‘Ik heb geen ambitie om manager te worden’
Een landschap is maakbaar, stelt Bas Smets, de Belgische landschapsarchitect met een internationale reputatie. Hoe hij dat doet, zie je in de tentoonstelling Landschappen in deSingel.
Bas Smets (38) heeft samengewerkt met architectuurgrootheden als Rem Koolhaas, Frank O. Gehry en I.M. Pei. Hij ontwierp landschappen in achttien landen, geeft gastcolleges aan onder meer Harvard University, de Ecole Polytechnique in Lausanne en het Pavillon de l’Arsenal in Parijs en ontving in 2008 de prijs les Nouveaux Albums de Jeunes Architectes et des Paysagistes van het Franse ministerie van Cultuur.
Genoeg om mee uit te pakken, maar voor de tentoonstelling in deSingel richtte Smets de spots liever op de methodiek van het Bureau Bas Smets dan op zijn persoon of op zijn realisaties. In zeven etappes en langs zeven landschappen krijgt de bezoeker inzicht in het ontwerpproces van het Brusselse bureau.
Eigenlijk wilde Smets stedenbouwkundige worden. Na zijn studies inge-nieurarchitect in Leuven vatte hij met dat doel een doctoraat aan bij stedenbouwkundige Marcel Smets (geen familie). “Het thema was landscape urbanism, of hoe je stedenbouw kunt bedrijven vanuit het landschap. Omdat ik weinig ervaring had met landschapsarchitectuur ben ik stage gaan lopen bij Michel Desvigne, toen nog een opkomende landschapsarchitect.”
“Het plan was om na zes maanden de verworven kennis te verwerken in de doctoraatstudie. Maar na die zes maanden heb ik Marcel Smets gebeld met de boodschap: ‘Ik blijf hier, want ik bouw liever landschappen dan er over te schrijven’.” Hij werkte zeven jaar voor het bureau van Desvigne, dat nu als toonaangevend geldt. In diezelfde periode behaalde hij aan de universiteit van Genève zijn diploma van landschapsarchitect.
Vanwaar die switch?
BAS SMETS. “Marcel Smets had me al gewaarschuwd dat stedenbouwkundige eigenlijk een zeer frustrerend beroep is. Waarom? Omdat je als stedenbouwkundige niet zelf uitvoert. Je kunt een heel precies plan afleveren, maar het is vervolgens wel de architect die daar mee aan de slag gaat. Een landschapsarchitect voert wel zijn plannen uit. Tot in het detail: de keuze van de verharding, het stedelijke meubilair, de beplanting, de verlichting… En toch kan je ook net als de stedenbouwkundige op grote schaal nadenken over een site. Op die twee schalen werken, vind ik heel fijn.
“Je ziet ook meer en meer dat twee disciplines samenwerken, complementair zijn. De context is gewijzigd omdat de ruimte bijna volgebouwd is. Dan gaat het minder om via nieuw gebouwde massa structuur te creëren, dan wel om via een ontwerp voor de publieke ruimte de bestaande bebouwde massa een identiteit te geven. Die omschakeling hangt ook samen met de financiële crisis. Vroeger hadden steden meer middelen om bijvoorbeeld via een publiek gebouw een nieuw elan te geven aan een achtergesteld wijk. Nu er minder middelen zijn, proberen steden een gelijkaardig effect te bekomen vanuit de opwaardering van de publieke ruimte.”
België is een land zonder landschap, stelt u. Wat bedoelt u daarmee?
SMETS. “Er is een essentieel verschil tussen land en landschap: het land is het gegeven en het landschap is de waarneming daarvan. Dat komt voort uit de schilderkunst: een landschap was in de vijftiende eeuw een schilderij. Het is pas in de achttiende eeuw dat we ook effectief naar de buitenruimte zijn beginnen te kijken en dat we het begrip landschap gebruiken voor de fysieke ruimte. Oscar Wilde heeft daar iets heel interessants over gezegd: dat het James Turner was die de mist boven de Theems zichtbaar heeft gemaakt, door het te schilderen. Die mist was er natuurlijk veel langer, maar door dat schilderij van Turner zijn we het pas gaan zien als een fenomeen.
“In ons land, en in het geografische Vlaanderen in het bijzonder, ontbreekt een sterk gemeenschappelijk beeld. Omdat er weinig dwingende fysieke beperkingen zijn, hebben we zowat overal kunnen bouwen. Dat is frappant anders in bijvoorbeeld Zwitserland, waar de stedelijkheid zich duidelijk concentreert in de valleien omdat het nu eenmaal moeilijk is om op hellingen te bouwen. Bij ons is het allemaal vlak en konden we bouwen waar we wilden. Daarom ook dat we in overstromingsgebieden gebouwd hebben: het is niet duidelijk waar de valleien zijn. Het resultaat is een erg verspreide bebouwing en geen echt landschap.”
In het verstedelijkte Vlaanderen is er gewoon geen plaats voor landschap.
SMETS. “Ik pleit voor het tegenovergestelde: Vlaanderen zien als één landschap. Een bewoond en bebouwd landschap weliswaar. Vlaanderen is al sinds de middeleeuwen een van de dichtstbevolkte regio’s van Europa, dat zal ook zo blijven. Maar we moeten proberen om dat landschap dat we eigenlijk verwaarloosd hebben, of teruggeduwd hebben tot de kanalisering van de waterlopen, toch een plaats te geven in dat verstedelijkt gebied.”
Fascinatie of frustratie: wat overheerst er als u door Vlaanderen rijdt?
SMETS. “De twee. En samen zijn ze een goede voedingsbodem. Precies die spanning tussen fascinatie en frustratie zorgt ervoor dat ik het beter wil begrijpen.”
Ontwaart u een groeiend besef dat het anders en beter kan?
SMETS. “Absoluut. Dat de Dag van de Architectuur deze keer in het teken stond van Bloeiende Landschappen, is bijvoorbeeld toe te juichen. En dat wij een tentoonstelling krijgen in deSingel past daar ook in. De jongste tien jaar is er enorm veel veranderd en landschap staat nu toch op de agenda. Ik hoop dat we met de tentoonstelling ook kunnen bijdragen aan het debat over landschappen in ons land. We laten zien dat een landschap iets maakbaars is. Het is eerst en vooral een mentale constructie die daarna realiteit kan worden. Het is geen mysterieus ding dat beschermd moet worden. Landschappen mogen beschermd worden, maar ik denk dat ze vooral ook ontworpen moeten worden.”
Een keer per jaar gaat u nog aan de slag in een privétuin. Waarom?
SMETS. “Dat probeer ik inderdaad vol te houden. Voor het plezier om iets in korte tijd gerealiseerd te zien. Want in het publieke domein gaat het meestal nogal traag. Het rechtstreekse contact met een bouwheer verloopt ook anders dan met een vertegenwoordiger van de publieke overheid.”
U werkt met een team van twaalf mensen. Is dit niet het moment om te groeien?
SMETS. “Ik wil niet groeien. Toch niet in aantal projecten of medewerkers. We zijn ooit met achttien geweest, maar ik vind twaalf eigenlijk ideaal. Ik wil wel nog kieskeuriger kunnen zijn in mijn opdrachten. En ik wil vooral zelf blijven ontwerpen. Als het bureau te veel groeit, wordt dat moeilijk. Want hoe meer projecten, hoe meer vergaderingen. Ik heb geen ambitie om manager te worden.”
De tentoonstelling Bureau Bas Smets. Landschappen loopt tot en met 5 januari in deSingel in Antwerpen.
LAURENZ VERLEDENS
“Landschappen mogen beschermd worden, maar ik denk dat ze vooral ook ontworpen moeten worden”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier