Hordeloop

De Antwerpse kamer van koophandel trekt met een handelsmissie door China. Ervaringen van Vlaamse kmo’s met wilde stakingen, corruptie en plagerijen in hun Chinese vestiging, kunnen leerrijk zijn. Want desondanks is de balans positief.

Tianjin, Qingdao.

Ontmoedigd bent u terug in België na slopende dovemansgesprekken met uw Chinese managers. Nadat zij gedurende zes maanden eenzijdig de productie stillegden. Uitgeput bent u in Beijing op het vliegtuig gestapt en wat vindt u bij uw aankomst? Een fax. Van datzelfde management. Met de vriendelijke bede om opnieuw rond de tafel te gaan zitten in “een open en vriendelijke sfeer, om op grond van het principe van wederzijds belang en respect verder samen te werken op een vriendschappelijke basis”. Zo staat het er zwart op wit.

Jacques Damman kan er nog mee lachen. Twee dagen later vliegt hij terug naar China om er de draad weer op te pikken: “Je moet het ijzer smeden terwijl het heet is,” klinkt het confuciaans-filosofisch. In de fax wordt op álle punten tegemoet gekomen aan Dammans verwachtingen: “Als de heer Damman van oordeel is dat het huidige management niet competent is; als de heer Damman vindt dat er op een andere manier moet worden samengewerkt; als…” Kortom, plots is alles bespreekbaar en nog wel through friendly consultation.

Sinds de terugkeer van Hongkong in de Chinese schoot, luidt het officiële motto: Eén land, twee systemen. Buitenlandse ondernemers ondervinden echter dat “China zoveel systemen kent als er arrondissementen zijn”. Dezelfde wetten worden op andere plaatsen verschillend geïnterpreteerd. China is zo uitgestrekt dat de regio’s een verregaande autonomie hebben. “Dit heeft zijn voor- en nadelen,” zegt Hendrik Van den Berghe. “Hoe verder van de grote steden, hoe ruimer men de wetten en regels interpreteert. Beijing en Shanghai zijn China niet. Andere steden zijn ook economisch interessant. In Jimo ben ik een belangrijk man, een afspraak met de burgemeester is zo gemaakt.” Dammans kopzorgen klinken Van den Berghe bekend in de oren. In 1995 werd hij geconfronteerd met een wilde staking in zijn bedrijf. “Enkele minder goede elementen konden zonder ernstige aanleiding en uit puur machtsvertoon de boel op stelten zetten, omdat ikzelf geen duidelijke beleidslijn had uitgezet,” zegt Van den Berghe vandaag. “Het onderhandelings- en inspraakmodel van bij ons kan je hier best vergeten.” Damman was gebotst op misbruiken door het management: een deel van het arbeidersloon verdween en in plaats van grondstoffen werd een luxewagen aangeschaft.

De twee Vlaamse ondernemers zitten toevallig in dezelfde vleesbranche: ze verwerken darmen van varkens en schapen tot natuurlijke en dus eetbare omhulsels voor droge worst ten behoeve van salamiproducenten wereldwijd. Dammans firma Durex nv – what’s in a name? – uit Temse, kwam recentelijk in aanvaring met de bekende Engelse condoommultinational die zopas een Chinese joint venture oprichtte en daarom bij het Vlaamse Durex aandringt op een naamsverandering. “Wij bestaan sinds 1947,” verzet Damman zich.

Durex nv, Temse en bvba J. Van den Berghe uit Lokeren, behoren tot het handvol wereldspelers in de kleine niche van niet-synthetische omhulsels voor worst- en salamiproducenten. Durex is nog iets meer gespecialiseerd: naast de Deens-Nederlandse concurrent DAT/Vasco is Durex nv wereldwijd de enige producent die via een eigen procédé darmwanden versmelt tot grotere diameters dan gewone natuurdarmen.

Een paradijs,

zo herinnert Jacques Damman zich de pioniersjaren tien jaar geleden. “De zeldzame buitenlanders werden door het toenmalige orthodox-communistische regime in de watten gelegd.” Durex, dat al 25 jaar in Hongarije produceert en er twee fabrieken heeft, sloot in 1987 een exclusief samenwerkingsakkoord tot 2003 met een zogenaamde township enterprise op 330 kilometer van Beijing: de Chinezen stelden de gebouwen en werkkrachten ter beschikking. In juni 1997 investeerde Durex 2 miljoen dollar in een tweede ultramoderne fabriek op 90 kilometer van Beijing: aanvankelijk een 50/50 joint venture met een privé-partner onder supervisie van de township, is Dammans participatie opgelopen tot 93,5% en streeft hij nu naar een 100%. Durex’ productiecapaciteit in China vertienvoudigde, één derde ervan gaat vanuit China rechtstreeks naar de VS en een aantal EU-landen; de rest wordt via Temse verdeeld. Durex draait een groepsomzet van 150 miljoen frank.

Hendrik Van den Berghe kwam in 1992 via een zakenrelatie in contact met China. Aanvankelijk besteedde hij alles uit aan een Chinees bedrijf, maar dat liep mis. In september 1993 kocht hij een terrein in de Jimo Development Zone bij Qingdao op een 900 kilometer van Beijing. Twee jaar later startte de productie. Van den Berghe mag dan al baas zijn in de 100%-eigen fabriek, van inmenging en plagerijen bleef hij niet gespaard. Het optrekken van het gebouw zorgde voor eindeloze kopzorgen, wat hem verplichtte om de constructie van het gebouw zelf te overzien. “Ik heb dan een honderdtal mensen aangeworven die zich aan de poort kwamen aanmelden. Na twee maanden brak er een staking uit, maar ik ben op geen enkele van de eisen ingegaan. Op vijf mensen na, is iedereen vertrokken, ik ben opnieuw begonnen van nul. Nu werf ik alleen aan op introductie. Als er moeilijkheden zijn met de nieuwe werknemer kunnen we terugvallen op het personeelslid dat hem introduceerde en die zich dus verantwoordelijk voelt.”

Quigdao Vanbo Animal By-Products Company van Van den Berghe verwerkt met een tachtigtal werknemers 180 tot 200.000 meter darmen per dag. Zoals Durex importeert Vanbo de grondstof-darmen uit Europa en Australië. Vanbo exporteert rechtstreeks naar Duitsland (Van Den Berghes grootste afzetmarkt), naar Noord- en Zuid-Amerika en naar Lokeren voor verzending binnen de EU. Van den Berghe draait een groepsomzet van 300 miljoen frank.

Steun van de overheid tegen misbruiken

Hendrik Van den Berghe heeft in China een calvarie achter de rug. “Ik heb er zelfs aan gedacht weg te trekken, maar ik was verplicht door te bijten anders was het een financiële strop geworden. Nog steeds worden we verplicht allerhande zogenaamde vergoedingen en belastingen te betalen. Corruptie is een plaag. Als ik daarover in Beijing mijn beklag doe, durven ze soms nog vragen of ik een ontvangstbewijs heb,” lacht hij. Toch is Van den Berghe een tevreden man, want zonder Vanbo zou hij niet competitief kunnen zijn: “De lage arbeidskosten laten mij bovendien toe een nauwkeurige kwaliteitscontrole te doen die in België onbetaalbaar zou zijn. Vandaag hebben we echter nog problemen met het China Commodity Inspection Bureau (CCIB). Tot hun grote ergernis vinden ze niets en dus begint de haarklieverij, zoals opmerkingen over een vat en een deksel die niet dezelfde kleur hebben. We hebben de inspecteur van het CCIB een kantoor gegeven in ons bedrijf, maar toch moeten we de documenten nog in Qingdao gaan ophalen. Voor papieren die we vroeger op vier dagen klaar kregen, doen we er nu veertien dagen over. Inspecteurs zonder enige vakkennis komen vertellen hoe en wat ik mag produceren.” Op het CCIB-hoofdkantoor in Beijing krijgt Van den Berghe alle begrip, maar daarmee zijn de tegenkantingen nog niet van de baan. “Gelukkig heeft het CCIB nog geen enkele zending geblokkeerd.”

Administraties willen zich te pas en te onpas bemoeien met de bedrijfsvoering. Daar krijgen buitenlanders het van op de heupen. “Men vergeet daarbij dat Chinese ondernemers evenzeer het slachtoffer zijn van dit soort bemoeienissen,” nuanceert Van den Berghe. “Het verschil is dat de Chinese ondernemer alles lijdzaam ondergaat. Westerlingen nemen dit niet en dus ontstaan er vaker conflictsituaties. Het feit dat je als buitenlander getypeerd wordt als een rijke kapitalist, maakt dat je al gauw benaderd wordt door mensen met minder goede bedoelingen. Daarnaast zijn er echter heel wat witte raven. Het komt er op aan die te vinden. In joint ventures gaan bovendien twee werelden en culturen nog eens botsen, terwijl beslissingen in de raad van bestuur unanimiteit vereisen, zelfs bij een 0,5%-belang aan Chinese zijde.”

Vijfduizend jaar feodaliteit en de communistische variante zitten nog steeds in de Chinezen ingebakken. “Door heel de Chinese geschiedenis loopt de rode draad van één sterk centraal gezag. Dat moet je – wel te verstaan op een diplomatieke manier – ook gaan vertalen naar je bedrijf toe,” vindt Van den Berghe (zie kader). “Het moet duidelijk zijn wie the boss is en daarom kan je maar best ter plekke zijn.”

Volgens Jacques Damman is het verzorgen van relaties met de lokale overheden erg belangrijk, “want alles kan lokaal geregeld worden, naargelang van de kwaliteit van uw en hun guanxi of relaties.”

In het conflict met zijn managers omtrent gesjoemel heeft Damman de burgemeester duidelijk gemaakt dat de stal eerst moet worden uitgemest – “ze willen met hun 6% de baas spelen, terwijl ze geen begrip hebben van wat ondernemen betekent: het individuele belang primeert altijd; een bedrijf wordt voor eigen profijt misbruikt.”

Kennelijk is de boodschap overgekomen, want in de fax die Damman bij aankomst in België vond, wordt verwezen naar “contacten met leiders on all levels of the province, city and co unty“. Daaruit concludeert Damman dat een goed samenspel tussen de Chinese en Belgische overheden via de ambassade in Beijing voor onze kmo’s vruchten kan afwerpen. Damman en Van den Berghe pionierden op eigen houtje, ze legden contacten zonder tussenkomst van de ambassade of Vlaamse economische vertegenwoordigers. Maar de laatste jaren was er, door de toeloop van buitenlandse investeerders in China een sfeer ontstaan “dat buitenlandse kapitalisten er zijn om gepluimd te worden.” De voorbije twee jaar pakten heel wat buitenlanders moegetergd hun koffers. Dat heeft op het hoogste niveau in Beijing een belletje doen rinkelen, zodat er volgens Damman en Van den Berghe een ommekeer merkbaar is: “De overheden willen het buitenlandse investeerders opnieuw gemakkelijker maken,” zegt Jacques Damman.

ERIK BRUYLAND MICHEL LENS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content