Hoe zit het met de btw op gemengd gebruikte gebouwen?
Jan Van Dyck
Herinnert u zich het arrest-Seeling nog? In dat arrest oordeelde het Europees Hof van Justitie een vijftal jaar geleden dat een btw-plichtige een goed dat hij gedeeltelijk voor privé- en gedeeltelijk voor beroepsdoeleinden gebruikt, volledig in zijn bedrijfspatrimonium mag opnemen. Als hij dat doet, kan hij de betaalde btw onmiddellijk en volledig recupereren. Daar staat wel tegenover dat hij het ‘privégebruik’ aan btw moet onderwerpen. Dat gebeurt door het belasten van een ‘dienst aan zichzelf’. De btw daarop is niet recupereerbaar.
Volgens het Europees Hof geldt dat ook voor gemengd gebruikte gebouwen. In België ging men er indertijd weliswaar van uit dat de terbeschikkingstelling van een gebouw aan een bedrijfsleider voor diens privédoeleinden onder toepassing viel van de vrijstelling voor onroerende verhuur. Maar onder invloed van de rechtspraak van het Europees Hof moest men die stelling verlaten en moest het privégebruik van het gebouw ook aan btw onderworpen worden.
In de praktijk hebben veel btw-plichtigen gretig gebruik gemaakt van het Seeling-arrest. Neem het klassieke geval van een vennootschap die voor haar bedrijfsleider een villa laat bouwen die ook gedeeltelijk door de vennootschap zal worden gebruikt. De vennootschap heeft er een vergaderruimte. Door te beslissen de villa volledig in het patrimonium van de vennootschap op te nemen, kon de btw die aan de aannemer was betaald, onmiddellijk en volledig worden gerecupereerd. Vervolgens moest weliswaar btw worden betaald op het privégebruik. Maar de lezer begrijpt onmiddellijk waar het voordeel zat: de btw op het privégebruik moest maar gespreid in de tijd worden betaald. Op die manier ontstond een bijzonder attractief financieringsvoordeel.
Dat zoveel belastingplichtigen probeerden voordeel te halen uit de principes van het arrest-Seeling, was niet naar de zin van de belastingadministratie. Die heeft van meet af aan geprobeerd om weerwerk te bieden. In een eerste fase deed zij dat door een zo beperkt mogelijke interpretatie te geven aan het arrest. De principes ervan zouden enkel van toepassing zijn als het gebouw toebehoort aan de ondernemer zelf, en hij het gedeeltelijk voor zijn eigen privédoeleinden gebruikt. Niet wanneer een vennootschap een gebouw ter beschikking stelt van haar bedrijfsleider. Maar de rechtspraak floot de belastingadministratie terug.
Die ging vervolgens aankloppen bij de wetgever. Ze werd op haar wenken bediend. De wet werd aangepast. Maar de manier waarop dat gebeurde, was bijzonder eigenaardig. De wetgever beperkte de figuur van de ‘diensten aan zichzelf’ tot de situatie waarin ‘roerende’ goederen voor eigen privédoeleinden worden gebruikt. Voor ‘onroerende’ goederen kunnen sindsdien geen ‘diensten aan zichzelf’ meer worden belast. De redenering van de fiscus was duidelijk: als de terbeschikkingstelling van gebouwen voor eigen privédoeleinden niet langer aan btw onderworpen kan worden, dan is voor het aldus ter beschikking gestelde gedeelte van het gebouw ook geen recuperatie van btw meer mogelijk.
Maar dat was buiten de waard gerekend. Het feit dat men het privégebruik van gebouwen in België niet meer aan btw kan onderwerpen, neemt niet weg dat een btw-plichtige nog altijd de keuze heeft een gemengd gebruikt gebouw volledig in zijn beroepspatrimonium op te nemen, en dat hij zo recht heeft op volledige en onmiddellijke recuperatie van de btw die hij bijvoorbeeld aan zijn aannemer heeft betaald. De rechtspraak van het Europese Hof is daar zeer duidelijk over. Dat recht kan hem niet worden ontzegd.
Bijgevolg kan men alleen maar vaststellen dat de Belgische wetswijziging haar doel voorbijgeschoten is. Het gevolg daarvan is dat men zich vandaag in een impasse bevindt. Aan een btw-plichtige kan in de vermelde omstandigheden het recht op onmiddellijke en volledige recuperatie van de btw niet worden ontzegd. Ook niet ten aanzien van gemengd gebruikte ‘gebouwen’. Tegelijk geldt dat een deel van die btw – met name het gedeelte in verband met het privégebruik van het gebouw – moet worden geregulariseerd. Maar die regularisatie kan niet meer gebeuren door het belasten van een ‘dienst aan zichzelf’ (want die mogelijkheid is door de wetgever beperkt tot ‘roerende’ goederen). Hoe moet de regularisatie dan wel gebeuren? Blijkbaar zit er niets anders op dan op tijd en stond een ‘herziening’ van de in aftrek gebrachte btw door te voeren.
Maar als de nood het hoogst is, is de redding nabij. De Europese Commissie heeft inmiddels een voorstel gelanceerd dat de impasse moet doorbreken. Volgens het voorstel zal de btw in verband met een gemengd gebruikt gebouw niet meer onmiddellijk en volledig in aftrek kunnen worden gebracht. Dus zal men nadien ook geen te veel in aftrek gebrachte btw meer moeten regulariseren. Het probleem is daarmee (in het voordeel van de fiscus) opgelost. Als het voorstel aangenomen wordt. (T)
DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier