“Hoe sterker onze economie, hoe minder corruptie”

‘Nieuw zicht op het land, nieuwe economische mogelijkheden. ‘ Met die slagzin zet Congo een charmeoffensief in naar Belgische bedrijven. Een vrijmoedig gesprek met ambassadeur Mova Sakanyi.

Op 28 september spreekt Olivier Kamitatu, minister van het Plan van de Democratische Republiek Congo (DRC), Vlaamse bedrijfsleiders toe in De Warande. De nieuwe Congolese ambassadeur, Mova Sakanyi, ging hem al voor bij de Belgisch-Afrikaanse kamer van Koophandel met de boodschap: “Kom naar Congo, niet omdat het paradijselijk is, maar om mee de toestand ten goede te keren”.

Het is niet de eerste keer dat Kinshasa beterschap aankondigt, maar de ambassadeur maakte indruk met zijn franc parler. Die vrijmoedigheid, de scherpte van de analyse, kenmerkt heel wat intellectuelen van zijn generatie. Men kan tegenwoordig van de hand van Congolezen boekenrekken vullen met pertinente diagnoses en remedies om het land uit het moeras te halen. Toch lijkt Congo eeuwig het land van de gemiste kansen. Gewezen minister Mova Sakanyi, die eerder ambassadeur was in Moskou, Parijs en Tel Aviv, is professor internationale betrekkingen aan de universiteit van Kinshasa en schreef een reeks boeken over de globalisering: “Laat het veld niet alleen over aan de Chinezen, de Indiërs of de Brazilianen.”

Congo heeft het potentieel van de groeilanden Brazilië en Indonesië, maar geraakt niet uit de startblokken. Hoe overtuigt u bedrijfsleiders dat het nu wel kan?

AMBASSADEUR MOVA SAKANYI. “De toestand is nog broos, maar we gaan er onmiskenbaar op vooruit. De corruptie wordt almaar efficiënter bestreden naarmate de hervormingen vorderen. Het zakenklimaat is beter dan het ooit is geweest sinds het einde van de jaren zeventig. Het verschil met de twee landen die u noemt, is dat Brazilië en Indonesië niet ten prooi vielen aan grootschalige plunderingen en oorlogen. Ze konden hun economie, infrastructuur en menselijk potentieel stelselmatig opbouwen. Wij gaan sinds de onafhankelijkheid gebukt onder wanbeleid. Pas de jongste jaren sleutelen we aan de heropbouw. De mijnindustrie is illustratief: begin jaren zeventig waren onze mijnen even competitief als de Chileense, maar ze werden verwaarloosd en geplunderd, terwijl ze in Chili een bron van welvaart waren. Er zijn gigantische investeringen nodig om onze mijnindustrie op peil te brengen. En daar is ook plaats voor Belgische diensten- en toeleveringsbedrijven.”

U pakt uit met een ‘blauwe lijst’ die aangeeft dat er juridische zekerheid heerst en een gunstig fiscaal en administratief kader? Op papier ziet het er goed uit, maar de realiteit lijkt vaak anders?

MOVA SAKANYI. “De voorbije acht jaar hebben zich in Congo meer banken gevestigd dan in de veertig jaar daarvoor, dat is toch een positief signaal. De werkloosheid daalt mede door buitenlandse investeringen in telecommunicatie, bosbouw en mijnen. Ook in vastgoed, zoals Ra-keen-groep uit Dubai. Sinds 2003 groeide onze economie gemiddeld zes procent. Voor de periode 2003-2006 registreerde het investeringsagentschap Anapi niet minder dan 426 investeringsprojecten, goed voor 7,3 miljard dollar. Dat geeft toch aan dat de blauwe lijst inhoudelijk overtuigt.”

President Joseph Kabila riep onlangs op tot ‘collectieve uitdrijving’ van dezelfde kwalen die ook Mobutu ooit bestempelde als ‘le mal zaïrois’ en die investeerders afschrikken.

MOVA SAKANYI. “Anders dan in het verleden koppelt president Kabila aan dergelijke verklaringen effectieve hervormingen. Maar je kunt niet verwachten dat slechte ‘gewoonten’ die vier decennia meegaan, plots verdwijnen. Corruptie wordt wel degelijk aangepakt, zowel in de administratie als in de magistratuur. Het is een proces van lange adem.”

Sommige buitenlanders genieten privileges en manipuleren de overheden. Dat schrijft oud-minister Philémon Mukendi in zijn boek ‘RDC, entre crise et renaissance’.

MOVA SAKANYI. “Ik kan alleen maar herhalen dat de Congolese regering beseft dat we buitenlandse investeerders niet mogen ontmoedigen, omdat ze nodig zijn voor de heropbouw. Wie dat niet gelooft, is niet op zijn plaats in Congo. Wie zich benadeeld voelt, kan zijn klachten voorleggen aan lokale handelsrechtbanken of zich wenden tot internationale rechtsmechanismen als Miga, Ohada of het Cirdi.” (voor respectievelijk een investeringsveiligheidsgarantie, supranationale rechtspraak en voor geschillenbeheer tussen staten en buitenlandse investeerders, nvdr)

De politieke klasse gedraagt zich onverantwoordelijk en is zelfs medeplichtig aan illegale en maffiose praktijken. Dat zegt niet Karel De Gucht, maar opnieuw oud-minister Philémon Mukendi.

MOVA SAKANYI. “Ik zal niet ontkennen dat een deel van de politieke klasse zich daaraan schuldig maakt, maar president Kabila heeft zonder omwegen duidelijk gesteld dat indien geloofwaardige informatie over dergelijke praktijken beschikbaar is, de betrokkenen zich voor de rechtbank moeten verantwoorden. Ik zou toch willen benadrukken dat men niet voortdurend moet focussen op wat verkeerd loopt. Wanneer – ondanks praktijken die u noemt – het welzijn van de Congolezen er op vooruitgaat, zouden we dan niet beter met vereende krachten ervoor zorgen dat het nóg beter gaat? Daar roepen we Belgische investeerders toe op. Ze kunnen bijdragen aan de heropleving van de Congolese economie. Hoe beter de economie draait, hoe sneller de corruptie teruggedrongen wordt.”

Zowat alles moet worden heropgebouwd. Er is evenveel plaats voor Belgen als voor Chinezen of andere nationaliteiten, zei u bij de Belgisch-Afrikaanse handelskamer. Maar wie zal dat betalen?

MOVA SAKANYI. “Ik verwijs naar de Chinese mijncontracten die het mogelijk maken om de basisinfrastructuur herop te bouwen uit de opbrengst van onze bodemrijkdommen. Met mijninkomsten zullen we eventuele leningen, van Chinezen of van Europeanen, terugbetalen. Als de economie opveert, groeien ook de fiscale inkomsten waarmee nieuwe investeringen gefinancierd worden.”

De helft van de staatsbegroting komt van buitenlandse donoren, terwijl de mijnsector nauwelijks iets oplevert. U verwees naar Chili, maar de voorbije jaren heeft men de Congolese mijnen grondig verknoeid. Kostbare tijd ging verloren.

MOVA SAKANYI. “Je mag niet vergeten waar we vandaan komen. Na de val van het Mobutu-regime stonden we onder druk van de Wereldbank om de mijnen te privatiseren. En ik erken dat we bij het sluiten van mijncontracten aan het kortste eind trokken. Omdat de staat nog nauwelijks bestond, bij gebrek aan expertise over dit soort complexe contracten aan Congolese zijde, de oorlogs-situatie en zo meer. Maar wanneer we deze scheeftrekking nu willen rechtzetten ten gunste van de Congolese staatskas, roept men ‘dat er in Congo geen rechtszekerheid heerst’. Dat is ons dilemma.

“Voor de Chinese contracten, die minstens zes miljard dollar in de Congolese economie pompen, staan we dicht bij een oplossing: het Internationaal Monetair Fonds heeft ons overtuigd om geen nieuwe schulden te genereren. Maar goed, de mijnproductie is vorig jaar met 11,4 procent gestegen, tegen 2,5 procent in 2007. Ze heeft voor 1,5 procent bijgedragen aan de 6,2 procent groei in 2008 van het bruto binnenlands product.

“Helaas heeft de economische crisis die trend doorbroken. Stellen dat Congo een puinhoop is, dat iedereen corrupt is en dat er geen vooruitgang is, staat haaks op de realiteit. Wellicht waren de verwachtingen na de Mobutu-periode te hooggespannen. Die hoop is inderdaad niet ingelost geworden. Wegens lokale blokkeringen, maar ook omdat onze internationale partners na de verkiezingen niet over de brug zijn gekomen met de beloofde financieringen. Zodat de Congolezen dan maar zelf naar financiële oplossingen hebben moeten zoeken. Laten we dat verleden achter ons en samen werken aan een betere toekomst. Wie anders dan de Belgische ondernemingen zijn daarvoor onze aangewezen partners?”

Opinie. Tijd voor een zakelijke relatie met Congo, blz.8

Door Erik Bruyland

“Sinds eind jaren zeventig is het zakenklimaat nooit beter geweest dan nu”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content