Iemand moet de zondebok zijn

Bedrijven die failliet gaan, wijzen graag de banken met de vinger. Zij hebben de stekker uitgetrokken. Zij, die op bergen geld zitten. Anderen zeggen: waarom hebben ze er zo lang mee gewacht? En nu we het er toch over hebben: waarom hebben ze dat geld geleend?

Banken zijn een stabiliserende factor in ons economisch bestel. Het geld dat een massa kleine spaarders bij hen in bewaring geeft, lenen ze aan de ondernemers. Hun winst maken ze op het verschil tussen de rente die ze de bedrijven aanrekenen en de rente die ze aan de spaarders betalen om het geld te krijgen. Prachtig. In theorie.

Bedrijven die het goed doen, haasten zich om de goede relatie met hun banken te beklemtonen. Ondernemingen die over de kop gaan wijzen onmiddellijk met de vinger naar hun bank. Bij de textielgroepen DVW, Louis De Poortere, en Van der Eecken waren het de banken die het licht uitdraaiden.

“Bankiers stellen zich in België soms op als een pandjesbaas. Ze verstrekken geld, maar vragen 100% zekerheid dat ze hun centen terugkrijgen als er iets fout loopt. Ze geven je een paraplu, en vragen hem terug als het regent,” vindt de Antwerpse curator Eddy Van Camp.

Er schuilt een grond van waarheid in die boutade. Achteraf kun je alleen maar vaststellen dat banken doorgaans te lang aan boord van het zinkende schip blijven. Professor Rudy Vandervennet van de Universiteit Gent: “Als ze eerder de kredietlijnen afsneden, zou het management misschien sneller een andere koers gaan varen, of vervangen worden. Waarom ze zo aarzelen? Vermoedelijk omdat ze, zolang een deel van de rente wordt betaald, de hoofdsom niet moeten afschrijven.”

Reageert directeur-generaal kredieten Josse Borremans van Fortis: “Vergeet niet dat wij maar op de tribune zitten te kijken naar het voetbal dat de zaakvoerder speelt. Wij hebben meer instrumenten dan vroeger om ons kenbaar te maken, maar slechts zeer weinig waarmee je geen onherstelbare schade aanricht. En een paraplu beschermt je tegen de regen, maar niet tegen een lawine.”

De curator van de failliete spinnerijgroep Van der Eecken, Jef Dauwe, vindt dat banken in een weinig comfortabele positie zitten. “Als ze de kredieten te vroeg opzeggen, krijgen ze het verwijt dat ze het bedrijf in het faillissement hebben gedreven. Wachten ze te lang, dan krijgen ze de rest van de schuldeisers over zich heen, omdat ze het leven van de stervende patiënt verlengd hebben.”

Volgens de zuivere logica van de markt zou je bijna volgens een wiskundig model een kredietpolitiek kunnen voeren. Wat is het eigen vermogen, de strategie, het businessplan? Daarvoor gebruiken de banken meer en meer ingewikkelde economische modellen.

Maar met wiskunde alleen red je het niet. Dauwe: “Geloof het of niet, maar bankiers zijn ook mensen. Subtiele machtsverhoudingen spelen een rol. Ik heb ooit meegemaakt dat een bepaalde onderneming een bijna grenzeloos vertrouwen kreeg van de bankier. Wat bleek? De controlerende aandeelhouder van het bedrijf was ook een van de families achter de bank. Daar sta je dan met je wiskundig kredietmodel.”

Voor banken blijft het toestaan van een lening een afweging tussen het kredietrisico (raakt de lening afbetaald?) en het commerciële risico (de kansen op toekomstige winsten of verliezen). Bij heel wat bedrijven spelen banken de rol van aandeelhouder, zonder het bijbehorende rendement. Doet het bedrijf het goed, dan ontvangt de bank alleen de afgesproken rente. Loopt het verkeerd, dan zit de bank wel met de brokken.

En er is het fenomeen van de kredietcycli. In periodes van hoogconjunctuur – zoals nu – zijn banken sneller geneigd krediet te verstrekken. Een aantal van die leningen worden later kredietverliezen, waarvan de bankiers zich zelf afvragen waarom ze ooit die lening hebben toegestaan.

Soms kun je inderdaad een faillissement zien aankomen, vult professor Hubert Ooghe van de Vlerick Leuven Gent Management School aan. “Maar het is niet omdat je het ziet aankomen, dat je eruit kunt stappen. Van iemand die niets heeft, kun je niets krijgen. Een schuldherschikking die bedoeld is om het bedrijf een toekomst te geven, kan juist een van de banken aan het twijfelen brengen.”

De banken zullen hun kredietpolitiek vermoedelijk nog verfijnen. Borremans: “De Belgische banken worden erg slecht vergoed voor hun kredietrisico’s. Gemiddeld bedraagt de return on assets 0,30%.” Bovendien bestaat er geen hiërarchie der ontleners: de kruidenier op de hoek betaalt evenveel als de multinational. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen bestudeert regels om daar meer logica in te brengen. Of dat betekent dat je minder eigen vermogen moet inbrengen, of minder rente moet betalen wanneer je een hoge kredietwaardigheid hebt, moeten we afwachten.

Ten slotte kunnen volgens de nieuwe wet op het faillissement de bankschulden na een gerechtelijk akkoord hun bevoorrechte karakter verliezen, zodat de bank een schuldenaar als alle andere wordt. Daarom worden veel bankiers nog voorzichtiger en zullen ze nog sneller reageren als er problemen opduiken. Curator Van Camp relativeert: “Banken stellen zich in het algemeen erg redelijk op tegenover hun schuldenaar en de andere schuldeisers.”

Maar in een faillissement is het kwaad kersen eten met de banken. Gedelegeerd bestuurder Dirk De Grauwe van Domo, zelf kandidaat-overnemer van LDP, verzucht: “Banken denken in discontinuïteit: sluit het dossier, recupereer cash. Ze hebben geen oog voor een industrieel project, de tewerkstelling, de toekomstmogelijkheden…”

De banken mogen bij een faillissement dan een sleutelrol hebben, toch zijn het officieel de curatoren die de eerste viool spelen. De meeste curatoren zijn erg voorzichtig in hun typering van de banken. Niet onlogisch, want bij faillissementen worden ze al eens geconfronteerd met banken die in andere zaken hun cliënten zijn.

Volgens Guy Vanhoucke, zelf een advocaat van een van de grootbanken, spelen de curatoren het spel zuiver. “Een curator die met een belangenconflict wordt geconfronteerd, zal zich terugtrekken,” zegt hij. “Het wereldje van de curatoren is daarvoor te klein: iedereen weet van elkaar welke banken men als cliënt heeft.” Toch besliste de regering twee weken geleden om werk te maken van een wetswijziging die deze potentiële belangenverstrengeling onmogelijk maakt.

Banken maken

af en toe toch eigenaardige bokkensprongen, merkt de Antwerpse advocaat Frans De Roy op. Voor de ene KMO die een overnemer op het oog heeft, wil een bank nog geen overbruggingskrediet van 100.000 frank toestaan, terwijl een gelijkaardig bedrijf zonder problemen geld kan uitgeven op kosten van de bank. “Soms laat een bank lange tijd toe dat een onderneming een relatief hoge schuldengraad heeft,” weet De Roy. “Ze gelooft blijkbaar in het bedrijf. En plots valt er een aanmaning uit de lucht die de kredieten opzegt. Dan blijken er soms tegenstrijdige visies te bestaan binnen de bank. Je merkt dat pas achteraf, wanneer je je als curator erover verbaast, samen met bijvoorbeeld de juridische dienst van de bank, op welke gronden het kredietcomité bepaalde leningen heeft toegestaan en welke niet.”

De Roy stelt de fundamentele vraag naar de macht van de banken. “De curator moet toezien dat een faillissement wordt afgehandeld in alle eerlijkheid, zodat alle schuldeisers correct en gelijk worden behandeld,” zegt hij. Maar de vraag rijst of het faillissement nog de betekenis heeft die de wet eraan heeft willen geven. “In veel gevallen willen de bevoorrechte schuldeisers – veelal banken – liever de schuldenaar dwingen tot betalen voor het tot een faillissement komt. Wanneer er dan toch een curator verschijnt, blijft er meestal maar een habbekrats over”.

luc huysmans hans brockmans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content