Ik en mijn vennootschap

Wie een éénpersoonsvennootschap opricht, moet ermee rekening houden dat er vanaf dan twee personen bestaan: hij en zijn ‘gekloonde ik’.

Studenten blijken dikwijls moeite te hebben met het vak vennootschapsrecht, en vennootschapsbelasting in het bijzonder. Dat komt door de techniciteit van de materie, maar vermoedelijk ook omdat je voortdurend bezig moet zijn met abstracte begrippen.

Vennootschappen leiden immers geen tastbaar bestaan. Je kan ze niet aanraken of zien. Je hebt wel het gebouw waarin de vennootschap gevestigd is, en het aandelenregister waarin de aandelen op naam genoteerd staan. Maar de vennootschap zelf is een immaterieel gegeven. Je kan ze hooguit gadeslaan via de personen die haar vertegenwoordigen. Haar bestuurders bijvoorbeeld. Maar dat kunnen op hun beurt vennootschappen zijn, die weer door andere vennootschappen vertegenwoordigd worden enzovoort.

Vlees en bloed. Hoe dan ook zal het uiteindelijk altijd een natuurlijk persoon zijn die zijn handtekening zet. Een vennootschap kan immers slechts optreden door tussenkomst van natuurlijke personen, mensen van vlees en bloed. Krachtens de recente corporate-goverrnancewetgeving zijn vennootschappen die een bestuursmandaat bekleden trouwens verplicht om in ieder geval een natuurlijk persoon als vast vertegenwoordiger aan te duiden.

Dat het materieel optreden van een vennootschap altijd de tussenkomst behoeft van een natuurlijke persoon, heeft tot gevolg dat je een beetje fantasie aan de dag moet leggen om juist te weten wie aan het woord is.

Als een bakker broodjes bakt, dan is het de bakker zelf die als zodanig optreedt. Als diezelfde bakker zijn zaak inbrengt in een vennootschap (met rechtspersoonlijkheid), dan is het vanaf dan de vennootschap – als afzonderlijke rechtspersoon – die de bakkerij uitbaat. Uiteraard kan de vennootschap zelf het deeg niet materieel kneden. Zij behoeft daartoe de mankracht van de bakker-natuurlijke persoon. Maar die treedt dan niet langer op als exploitant van de bakkerij, maar wel bijvoorbeeld in zijn hoedanigheid van zaakvoerder of bestuurder van zijn vennootschap. Hij en zijn vennootschap vormen twee afzonderlijke entiteiten. Zij staan los van elkaar.

Arts. Dat een handelaar of een industrieel zijn zaak onderbrengt in een vennootschap is al lang gemeengoed. Tegenwoordig kijkt ook niemand meer op als bijvoorbeeld een arts of een notaris een vennootschap opricht. Lange tijd heeft (onder meer) de fiscus erg weigerachtig gestaan tegen de idee dat bijvoorbeeld een geneesheer zijn beroep zou kunnen uitoefenen binnen een vennootschap. Maar conceptueel is er geen verschil met de bakker die in zijn vennootschap broodjes bakt: hij doet dat in naam en voor rekening van zijn vennootschap, net zoals een geneesheer zijn patiënten ontvangt in naam en voor rekening van zijn professionele vennootschap.

De strijd rond de artsenvennootschappen is trouwens al lang gestreden. Op misschien een enkele uitzondering na is er tegenwoordig geen belastingcontroleur meer die eraan twijfelt dat een beoefenaar van een vrij beroep gebruik kan maken van de vennootschapsvorm. Zij het dat af en toe nog wel eens geprobeerd wordt een vennootschap te bestrijden met de idee dat er veinzing in het spel is. Maar dat is dan weer een ander verhaal. Veinzing staat gelijk met fraude, en daar is niets tegen bestand.

Afgezien daarvan is het gebruik van de vennootschapsvorm – ook door beoefenaars van een vrij beroep – vandaag algemeen aanvaard. Op voorwaarde dat zij over de rechtspersoonlijkheid beschikt (wat meestal het geval is), zal de vennootschap als een afzonderlijke entiteit volwaardig aan het rechtsverkeer deelnemen en zal zij bijgevolg ook als zodanig aan belasting onderworpen zijn.

Knowhow. Maar dat deze voor de hand liggende principes nog altijd niet bij iedereen ten volle doorgedrongen zijn, blijkt uit een recent arrest van het hof van beroep in Bergen (31 januari 2003).

In casu ging het om een man die een professionele éénpersoonsvennootschap opgericht had waarvan hij enig aandeelhouder en ook alleen zaakvoerder was. Op een bepaald ogenblik brengt hij zijn knowhow op het gebied van geofysica in zijn vennootschap in. Hij bedingt daarvoor een prijs van 500.000 oude frank.

De administratie wil deze som vervolgens belasten als een divers inkomen (dat afzonderlijk belastbaar is tegen 33%). Maar blijkbaar had de man daar geen rekening mee gehouden, en dus wringt hij zich in alle bochten om aan deze belasting te ontsnappen. Tot voor het hof van beroep in Bergen houdt hij vol dat er van belasting geen sprake kan zijn, omdat de knowhow eigenlijk niet van eigenaar veranderd zou zijn. Hij heeft ze weliswaar overgedragen aan zijn vennootschap. Maar het gaat om een éénpersoonsvennootschap waarvan hij de enige aandeelhouder en zaakvoerder is. Dus is zij volgens hem geen derde. De vennootschap, zegt hij, dat ben ik zelf. En dus is de knowhow nog steeds van mij. Bijgevolg kan de fiscus de overdrachtsprijs niet belasten.

Het hof van beroep kan uiteraard niet anders dan besluiten dat de man het totaal verkeerd voor heeft. Ook een éénpersoonsvennootschap bestaat los van haar oprichter, en vormt een derde persoon. Wie vanuit zijn privé-patrimonium zaken overdraagt aan een éénpersoonsvennootschap, is die kwijt. Zij behoren vanaf dan tot het afzonderlijke vermogen van de vennootschap. De prijs die voor de overdracht is betaald, kan bijgevolg – als alle voorwaarden vervuld zijn – wel voor belasting in aanmerking komen.

Kloon. Moraal van het verhaal: wie een éénpersoonsvennootschap opricht, kloont zichzelf en moet begrijpen dat hij en zijn vennootschap vanaf dan als twee afzonderlijke personen – ook op fiscaal vlak – door het leven gaan.

Jan Van Dyck [{ssquf}]

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

Ook een éénpersoonsvennootschap staat los van haar oprichter.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content