Hongaarse goulash

Joost Vandendriessche maakt van zijn bedrijvengroep in Hongarije een gebonden groep: stukwerk in de meubelsector, meubelproductie, een ingenieursbureau en een transportbedrijf. De combinatie moet even lekker zijn als een heerlijke goulash.

Rétság, Boedapest (Hongarije).

Niches vinden in overbevolkte markten. Dat is het credo van de 45-jarige Joost Vandendriessche. “Om generalist te worden, hebben we toch het kapitaal niet,” weet hij. De geboren West-Vlaming was een leven lang voorbestemd om die “marktgaten” in de meubelsector te ontdekken. Vader André Vandendriessche werkte in de sector, broer Hans runt er een kmo met een omzet van zo’n 450 miljoen frank. Joost, de vijfde zoon uit een gezin van zeven, werkte zelf vijftien jaar lang voor verschillende verkooporganisaties in de Benelux. “Zo merkte ik op dat er een markt was voor ateliers die lederen zetelbekleding heel precies volgens een patroon konden versnijden,” zegt Joost Vandendriessche die toen Benelux-verkoopsdirecteur voor de Duitse zitmeubelgigant Allmilmö was. “Maar ik wilde dat voor mezelf uitbouwen.”

Dus kocht Vandendriessche acht jaar geleden een koeienstal van 1000 m² in Nagybörzsöny, een nauwelijks bereikbaar dorpje in de Hongaarse bergen. Een investering van een paar miljoen frank, bijeengegaard door autofinanciering en in samenwerking met de plaatselijke landbouwcoöperatieve. Vandendriessches Ledeslux gaf er werk aan een tachtigtal Hongaren. Maar de initiatiefnemer merkte al snel dat het belangrijkste voordeel van de regio – de lage loonkost – snel afnam. “Om de concurrenten – vooral Poolse bedrijven – te kloppen moest ik meer bieden dan alleen maar een productie-eenheid.”

Met Spektiva, dat zich in het toegankelijker Rétság vestigde en de activiteiten van Ledeslux opslorpte, werd enkele maanden later een groot maatatelier geopend met zeer korte doorlooptijd. De bekleding van elk van de 250 modellen zitmeubelen kan er binnen de drie dagen gemaakt en geleverd worden. “Dankzij een uitgekiend logistiek systeem onderscheiden we ons van de andere bedrijven in de markt,” gelooft Vandendriessche. Spektiva telt 250 werknemers en zal in 1999 een omzet halen van 116 miljoen frank in stukwerk met uitstekende winstmarges. Een forse groei in vergelijking met 1998, toen Spektiva 60 miljoen frank haalde.

Gedeelde lasten

Na de Spektiva-opstart ging Joost Vandendriessche van 1994 tot 1997 als gedelegeerd bestuurder werken voor een Hongaarse toeleverancier van Saab en hij ontdekte er de mogelijkheden van de auto-industrie. Sindsdien maakt Spektiva ook zetelbekleding voor onder meer BMW.

Toch werd Joost Vandendriessche weer meubelmaker. In 1997 kwam de familie Corthouts, eigenaar van meubelgeneralist Recor in Hasselt, hem opzoeken. Recor was klant bij Ledeslux en wilde graag zijn toelevering in de toekomst verzekeren. Vandendriessche en Recor richtten een joint venture op, Fragicslov, en zetten een fabriek neer bij de etnische Hongaren in het Slovaakse Sahy. Recor heeft 80% van de aandelen, Vademeu 20%. Fragicslov haalt vandaag een omzet van 24 miljoen frank, maar hoopt die te verdubbelen als het aantal personeelsleden in de komende jaren van vijftig naar tachtig wordt opgetrokken.

Fragicslov, op zichzelf een minder belangrijke poot in de Vademeu-holding, luidde een nieuw tijdperk in voor de Belgische Hongaar. Het tijdperk van de gedeelde risico’s. De organische groei van Vademeu in de jongste jaren is grotendeels gebaseerd op minderheidsparticipaties en gedeelde verantwoordelijkheden. “Zo vang je niet alleen minder wind,” zegt Joost Vandendriessche, “maar je neemt ook doordachter beslissingen.”

Ook bij de internationale transportonderneming Batki-Trans deelt Vademeu de controle met een Hongaarse transportondernemer. Batki-Trans telt achttien werknemers en levert uit voor de Vademeu-bedrijven, maar ook voor externen als de Hongaarse vestigingen van Audi, Saab en Volkswagen. Inmiddels werkt Batki-Trans ook als dispatcher, onder meer voor de grote autobedrijven.

Nieuwe groeipool

De groeipool van Vandendriessches bedrijvengroep moet het ingenieursbureau Imagement worden. Imagement, dat een vijftiental ingenieurs telt, werd gecreëerd om als consultant een aantal nieuwe investeerders te begeleiden – verschillende autotoeleveranciers, de Belgische meubelfabriek Concorda, maar ook de eigen groepsbedrijven SiniA en het vernieuwde Spektiva. Joost Vandendriessche stampte het uit de grond samen met Gyulia Toth, een jonge Hongaarse ingenieur van 28. “Hij was even agressief als ik en begreep dat je een modern bedrijf niet meer kunt sturen van achter een bureau. Daarom gingen we met elkaar in zee,” zegt hij.

De eerste opdracht

van Imagement was de opstart van SiniA, een bedrijf dat de groep in 1998 oprichtte samen met de Ramanex-holding van Joost Vandendriessches broer Hans en een derde partner. Het bedrijf startte intussen een eigen productie op van volledige zitmeubelen. “We kunnen met de grote West-Europese zitmeubelfabrikanten concurreren,” zegt Joost Vandendriessche, “omdat we in een niche zitten: koloniale stijlmeubelen in kleine volumes. We halen daarmee grotere marges dan in de traditionele meubelsector.” Op 1 november verhuist SiniA van zijn voorlopige atelier naar een nieuwe vestiging in Szalgotarian. Het kapitaal is inmiddels met dertig miljoen frank verhoogd, het personeelsbestand zal er van twintig naar zeventig werknemers opgetrokken worden. In het bedrijfsplan is voor 2002 een omzet van 260 miljoen frank ingeschreven.

Met SiniA op het visitekaartje duwde Imagement intussen de deur naar de groten open. Voor Audi in Györ zette het Vademeu-bureau een deel van de logistiek op poten en er is een contract met de Belgische meubelfabrikant Vincent Sheperd, die een fabriek zal openen in Kiskunhalas, vlakbij de grens met Servië.

Maar het ingenieursbureau zoekt mogelijkheden om dieper in het hart van zijn klanten door te dringen. Zegt Gyulia Toth: “We geven bouwadviezen, kijken welke machines er in het bedrijfsgebouw moeten, maar we ontfermen ons ook over de opleiding en aanwerving van het personeel en over de opstart. We geven zelfs tips over nieuwe producten die ze moeten ontwikkelen.” Een interessante groeimarkt. Imagement ontwikkelde al voor fabrikanten van offsetprinters en voor metaalbewerkers. Vandaag staan ze naar eigen zeggen ver in de besprekingen met Saab, voor wie Imagement onderdelen zou kunnen ontwerpen. Voor Volvo zijn er zelfs al concrete akkoorden: in oktober start de productie van nulseries voor onderdelen die vanaf 2000 in de S80 ingebouwd zullen worden. “Er zijn ook contacten met een grote Duitse en een grote Amerikaanse autobouwer en met Cadato, een groot Zweeds ingenieursbureau dat met ons wil samenwerken,” zegt Gyulia Toth. Over welke onderdelen het gaat, willen Toth en Vandendriessche nog niet kwijt.

Producten ontwikkelen kan een lucratieve bezigheid worden voor het kleine ingenieursbedrijfje. Maar het kost ook handenvol geld. Kapitaal dat Vademeu niet direct kan ophoesten. “En ik wil ook niet teveel leningen bij de bank opnemen,” zegt Joost Vandendriessche. “Ongetwijfeld moeten we naar een private plaatsing of zelfs een beursintroductie toewerken als de groei blijft aanhouden. Op zich heb ik daar geen problemen mee. Ik heb liever een kleiner aandeel in een sterk bedrijf dan een meerderheidsparticipatie in een onderneming waarvan het groeipotentieel is opgesoupeerd.”

FRANK DEMETS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content