Icoon van het nieuwe Vlaanderen
Op 5 april wordt de Vlaamse schrijver – schilder – cineast
Hugo Claus 75 jaar. De hype laait nog op, maar is zijn werk dan echt zo briljant?
Op 5 april 1929 werd de oudste zoon van de drukker Jozef Claus en Germaine Vanderlinden in Brugge geboren. Slechts heel even leek Hugo Maurice Julien voorbestemd voor een gewoon Vlaams burgerleventje: toen hij de Grieks-Latijnse humaniora aanvatte. Verder dan het lager middelbaar geraakte de wispelturige scholier evenwel niet. Dat moet hij later wel leuk gevonden hebben: als autodidact doorspekte hij zijn werk met complexe referenties naar klassieke teksten, mythologie en psychologie, van de Griekse goden en de bijbel tot Dante, en dat alles overgoten met een gulle geut Freud. Nog leuker moet hij het altijd al gevonden hebben dat recensenten die referenties niet altijd zien, maar dat professoren zich er des te gretiger op gestort hebben en er al enkele fameuze studies aan gewijd hebben.
Die werkwijze typeert Claus: onder het verhaal (vol bedekte verwijzingen naar zowel zijn eigen leven als naar de recente Vlaamse geschiedenis) construeert hij een heel andere betekenis. In het verhaal schopt hij graag herkenbare heilige huisjes omver, terwijl hij onder die oppervlakte stoeit met universele thema’s. Dat heeft enkele ronduit schitterende werken opgeleverd, zijn magnum opus Het Verdriet van België (1983) voorop. Om een of andere reden (sommige hebben het zelfs over gemakzucht) prijkt er ook hachelijk veel kaf tussen dat koren.
Kleine Vlaming. Het probleem met het oeuvre van Claus is niet de ongelijkmatige kwaliteit. Welke schrijver heeft alleen maar meesterwerken voortgebracht? Het probleem is niet eens Claus zelf, die ongetwijfeld wel beseft dat hij een aantal vlugge tussendoortjes afgehaspeld heeft. In het ene interview geeft hij dat grif toe, in het andere prijst hij zichzelf. Het is de ironische Claus die een spel met de media speelt en ook daar is niets mis mee. Ieder kiest zijn mediastrategie.
Het probleem met kritiek op Claus is buiten hem om totstandgekomen. Ten eerste heeft zijn uitgever en een flink deel van de kritiek Claus gecanoniseerd. Ze hebben hem gebeeldhouwd tot een Vlaamse Shakespeare en roep dan nog maar eens dat zo’n monument hier en daar broze plekken vertoont. Ten tweede speelt er een veel subtielere ideologische canonisering. Daarvoor moeten we eerst terug naar zijn werk en vervolgens ook naar zijn leven.
Vooral in zijn romans en toneelstukken heeft Claus vaak briljant de benepenheid van het katholieke Vlaanderen weergegeven. De Kerk moest het daarbij ontgelden als een instelling die de Vlaming klein houdt. Klein in alle betekenissen: kleinburgerlijk, truttig, laf en wonderwel passend in het status-quo dat de machthebbers zo goed uitkomt. Door een opvoeding gericht op het kleine, slikken Vlamingen hun gevoelens in, wat alleen maar verwrongen karakters kan geven. Ze zijn vervroren van in de wieg, schreef Claus al in 1956 in de roman De koele minnaar. In zo’n omgeving lijk je maar twee kanten uit te kunnen: die van de sullige kwezel of die van de hypocriete pilaarbijter. Het Vlaanderen dat Claus toont, is dan ook dat van de krampachtig gesloten families en sjacherende opportunisten. Lafheid en opportunisme doen menige Vlaming zelfs in de collaboratie belanden. Denk maar aan De verwondering (1962) en Het verdriet van België (1983).
Heilige Claus. Niet alleen de verhalende thema’s in zijn boeken, toneel en films namen het conservatieve katholieke Vlaanderen op de hak. Ook in zijn levenswijze (onder meer aan de zijde van Nederlandse filmactrices) en zijn on-Vlaamse onbescheidenheid schoffeerde Claus graag de goegemeente. Heerlijk bevrijdend moet al dat schoppen op de bange Vlaamse kleinburger geweest zijn, zeker in de jaren vijftig en zestig. Zo werd Claus stilaan vereenzelvigd met de kritiek op het benepen Vlaanderen. Wie dan kritiek had op zijn werk, werd algauw in het bekrompen ultraconservatieve kamp gesitueerd. Daardoor werd zijn werk immuun voor objectieve kritiek.
Maar Claus is blijven hangen in de sixties. Hij bleef in zijn verhalen maar razen tegen de benepenheid, terwijl de Vlamingen daar nu stilaan wel over zijn. Misschien zonder dat hij het inzag, evolueerde de iconoclast Claus tot de icoon van het nieuwe Vlaanderen, van het wakker geworden Vlaanderen dat niet meer geassocieerd wil worden met de bange, brave en bekrompen inborst en zweert bij vrijheid-blijheid. Dat nieuwe Vlaanderen heeft de hemelbestormer heilig verklaard.
Ondertussen heeft uitgever De Bezige Bij de hype vakkundig doen oplaaien. Dat levert alvast imposante uitgaven op, waarin de lezer zelf zijn oordeel kan vellen. Nieuw in de boekhandel: alle veertien romans verzameld in vier paperbacks (75 euro), alle (ruim 2000) gedichten gebundeld (75 euro), een keuze uit interviews in Groepsportret (25 euro) én de nieuwe dichtbundel In geval van nood (26,50 euro). De nieuwe poëzie vat de kwaliteit van het oeuvre keurig samen: hoge pieken, diepe dalen.
Luc De Decker
Claus werd gecanoniseerd tot een Vlaamse Shakespeare en roep dan nog maar eens dat zo’n monument hier en daar broze plekken vertoont.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier