HYPOTHEEKSTORM IS NIET VOORBIJ
Verbale kalmeermiddelen van investeringsbanken en hefboomfondsen. En Ben Bernanke, de voorzitter van de Fed, die klaar staat om, indien nodig, in te grijpen. Kunnen zij daarmee de financiële markten tot rust brengen?
Er komt een kentering. Dat is alvast de analyse voor de economische groei in de VS. De afgelopen jaren groeide de doorgaans veerkrachtige economie met meer dan 3 %. Het groeicijfer voor dit jaar zal wellicht teruglopen tot ongeveer 2 %. Het wordt steeds moeilijker de ‘overspill’ van de crisis in de hypotheekmarkt te beperken. Vooral de consumentenmarkt en de kredietmarkt voelen de gevolgen.
Circa twee derde van de Amerikaanse economische activiteit bestaat uit consumptie-uitgaven. Het aantal Amerikanen dat nu zijn huizen moet verlaten door de hypotheekcrisis schommelt rond twee miljoen. Dat lijkt op zich nog erg weinig in een land met 300 miljoen burgers. Maar het aantal hypotheken van mensen met een beperkte kredietwaardigheid is in sommige staten 25 tot 30 %. Vooral in zuidelijke staten zoals Alabama, Mississippi, Louisiana, Florida en Texas ligt dat percentage hoog. Maar ook in Californië met grote steden als San Francisco en Los Angeles, of de Midweststaat Illinois met Chicago. Allemaal herbergen ze veel burgers met betalingsmoeilijkheden. Niet alle Amerikanen met beperkte kredietwaardigheid moeten hun huizen verlaten, maar de meeste zien hun besteedbaar inkomen behoorlijk dalen door hogere renteafdrachten. Zij moeten de tering naar de nering zetten. Dat resulteert in voorzichtigheid en een lagere consumptie.
Wie deze hypotheekcrisis vergelijkt met vorige grote beursdalingen, vooral die van 1987 en 1998, ziet een patroon. De neergang komt als een duiveltje uit een doosje omdat de verwachtingspatronen op de beurzen enorm waren gestegen. Net op het moment dat er ‘onophoudelijke groei’ in het vooruitzicht wordt gesteld, gaat het mis. Vervolgens komen de bank- en beursautoriteiten vertellen dat alles wel meevalt. Er is, na ingrijpen van centrale banken, een kleine heropleving, maar korte tijd later – als de economische gevolgen onmiskenbaar worden – volgt een serieuze terugval. Twee jaar later is er een recessie.
Neem 1987. Medio jaren tachtig herstelden de markten zich spectaculair van de tweede oliecrisis van 1979. Vooral de Amerikaanse economie groeide als kool, bedrijven werden overgenomen en er was onbeperkt optimisme. Krediet was goedkoop; junk bonds of rommelobligaties deden hun intrede. De waarde van aandelen bleef stijgen en de winstcijfers bedroegen meer dan 20 %. Ineens kwam de inflatie opzetten en investeerders vluchtten naar veiligere obligaties. Ze gebruikten ‘voorspellende computerprogramma’s’ die bij een bepaald verliespunt automatisch een massale verkoop inzetten, om de eigen portefeuille te beschermen. In september 1987 stortte de markt in met een waardeverlies van 20 %. De Amerikaanse federale bank, waarvan Alan Greenspan net voorzitter was geworden, reageerde offensief door de rente te verlagen van 7,25 naar 6,75 procent. Greenspan stopte daarmee een verdere val, maar de ‘boom’ van Wall Street was voorbij. Iedereen werd voorzichtiger en in 1990 volgde een recessie.
Een zelfde verschijnsel deed zich voor in 1998 toen de markten ook weer irrationeel optimistisch waren. Met de opkomst van internet, de virtuele economie en de telecomrevolutie, leek het alsof de dagen van onbeperkte groei terug waren. Maar een grote speler bleek zich te vertillen: het hefboomfonds Long Term Capital Management stond op het punt van faillissement. Opnieuw moest Greenspan ingrijpen om een val van de koersen te voorkomen. In 1987 intervenieerde hij pas na de koersval, toen het eigenlijk al te laat was. In 1998 greep hij tijdens de crisis in met renteverlagingen, maar hij moest het drie keer doen omdat de dosis steeds te laag was. De ‘voorspellende computerprogramma’s’ van de beleggers hadden wederom een punt bereikt waarop automatisch een massale verkoop werd ingezet. Greenspan kon de klap enigszins opvangen, maar in 2000 kwam alsnog de recessie, die nog werd verergerd door 11 september 2001. Misschien is het toeval, maar die crisissen zijn kennelijk altijd in september en oktober.
Deze keer is het de hypotheekmarkt. Twee hefboomfondsen van Bear Sterns maakten een duikvlucht. Opnieuw greep de Fed in, maar haar huidige president, Ben Bernanke, is wat voorzichtiger. Hij verlaagde onlangs de rente van de centrale bank aan particuliere banken, maar niet de ‘federal funds rate’, de rente die geldt bij leningen tussen banken onderling. Waarschijnlijk zal hij de federal funds rate binnenkort verlagen van 5,25 naar 5 procent. Maar intussen is er, zoals in 1987 en 1998, al een ‘spill over’ naar andere sectoren.
Meestal ontstaat een crisis dus als reactie op te hoge verwachtingen en te goedkope leningen. Een soort financiële normvervaging. Als de logica zich voortzet, krijgen we volgend jaar lagere groeicijfers en als we niet oppassen een recessie tegen het eind van dit decennium.
Derk Jan Eppink
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier