Hoe moet u proper zaken doen in corrupte landen?
Hebt u de sprong gewaagd naar verre exportmarkten? Besteedt u productie uit in Midden-Amerika, India of China? Of ziet u wel wat in uitzonderlijke winsten in Afrikaanse risicogebieden? Let op, want voor u het weet, wordt u aangeklaagd wegens corruptie, schending van de mensenrechten of overtreding van milieu-normen. De roep om gedragscodes voor bedrijven klinkt luider. Hoe ver staan we?
Lees meer over dit onderwerp in het boek ‘Bedrijven in conflictgebieden, profiteren ze van de situatie of kunnen ze bijdragen aan duurzame vrede?’ van Philip Nauwelaerts (red.) (Trends Business Books).
De globalisering, delokalisatie en uitbesteding van productie of het zoeken van markten buiten de vertrouwde Europese thuismarkt confronteert bedrijven soms met moeilijke dilemma’s. Het begint al, zij het in mindere mate, in de nieuwe lidstaten van de Europese Unie en verder oostwaarts in de nieuwe buurlanden. Daar bestaan subtiele vormen van corruptie en andere kwalen van een gebrekkig functionerende rechtsstaat, zoals onduidelijke en wisselende reglementeringen die voor verschillende interpretaties vatbaar zijn.
Hoe reageer je als bonafide ondernemer bijvoorbeeld op het verzoek om een “cadeautje” voor een hogere ambtenaar “om de zaken wat sneller vooruit te helpen”? Of de vraag in Afrika om niet-betaalde ambtenaren “loon voor te schieten”, of om vrachtwagens en brandstof te leveren aan legereenheden?
Advies vragen aan de plaatselijke ambassade biedt zelden uitkomst, want diplomaten houden zich liever afzijdig. Maar als uw bedrijf door de media in een kwaad daglicht wordt geplaatst, gaan ook politici u nawijzen. Want snelle communicatie tussen westerse en lokale niet-gouvernementele organisaties (NGO’s), die via netwerking en het internet informatie uitwisselen over mogelijke wanpraktijken van bedrijven in Azië, Latijns-Amerika of Afrika, ook dát is globalisering.
Als gevolg van die evolutie, die halfweg de jaren negentig in een stroomversnelling kwam, bestaan er nu zowel in Frankrijk als in Duitsland, België, Canada en Amerika wetten die de strafrechtelijke aansprakelijkheid erkennen van ondernemingen die in conflictgebieden – maar ook in landen met zwakke staatsstructuren – de mensenrechten schenden. En dat laatste is vaak een rekbaar en onduidelijk begrip. Het gaat niet langer uitsluitend om kinderarbeid of de uitbuiting van arbeiders. Ook milieunormen of een gebrek aan integriteit bij het sluiten van buitensporige commerciële overeenkomsten wordt gewikt en gewogen door waakzame actiegroepen en NGO’s.
Ook KMO’s zijn kwetsbaar
In Parijs staat een topman van oliereus Total terecht voor corruptie in Afrika. In Brussel viel het gerecht binnen bij Belgolaise. Topbankiers van de Afrika-bank van Fortis werden in verdenking geplaatst voor witwaspraktijken in Congo. Meerdere Belgische bedrijven (waaronder Umicore, maar meestal KMO’s) zagen hun naam opduiken in rapporten van de Verenigde Naties ( VN) over de plundering van bodemrijkdommen in Congo. Plundering is, net als corruptie, een rekbaar begrip.
U hoeft geen beursgenoteerde multinational, bankier, diamantair of trader in ertsen te zijn om het Belgische gerecht op de hielen te krijgen (zie kader: In de beklaagdenbank). Op internationaal en Europees rechtelijk vlak lijkt de tendens naar een responsabilisering van ondernemingen een feit waarmee best rekening wordt gehouden bij overzeese expansieplannen. Daarbij groeit de consensus dat het niet alleen om gedrag in conflictgebieden gaat, maar ook in ontluikende markten met nog zwakke staatsstructuren waar een groot deel van de economie zich in de schemerzone bevindt tussen het legale en het illegale. In die context kan de verleiding groot zijn om ongecontroleerd te kunnen werken door slechts één of enkele sleutelfiguren te betalen.
De zware gevallen van corruptie en plundering zijn uitzonderlijk. Niettemin kunnen ook bonafide ondernemers terechtkomen op een glijdende schaal die begint met ‘onschuldig’ smeergeld en eindigt met meedraaien in wat de VN-rapporten bestempelen als “elitenetwerken”. Daarin worden wanpraktijken georganiseerd en opbrengsten onderling verdeeld. Vanwege de hoge financiële risico’s bestaat de neiging om commerciële contracten te sluiten die een ongebruikelijk of onevenredig groot profijt opleveren. En dat is ‘legale plundering’. Katryn Gordon, hoofdeconoom bij de directie Bedrijfsleven, Financiële Zaken en Fiscaliteit van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ( Oeso) in Parijs, bevestigt dat commerciële transacties waarvan de opbrengsten niet in overeenstemming zijn met de reële waarde van de geleverde goederen en diensten, indruisen tegen de geest van de Oeso-gedragscode voor ondernemingen.
Oeso is de referentie
De Oeso-richtlijnen, die omschrijven wat al dan niet aanvaardbaar gedrag is, wonnen de voorbije jaren aan belang omdat ze in de VN-rapporten over plunderingen in Congo als referentie gebruikt werden. Om de eenvoudige reden dat ze – in vergelijking met andere, recente initiatieven om bedrijven afdwingbare gedragscodes op te leggen (zie kader: Welke initiatieven ijveren voor transparantie?) – het enige internationale instrument zijn van corporate social responsibility (maatschappelijk verantwoord ondernemen) waarover ruime eensgezindheid bestaat. De Oeso-gedragsregels werden immers onderschreven door 38 regeringen (dertig Oeso-lidstaten en acht andere landen). Bovendien raakten de lidstaten het eens over te volgen procedures en mechanismen om de regels te doen eerbiedigen (zie kader: De Oeso ziet u).
We zijn dus al een eind opgeschoten. Theoretisch althans. Want in de praktijk grijpen NGO’s de Oeso-regels aan om vermeende wantoestanden aan te klagen, maar hoe de betrokken regeringen daar concreet op moeten reageren, blijkt nog moeilijk en onduidelijk te zijn. Nationale belangen spelen en regeringen zetten hun bedrijven, zeker de grootste, liever uit de wind.
“De lidstaten hebben naar aanleiding van de VN-rapporten over Congo aangedrongen op meer duidelijkheid bij de implementatie van de Oeso-gedragsregels in landen met zwakke staatsstructuren. De Nationale Contactpunten (NCP’s), die in elk van de Oeso-lidstaten toezien op de naleving van de Oeso-gedragscode, willen meer klaarheid over hoe ze de regels dienen te implementeren en de bedrijven moeten beter geïnformeerd worden over hoe ze zich dienen te gedragen in probleemsituaties,” zegt Katryn Gordon. Heldere richtlijnen bij de eerder genoemde voorbeelden van corruptie, milieuovertredingen of sociale wantoestanden zijn niet vanzelfsprekend.
Daarom werd na de publicatie in oktober 2003 van het eindrapport van de VN over plunderingen in Congo gekozen voor verdere verfijning van de gedragscode, niet alleen in conflictgebieden. Dat aanvullende onderzoek wordt door de Belgische regering betaald. Het onderzoek – ‘Study on Conducting Business with Integrity in Weak Governance Zones, OECD Instruments and Examples from the Democratic Republic of the Congo’ – wordt verricht door de Oeso en zal begin volgend jaar ter goedkeuring worden voorgelegd aan het CIME, het investeringscomité van de Oeso.
Dialoog met ondernemingen
Bedoeling van de nieuwe Oeso-studie is om bedrijven duidelijk te maken hoe principes van corporate governance en integriteit in zaken toegepast moeten worden in landen met een gebrekkig functionerend rechtssysteem en in gevallen die bestempeld kunnen worden als corruptie in de meest brede betekenis. Regeringen, NCP’s, bedrijven, NGO’s, vakbonden en werkgeversorganisaties worden bij de aanvullende CIME-studie betrokken en zullen situaties beoordelen waarmee bedrijven in een moeilijke bedrijfsomgeving als Congo te maken krijgen om vervolgens werkbare conclusies te trekken. Momenteel wordt ook onderzocht of informatie van het NCP doorgestuurd kan worden naar het gerecht.
Colette Vanstraelen van het Belgische NCP ziet in de zoektocht naar praktische oplossingen twee stimuli voor bedrijven: “Ondernemers en zakenlui moeten beseffen dat hun handelingen in landen met zwakke staatsstructuren van nabij gevolgd worden en dat die afgemeten kunnen worden tegen de Oeso-gedragscode. Niet alleen door actiegroepen, maar ook door hun regeringen via het NCP. Daarom rekenen we op hun medewerking bij het vinden van oplossingen. Tegelijk hopen we dat bonafide bedrijven wantoestanden zullen durven aan te kaarten bij het NCP.” In die filosofie zijn bedrijven medeverantwoordelijk om de politieke en economische dynamiek in moeilijke landen in de goede richting te duwen. Een naïeve gedachte?
Baudouin Velge, directeur bij het Verbond van Belgische Ondernemingen ( VBO) , vindt gedragscodes die richtinggevend zijn om bedrijven te helpen correct te functioneren in soms zeer delicate omgevingen, een positieve evolutie. “Maar ze moeten dan wel opgevat worden als een hulpmiddel en niet als een middel om de bedrijven zwart te maken.” Het VBO waarschuwt dat complexe, overlappende en niet-transparante reglementeringen een omgekeerd effect zullen hebben en het risico op corruptie eerder zullen vergroten. Velge ziet daarom een rol voor Ontwikkelingssamenwerking, om landen bij te staan in het opstellen en implementeren van een goede regelgeving. Erik Bruyland
kinderreclame: wat kan door de beugel? 58
ZAKENIDEEËN 60
Erik Bruyland
Ook bonafide ondernemers kunnen op een glijdende schaal terechtkomen van onschuldig smeergeld tot meedraaien in corrupte netwerken.
Hoe reageer je als bonafide ondernemer op het verzoek om een “cadeautje” voor een hogere ambtenaar “om de zaken wat sneller vooruit te helpen”?
In Parijs staat een topman van oliereus Total terecht voor corruptie in Afrika. In Brussel viel het gerecht binnen bij Belgolaise.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier