Hoe ook uw bedrijf kans maakt op Europees manna

Wolfgang Riepl
Wolfgang Riepl redacteur bij Trends

De Europese Investeringsbank, in de volksmond de Bank van de Europese Unie genoemd, leende al ruim 6 miljard euro aan initiatieven in België. Maar hoe kunnen bedrijven snoepen van dat hemelse manna? En scoort België beter met Philippe Maystadt als voorzitter van de EIB?

Groothertogdom Luxemburg.

De Europese Investeringsbank troont op de Kirchberg, waar de hoofdstad van het Groothertogdom Luxemburg haar Europese instellingen groepeerde. Het gebouw oogt log, niet meteen uitnodigend. Het krijgt een broer, die naast het huidige gebouw wordt neergepoot. Die nieuwe flank opent in 2008 en zal werknemers groeperen die nu elders in het Groothertogdom aan de slag zijn.

Want de Europese Investeringsbank vaart op kruissnelheid. Ook al is het een bank die zelden de voorpagina van de krant haalt. Laat staan dat het journaal ermee zou openen. En toch is “de bank van de Europese Unie” een erg belangrijke speler op de kapitaalmarkt. In 2005 verschafte de EIB voor 47,4 miljard euro aan leningen. Het had toen voor een kleine 300 miljard euro aan uitstaande leningen. De top drie van de grootste leners zijn Duitsland, Italië, en Spanje.

Modernisering van achtergebleven gebieden

Een eenvoudige definitie stelt dat de Europese Investeringsbank goedkoop lenen vergemakkelijkt, en op die manier bepaalde doelstellingen van de Europese Unie waarmaakt. Die doelstellingen zijn onder meer de modernisering van achtergebleven gebieden binnen de unie. En voorts de promotie van de kennismaatschappij, milieubescherming, of de ontwikkeling van een Europese infrastructuur. Het eigen vermogen van de bank wordt geleverd door de lidstaten, op basis van een verdeelsleutel die berekend wordt op basis van het bruto binnenlandse product. België levert 4,5 %, of 7,4 miljard euro van het maatschappelijk kapitaal. Daarvan werd 5 % volgestort.

Opvallende visitekaartjes zijn de Chunnel, de brug over de Öresund, of het viaduct van Millau in Frankrijk. In eigen land vloeide 1,6 miljard euro naar de infrastructuurwerken voor de hogesnelheidslijn. De waterzuiveraar Aquafin leende bijna 800 miljoen euro, naar het Leuvense onderzoekscentrum Imec vloeide 47 miljoen euro (zie kader: Tien om te zien in België). Met leningen van de bank worden autowegen vernieuwd. De Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM) mag op een lening van 700 miljoen euro rekenen. Het belangrijkste project van BAM is de Oosterweelverbinding, een brug over en onder de Schelde.

Maar hoe vloeit dat vele manna naar mogelijke kandidaten? De bank heeft geen marketingafdeling, ze maakt geen reclame. Aankondigingen over nieuwe projecten worden alleen via de website en met de hulp van journalisten verspreid. Die wat omzichtige manier van communiceren leidde in het verleden tot prikkelende artikels over bureaucratische beslommeringen, belangenvermenging, weinig doorzichtigheid, een overdreven politisering.

In hun kantoor op de Kirchberg willen Peter Jacobs en Laurent de Mautort dat weinig flatterende beeld doorprikken. De Vlaming Peter Jacobs bewerkt de markt van de Benelux, de Fransman de Mautort leidt West-Europa. Jacobs heeft al enkele jaren als expat achter de rug. In een vorig leven werkte hij bij KBC. Het bracht hem naar Rijsel, Dublin, Rotterdam. Sinds 2001 werkt hij bij de Europese Investeringsbank.

EIB geeft geen gesubsidieerde leningen

In 2005 behandelde het team voor de Benelux een vijftiental projecten. Meestal gaat het om grootse projecten. Met als uitschieter voor Vlaanderen de lening voor BAM.

“De meeste grote partijen kennen ons. Dus zij contacteren ons, of wij contacteren hen. We nemen dus zelf ook initiatief, als we vinden dat een projectpromotor bij ons een lening kan overwegen,” zegt Peter Jacobs.

Een eerste schifting volgt dan bij de toetsing of het project beantwoordt aan de doelstellingen van de unie. Maar dan volgt het echte werk. “Wij zijn een bank. Het project moet dus voldoende economisch rendabel zijn voor de terugbetaling van de lening,” antwoordt Laurent de Mautort. “Dat is dus een duidelijk verschil met de Europese Commissie. Die kan gesubsidieerde leningen geven aan een project, met een rentevoet van nul procent. Wij geven uitsluitend leningen tegen marktprijs.” Een lening is steeds op maat van de klant. De rentevoet is dus altijd verschillend.

Daaraan gekoppeld is een technische economische due diligence. “Dat advies geven wij als publieke bank,” zegt Peter Jacobs. “Dat advies krijg je dus niet overal. Wij hebben gespecialiseerde ingenieurs en economen in huis. Die analyseren het ondernemingsplan van een bedrijf. Bijvoorbeeld in verband met de bouw van een windmolenpark. We kunnen dan die plannen toetsen aan windmolenparken die wij elders in Europa gezien en mee geplaatst hebben. Die kennis hebben we in huis. Vaak betaalt de klant niet voor die analyses.”

De Europese Investeringsbank kan vaak vergelijken met andere landen. Ze weet snel of een project te duur uitvalt. Dat eigen onderzoek geeft een bepaald label aan het project. Dat kan andere financiers aantrekken.

Oosterweelverbinding in Antwerpen

Als die due diligence is afgerond, tekent de EIB een kaderakkoord met de klant. Dat gebeurde in mei vorig jaar met de Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel. In principe is de lening van 700 miljoen euro rond.

“Maar nu onderhandelen we verder over het project,” zegt Peter Jacobs. “In die tweede fase bekijken we alle details. We komen tot de juiste risicoanalyse en de juiste prijsbepaling. Er is dus een bepaalde commerciële onderhandeling. BAM speelt dat proces heel transparant. Ze benadert niet alleen ons, maar ook de commerciële banken. Stel dat die betere leningsvoorwaarden geven, ook al is dat vrij onwaarschijnlijk. Stel dat die commerciële banken ons overbodig maken met zeer goede voorwaarden. Daar kunnen we mee leven, want wij speelden een rol als katalysator voor de financiering van projecten. Als de commerciële banken lagere rentetarieven aanbieden, is dat een goede zaak voor de investeerder. Het helpt Vlaanderen bij de ontwikkeling van een nieuwe financiële samenwerking, via een publiek-private samenwerking.”

In de eerste helft van 2007 zouden de laatste onderhandelingen met BAM rond moeten zijn.

Eurotunnel is sukkelproject

De Europese Investeringsbank werd in 1958 opgericht, als uitloper van het Verdrag van Rome. De bank moet geen winst maken. Wat dus niet wil zeggen dat ze verlieslatend is. Het enige echte sukkelproject is Eurotunnel. De EIB zette een lening om in aandelen. De bank bezat einde 2004 59 miljoen van de 2,5 miljard aandelen. Eén aandeel kost geen halve euro meer.

“Onze regel is een adequate vergoeding voor het risico,” duidt Peter Jacobs. “We dekken onze risico’s op een manier zoals elke andere bank die zou dekken. Maar onze maatstaf is dus geen vastgelegd rendement op het eigen vermogen, in tegenstelling tot een privébank. Die heeft de twee. Op basis van een risicoanalyse van de klant, komen we uit op een zekere kredietwaardigheid. We gaan onze verliespercentages calculeren. En die willen we dekken.” Het rendement op eigen vermogen van de EIB schommelt jaarlijks rond 5 %. Dat is al gauw een derde van een privébank, maar voor de Europese Investeringsbank is winstmaximalisatie niet het hoofddoel.

Lenen bij de EIB is niet noodzakelijk goedkoper. De obligatieleningen die een soevereine staat als België uitgeeft, zijn goedkoper. De kredietwaardigheid van de Europese bank blijft een graad lager, want de instelling is nu eenmaal geen soevereine staat. Toch heeft de Europese Investeringsbank een AAA als kredietwaardigheid. Maar belangrijker nog is de evolutie van de rente.

“Eind jaren zeventig had de bank door de hoge rentevoeten een groot voordeel in vergelijking met de privébanken,” zegt Laurent de Mautort. “Maar de rentevoeten zijn gedaald. Daarom nemen we vandaag meer risico’s. We geven voortaan ook leningen aan bedrijven met een lagere kredietwaardigheid.”

Ook kredietlijnen voor de kmo’s

Toch ziet de Europese Investeringsbank de privébanken niet als een concurrent. Ze werkt steeds projecten uit samen met die banken. Een van de redenen is dat de EIB maximaal 50 % van een project financiert. Daarnaast vloeien er via de Europese bank ook kredietlijnen voor kmo’s naar de banken.

KBC kreeg in 2005 voor België een bedrag van 50 miljoen euro via de Europese bank, waarop kmo’s een beroep kunnen doen. Andere Belgische banken kregen in het verleden al kredietlijnen.

Bedrijven van maximaal 250 werknemers kunnen een lening krijgen van minimaal 25.000 euro, en maximaal 12,5 miljoen euro. “Dat begint dus bij een kmo met twee werknemers,” zegt Laurent de Mautort. “We kunnen vanuit Luxemburg geen duizenden bedrijven opvolgen. Dus geven we aan de banken op de lokale markten kredietlijnen voor die kmo’s. Voor die kmo’s is het vaak moeilijk om een lening te vinden met een duurtijd van tien tot vijftien jaar. Daarin schuilt zeker een deel van onze toegevoegde waarde. Maar een kmo gaat natuurlijk niet naar haar bank voor een lening van de Europese Investeringsbank. De kmo wil gewoon een lening tegen de best mogelijke voorwaarden.”

Die projecten blijven voor de buitenwereld geheim. De bank en haar klant zijn nogal gesteld op discretie. De kredietlijn voor KBC zou goed zijn voor een 400-tal projecten. Ook voor middelgrote ondernemingen (bedrijven tot 3000 werknemers) zijn er kredieten. Die middelgrote dimensie was in het verleden een knelpunt in België. Nogal wat bedrijven vielen net uit de boot voor geld via de Europese Investeringsbank. Want ze waren te klein noch te groot. Het Verbond van Belgische Ondernemingen ontwikkelde daarom een initiatief voor middelgrote bedrijven.

Via een dochterbedrijf van de EIB, het Europese Investeringsfonds, vloeit er ook geld naar zeven durfkapitaalfondsen in België, waarbij onder meer Fortis Private Equity en E-Capital (het netwerk van Waalse ondernemers).

Wolfgang Riepl

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content