Hoera: Vlaanderen groeit sneller dan Wallonië!
Het Planbureau heeft voor het eerst regionale vooruitzichten gemaakt. En wat blijkt, nadat de laatste zeven jaar de groei in Wallonië hoger is geweest dan in Vlaanderen, en op die manier de welvaartskloof tussen beide regio’s heel geleidelijk afnam, zou de trend opnieuw keren. De groei in Vlaanderen in de komende jaren zou 2,4 % bedragen, en in Wallonië slechts 2 %.
Sommige Vlamingen konden hun vreugdekreten niet onderdrukken, anderen gniffelden wat en waren weer trots Vlaming te zijn. Enkele Vlaamse kameraden belden mij op om zich er van te vergewissen dat ik wel zeker de voorspellingen had gelezen.
Graag zou ik drie bedenkingen formuleren bij deze studie.
T en eerste: voorspellingen zijn slechts voorspellingen. Wie voorspelde dat de MR de grootste partij in Wallonië zou worden? En wie had voorzien dat LDD uit het niets 7 % van de Vlamingen voor zich zou kunnen winnen en vijf mandaten in de wacht zou slepen? En wie kan zeggen hoeveel auto’s Vlaanderen nog zal assembleren binnen tien jaar? Voorspellingen zijn dus wat ze zijn, voorspellingen.
Intussen is Wallonië er wel in geslaagd zeven jaar lang een hogere economische groei en hogere exportgroei te noteren dan Vlaanderen. Dat was overigens ook zo in de eerste 135 jaar van het bestaan van dit koninkrijk. Enkel tussen 1966 en 1999 was, volgens de werkelijke cijfers van het Nationaal Instituut van de Statistiek, de groei in Vlaanderen systematisch hoger dan in Wallonië, wat tot een enorme welvaartskloof leidde. Wallonië, met 33 % van de bevolking, vertegenwoordigt daardoor slechts 26 % van de welvaartscreatie. Het gemiddelde inkomen van de Waal, voor transfers, ligt 22 % lager dan dat van de Vlaming. Vlaanderen vertegenwoordigt 56 % van de bevolking en een zelfde aandeel in de welvaartscreatie. Enkel in de Brusselse regio is de bijdrage tot de welvaart hoger, zelfs bijna dubbel zo hoog, als het aandeel in de bevolking. De melkkoe van België is dus niet Vlaanderen, maar Brussel. Van de transfers naar Wallonië betalen zij twee derde en de Vlamingen een derde (zie mijn berekeningen in Trends van 20 december 2007). Zelfs indien de door het Planbureau voorspelde groeiverschillen ook werkelijk plaatsvinden, zal die tendens niet fundamenteel wijzigen.
Ten tweede: het beste wat Vlaanderen kan overkomen, is niet dat het slechter gaat in Wallonië, maar dat het er beter gaat. Voor kleine Vlaamse bedrijven vertegenwoordigen Waalse bedrijven 25 % van de ‘export’. Na de Amerikanen zijn de Vlamingen de grootste investeerders in Wallonië. Mocht Wallonië zijn fragiel groeiherstel kunnen consolideren, dan zou dat de beste manier zijn om de transfers op termijn structureel af te bouwen. Als de participatiegraad in Wallonië even hoog zou liggen als in Vlaanderen, zijn er bijna geen transfers meer. Indien de 150.000 vacatures in Vlaanderen opgevuld worden door Walen, is het gedaan met de transfers. Maar in een land met 450.000 werklozen is het soms moeilijk mensen te vinden als 40 % van de werklozen meer verdient door niet te gaan werken en als naar schatting (OESO) 21 % van onze economie zwart is.
Vergeten we trouwens niet dat de voorspellingen van het Planbureau van een hogere participatiegraad in Vlaanderen, niet alleen gebaseerd zijn op economische factoren, maar vooral op demografische. De veroudering van de Vlaamse bevolking is veel scherper dan in Wallonië. In 2050 zal de afhankelijkheidsgraad (aantal 65-plussers gedeeld door de leeftijdscategorie 20-59) in Vlaanderen 61 % bedragen, tegenover 53 % in Wallonië. Vandaag hebben beide regio’ nog dezelfde afhankelijkheidsgraad. De vraag is dus niet of Vlaanderen arbeidskrachten zal moeten importeren, maar wel of het eerder Walen dan wel Bulgaren of Polen zal importeren.
Ten derde: de systematische vergelijking tussen Vlaanderen en Wallonië is een vergelijking tussen appelen en citroenen om na een gedegen analyse tot de conclusie te komen dat citroenen zuurder zijn. We moeten vergelijken ‘ alike with alike’. Vlaanderen moet zich vergelijken met Baden-Württemberg, Grenoble, Catalonië, enzovoort. En dan blijkt Vlaanderen helemaal geen topregio te zijn. Toen ik acht maanden geleden als secretaris-generaal van het departement Economie in Vlaanderen een rapport uitbracht dat aantoonde dat Vlaanderen onderaan bengelde ten opzichte van vergelijkbare regio’s, verweet Yves Leterme mij oppositietaal. Nu stelt zijn opvolger precies hetzelfde en hoopt hij via het plan Actie in Vlaanderen dat Vlaanderen tot de topregio’s zal behoren … in 2020. Wallonië moet zich vergelijken met regio’s die een zelfde industrieel verleden hebben. Asturias, Sheffield, Nord-Pas-de-Calais en het Ruhrgebied, om er maar een paar op te noemen. Alleen op die manier kan men de positie van een regio in kaart brengen.
Afsluitend, het beste wat ons kan overkomen, is dat alle Belgen gemotiveerd worden om te werken door werken meer lonend te maken dan niet te werken en door de werkloosheidsuitkering te beperken in de tijd. De negatieve vooruitzichten van het Planbureau moeten de Walen ertoe aanzetten een goed economisch beleid te voeren. Daarnaast moeten Vlamingen duimen dat het Wallonië economisch voor de wind gaat en dat het Marshallplan vruchten afwerpt. Maar dat is niet altijd eenvoudig. Wie daaraan twijfelt, hoeft maar even te kijken naar Actie in Vlaanderen. Mimi Lamote is er, op aanwijzen van Leterme, tot voor enkele maanden voorzitter van geweest. Kan iemand mij één concreet resultaat voorleggen? (T)
Rudy Aernoudt – De auteur is professor economie aan Ehsal, Hogeschool Gent en universiteit van Nanc
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier