Hoe moet ik leven?
Straks kiest u een boek voor een veeleisende kennis en u wil geen enkel risico lopen? Klassiekers brengen soelaas (en die hoeven niet altijd stokoud te zijn).
Met Wachten op de barbaren (Roularta Books, 237 blz., 19,90 euro) brak de Zuid-Afrikaan J.M. Coetzee (1940) in 1980 definitief door. Een oude magistraat die al decennialang een grensdorp bestuurt, komt in opstand wanneer een regeringsgezant de stammen in de regio als gevaarlijk bestempelt en vervolgt. In plaats van een zwart-witconfrontatie, portretteert Coetzee de magistraat als een twijfelaar die heen en weer geslingerd wordt tussen medeplichtigheid, onverschilligheid en verzet. Hij is geen Multatuli die zijn geweten en politieke opvattingen in absolute termen najaagt, maar een mens die het liefst met rust gelaten wordt. Uiteraard gaf Coetzee tegelijk een schot voor de boeg voor het toenmalige apartheidsregime in Zuid-Afrika.
Een wel bijzonder verdienstelijke uitgave is de bundeling met de vier versies van Mijn kleine oorlog (Querido, 495 blz., 29,90 euro). Kris Humbeeck zorgt voor een bijna 150 pagina’s lang nawoord bij het vroege meesterwerk van Louis Paul Boon (1912-1979), die het gesjoemel, de collaboratie en de ellende van de kleine man tijdens de Tweede Wereldoorlog beschrijft. Bij de eerste druk in 1947 luidde de beruchte laatste zin: “Schop de mensen tot zij een geweten krijgen.” De bewerking in 1960 eindigt heel anders: “Wat heeft het alles voor zin?” Boon wist toen al beter.
Het verleden van de zakenman. De notoire Duitse criticus Marcel Reich-Ranicki nam Die Strudlhofstiege van de Oostenrijker Heimito von Doderer (1896-1966) op in zijn canon van twintig belangrijkste Duitse romans. Die hoge eer leverde nog geen vertaling op. In het Nederlands verscheen zopas wel Ieder mens een moordenaar (Atlas, 399 blz., 27,50 euro) uit 1938. Een zakenman raakt geobsedeerd door de moord op zijn schoonzus, die gebeurde lang voor hij zijn vrouw leerde kennen. Zijn zoektocht wordt geen whodunit, maar fungeert als structuur voor een ontwikkelingsroman waarin de protagonist tot in het extreme geconfronteerd wordt met zichzelf (en zijn verleden). De roman moet het vooral hebben van de sterke karaktertekening en de rake beschrijvingen van nevenpersonages.
Nog zo’n ontdekking: Aan de oevers van de Bosporus (Atlas, 362 blz., 22,50 euro). De in 1941 naar Londen geëmigreerde Irfan Orga (1908-1970) blikt terug op zijn leven in Turkije en vooral op dat van zijn grootmoeder en moeder, die zich tijdens en na de Eerste Wereldoorlog krampachtig vastklampten aan hun luxeleventje, maar gaandeweg wegzakten in armoede. De vrouwen, die voordien een zorgvuldig geïsoleerd bestaan leidden, werden geconfronteerd met een drastisch veranderende wereld. Naast historische en sociale schets, maakt Orga er ook een dramatisch treffen tussen moeder en zoon van.
Ondertussen publiceert Pandora een serie pockets van negentiende-eeuwse romans als Oblomov, waarin Ivan Gontsjarov (1812-1891) een antiheld opvoert die aartslui is, tientallen bladzijden lang zijn bed niet uit te ranselen valt, maar die als personage geen moment verveelt. In dezelfde reeks vinden we, voor nauwelijks 10 euro, klassiekers als Dostojevski’sMisdaad en straf of, voor 12,50 euro, zelfs de 950 bladzijden van Tolstoj’s Anna Karenina.
Naar de oorsprong.Frans van Bladel vertaalde de poëzie van de dertiende-eeuws Brabantse mystica Hadewijch en op de bijgeleverde cd draagt Tine Ruysschaert de middeleeuwse spirituele verzen voor. Het sfeervolle Die minne es al (Davidsfonds, 114 blz., 24,95 euro) is geïllustreerd met miniaturen. Lucienne Stassaert selecteerde ook werk van Hadewijch en koos voor een lossere vertaling in het sober vormgegeven Minne is wonderzoet in al haar stormen (Uitgeverij P, 144 blz., 18 euro). In beide werken staan de huidige interpretaties naast de oorspronkelijke verzen.
Hoe moet ik leven? Een uitvoerig antwoord gaf de Griekse filosoof Plato (427-347 voor onze tijdrekening). Een nieuwe editie op basis van het werk van de Nederlandse Homerus-vertaler Schwartz bundelt beroemde Plato-geschriften als Symposium en Apologie in de Dialogen (Spectrum, 367 blz., 22,50 euro).
Voor de afronding gaan we ook bij de oude Grieken te rade. Momenteel verschijnen twee reeksen met vertalingen van het toneeloeuvre van Euripides. Verzameld werk 2 (Athenaeum/P&VG, 438 blz., 34,95 euro) vormt het middenluik van de vertalingen van Gerard Koolschijn. Hij werkte overigens ook al mee aan de reeks die Ambo brengt, al worden de jongste edities daar vertaald door het duo Willy Courteaux en Bart Claes. Onlangs verscheen een bundel met de werken Hippolytus, Iphigenia in Taurië en Ion (Ambo, 219 blz., 29,90 euro). De stijl van Courteaux en Claes is directer, helderder, vitaler en ook hun inleiding haalt het op die van Koolschijn, al hadden ze Euripides allemaal wel wat uitvoeriger mogen toelichten.
Luc De Decker [{ssquf}]
Bij de eerste druk van Boons ‘Mijn kleine oorlog’ in 1947 luidde de beruchte laatste zin: ‘Schop de mensen tot zij een geweten krijgen.’ De bewerking in 1960 eindigt heel anders: ‘Wat heeft het alles voor zin?’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier