieringsintenties van de overheid, is het duidelijk dat er op termijn minder beddencapaciteit nodig is. Die oefening is gemakkelijker met meerdere partijen. Anders moet je die pijn alleen verteren. Maar nogmaals: dat is niet de eerste drijfveer voor deze alliantie. Onze belangrijkste doelstelling is betere zorg te leveren. Daarnaast zoeken we besparingen door investeringen te verdelen en proberen we de lasten van de lagere beddencapaciteit te verdelen.”
Roeland Byl, fotogra?e Franky Verdickt
“Minister De Block zendt duidelijk signalen uit dat ze in ruil voor investeringen meer samenwerking wil. Dat zet druk op de ziekenhuizen”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier