Hoge wedden in crisis
Een manager die een bedrijf doorheen een crisis loodst (zie blz. 44), kan zijn gewicht in goud waard zijn. Theo Dilissen torst op dit ogenblik bij Real Software een schuld van 9,68 miljard frank tegen een intrestvoet van 10%, terwijl de omzet nauwelijks boven de 9 miljard uittorent bij een marge van 11,5% (vóór intrestlasten en belastingen). Il faut le faire. De problemen van Philippe Bodson bij Lernout & Hauspie (L&H) ogen niet minder spectaculair: een schuld van ettelijke miljarden die moet worden gefinancierd met een twijfelachtige – want kunstmatig opgekrikte – omzet.
Als deze ‘witte raven’ erin slagen hun bedrijven een nieuwe toekomst te geven, dan verzinken hun hoge weddes, met inbegrip van bonus, aandelenopties en andere incentives, in het niets. En toch.
Bij Luc Vandevelde gaat die vlieger blijkbaar niet op. Dat ondervond de Belgische topman van het veelgeplaagde Marks & Spencer, toen bekend werd dat hij dit voorjaar een forse bonus van 650.000 pond (1 miljoen euro) kan opstrijken als “bepaalde strategische en kwalitatieve doelstellingen” worden bereikt.
Ook Jacques Nasser, de topman van Ford Motor Co., zorgde voor het nodige wenkbrauwengefrons omdat zijn salaris- en bonuspakket vorig jaar 13% hoger lag dan in 1999 – ondanks de problemen die het bedrijf ondervond met het terughalen van de onveilige Firestone-banden en een 33% lagere operationele winst in het vierde kwartaal.
Toch gaat er een merkwaardige paradox schuil achter onze perceptie van hoge verloningen. Waarom hebben we geen problemen met de weelde en rijkdom die een Luis Figo, Helmut Lotti of Oprah Winfrey opstapelen, maar fronsen we wel onze wenkbrauwen bij de riante salarissen en dito bonussen van topmanagers? Een mogelijke verklaring: voetbalsterren, zangers en showbizzfiguren zijn in staat om ons te doen (weg)dromen. Managers kunnen dat niet, zij bezorgen het brede publiek hoogstens – in tijden van recessie of vertraagde groei – slapeloze nachten en nachtmerries.
Aan deze perceptie kan geen enkel bedrijf voorbijgaan. Popsterren, sporthelden of zelfs schrijvers kunnen het aura van een ‘ster’ of de status van een ‘god’ verwerven. De paradox is dat hun werk niet als werk wordt aangezien, en dus ook niet kan dienen als toetssteen voor wat zij verdienen.
Managers daarentegen worden wel geacht te werken, in de klassieke zin van het woord (niet zelden zijn ze ook workaholic). Ze leven en werken in de harde realiteit van feiten en cijfers. En op die manier worden ze ook beoordeeld door hun werknemers, aandeelhouders, klanten en concurrenten. Voor hen geldt het principe ‘loon naar werk’. Als ze daaraan niet beantwoorden, worden ze afgestraft.
Precies daarom zullen topmanagers ook nooit worden aanvaard als vedetten die – zoals in de voetbalwereld – door bijvoorbeeld bureaus of makelaars van het ene naar het andere bedrijf op lucratieve wijze worden getransfereerd. Dat voor hen the sky the limit is, stoelt op een illusie. Naast de puur economische overwegingen zal er altijd een sociale dimensie (of perceptie) blijven kleven op hun milde beloningspakketten.
Piet Depuydt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier