Hoe de industrie uw arts omkoopt
Reisjes, etentjes in gastronomische restaurants, bezoekjes aan een kuuroord, dvd-spelers: om de dokters te verleiden, is de farmaceutische industrie tot alles bereid. Gedaan daarmee, claimt de nieuwe regering. Artsen en marketingdirecteuren klappen uit de biecht.
(1) Op vraag van de meeste gesprekspartners en om hun privacy te beschermen, werden de familienamen weggelaten en hun voornamen veranderd.
(2) Om een accreditatie te krijgen die recht geeft op een terugbetalingscode die gunstiger is voor de patiënt, moeten artsen een permanente opleiding volgen.
Met wallen onder de ogen poseerden de nieuwe ministers en staatssecretarissen voor de camera’s. Nieuwe dassen hier, dure mantelpakjes daar, en achteloos onder een arm geklemd: het nieuwe regeerakkoord. Daar staat een zin in waar analisten makkelijk overlezen, maar die grote gevolgen kan hebben. “De uitwassen van de geneesmiddelenpromotie zullen worden aangepakt.” Eén regel, die een gigantische promomachine moet doen vastlopen. Trends sprak met artsen en marketeers over hun liaison dangereuse.
Het is een sinterklaasfeest waar elk kind van droomt: paardenmolens, schiet- en eendjeskramen, quads, een kartingparcours, oliebollen zoveel je wil, maquillage voor jonge snoetjes en natuurlijk ook een stoet met de goedheilige man, veel cadeautjes en een groot slotfestijn. Het familiefeest vindt plaats in het aantrekkelijke kader van het Château de La Rocq bij Féluy, en wordt door Medipress Services ( MPS), uitgever van medische tijdschriften, georganiseerd voor zijn talrijke zakenrelaties. MPS verkoopt zijn concept ook kant-en-klaar aan verschillende farmaceutische bedrijven, die dan voor de gelegenheid drommen artsen met hun kroost naar het Château de La Rocq uitnodigen. Aan het eind van zo’n dag gaat iedereen moe maar tevreden naar huis met onder de arm een stuk speelgoed met een gemiddelde waarde van 20 tot 30 euro.
Een uitzonderlijk evenement? Neen. Dit is maar een peulschil. “We hebben het medisch korps bedorven,” bevestigt de marketingdirecteur van een in Vlaanderen gevestigd farmaceutisch bedrijf, die wel moedig genoeg is om te willen praten, maar niet zo driest om ook uit de anonimiteit te treden. Reisjes, etentjes in gastronomische restaurants, bezoekjes aan een kuuroord, dvd-spelers… Om de geneesmiddelenvoorschrijvers op te vrijen en te verleiden, is de farmaceutische industrie tot alles bereid.
3 miljard euro op het spel
“De narigheid ontstond doordat de farmaceutische industrie zich op de grenslijn van twee werelden bevindt: die van de gezondheid en die van het geld,” zegt Jean-Philippe Hauzeur, reumatoloog en ziekenhuishoofd aan het Centre Hospitalier Universitaire ( CHU) van Luik. Iedereen slooft zich dan ook uit om de excessen in de sector te minimaliseren. De farmaceutische sector schuift daarbij zijn nieuwe deontologische code naar voren, die met overtuiging verdedigd wordt door Leo Neels, directeur-generaal van pharma.be (de vroegere Algemene Vereniging van de Geneesmiddelenindustrie) en die vooral aanstuurt op transparantie, ethiek en de sociale verantwoordelijkheid van de ondernemingen. De professionals van het gezondheidswezen pleiten van hun kant voor wetenschappelijke rechtlijnigheid en een absoluut respect voor de patiënt.
Financieel staat er uiteraard heel wat op het spel. In 2002 vertegenwoordigde de verkoop van geneesmiddelen (voor menselijk gebruik) op de Belgische markt een omzet van ongeveer 3 miljard euro voor de industrie. Dat was 18 % meer dan vier jaar daarvoor. De nieuwe moleculen worden almaar duurder en schaarser. Want terwijl de uitgaven voor Onderzoek en Ontwikkeling in de farmaceutische sector blijven toenemen, daalt het aantal moleculen dat op de markt gebracht wordt van jaar tot jaar. Daardoor wordt de geneesmiddelenmarkt meegesleurd in een harde concurrentiestrijd. Met de onvermijdelijke schandalen tot gevolg.
De lokmiddelen van de artsenbezoeker
Claude is huisarts in Brussel (1). Hij krijgt elke week een tiental artsenbezoekers over de vloer, naar rato van een kwartier per stuk. Die ‘vertegenwoordigers’ worden door de farmaceutische bedrijven in dienst genomen om de artsen wetenschappelijke informatie te bezorgen over hun producten. Maar daarnaast zijn het ook onvervalste verkopers. Hun budget voor ‘promotie’ is top secret, en ze beschikken over een heleboel lokmiddelen. Of het nu om djembélessen gaat of om een wijnproeverij, een dag relaxen in een centrum voor thalassotherapie, een fietstocht langs Vlaamse wegen, porties ganzenlever of gerookte zalm, een voorstelling van het Cirque du Soleil, of een waardebon voor een of ander gastronomisch restaurant, Claude heeft op minder dan een jaar tijd van al die walletjes, en méér, mogen proeven. Zonder dat er een tegenprestatie tegenover stond.
Op het bureau van sommige artsen komen ook veel bedenkelijker voorstellen terecht. Wat dacht u van een vijfdaagse skitrip naar een befaamd wintersportoord in ruil voor de exclusiviteit van de voorschriften voor een middel tegen maagzweren? Of de tegenwaarde van 1000 euro aan aandelen van een internationale beursgenoteerde fabrikant van generische geneesmiddelen in ruil voor een eed van trouw aan zijn producten? Voorschriftkoop, heet dat fenomeen, en dat kan niet.
Soms zijn de artsen meer dan alleen maar gewillige ‘slachtoffers’. “Ik heb ooit een anesthesist met acht dagen schorsing bedreigd omdat hij aan een artsenbezoeker voorgesteld had om alleen nog een bepaald verdovingsmiddel te gebruiken in ruil voor voordelen,” vertelt een gewezen ziekenhuishoofd. Een kinderarts zou zelfs van zijn reputatie – en dus van zijn prescriptiemacht – gebruik hebben gemaakt om een farmabedrijf te laten opdraaien voor de eindverhandelingskosten van zijn echtgenote, die in ziekenhuisbeheer specialiseerde. Zijn dat uitzonderingsgevallen? Wellicht.
Daartegenover staat dat er heel wat artsen zijn die er een erezaak van maken om zelfs het kleinste gadget te weigeren om hun onafhankelijkheid te bewaren. In 2002 trok in Zwitserland een comité van artsen, dat zichzelf Witte September noemt, ten strijde met een open brief aan de marketingdirecteurs van de farmaceutische ondernemingen. Ze verzetten zich tegen de ‘McDonald’s-cadeautjes’ en de ‘dagelijkse halve kilo reclame op glanspapier’ die de sector verspreidt, en die gezien worden als een belediging voor de wetenschappelijke vorming en de zware verantwoordelijkheden van de praktiserende arts.
Patrice, die al vier jaar een dokterspraktijk heeft, tracht te midden van het tumult het hoofd koel te houden, zoals hij het zelf uitdrukt. Elke week is er wel een diner met conferentie of twee, drie. Dat liet hem niet alleen toe om de goede keukens in de regio te leren kennen, maar ook – en dat is toch het minste wat men kan verwachten – heel wat nuttige medische informatie te doorbladeren. Om een artsenbezoeker met wie hij een vriendschappelijke relatie heeft opgebouwd een plezier te doen, aanvaardde Patrice ook om deel te nemen aan onderzoek in het kader van post-marketing surveillance ( PMS), dat de tolerantie en de bijwerkingen van een bepaalde behandeling op een groot aantal patiënten moet meten nadat een medicijn geregistreerd werd. Momenteel draait het daarbij vooral om een nieuwe klasse geneesmiddelen tegen hoge bloeddruk, de sartanen. Omdat er heel wat patiënten zijn die hun leven lang aan hypertensie lijden, bestaat daarvoor uiteraard een winstgevende markt.
Op vraag van drie concurrerende ondernemingen heeft de Brusselse huisarts Pascale na elkaar Teveten ( Solvay), Diovane ( Novartis) en Micardis ( Boehringer Ingelheim) uitgetest op een handvol patiënten. Voor haar inspanningen kreeg ze een dvd-speler, een zakcomputer van Hewlett-Packard en een Senseo-espressomachine cadeau.
Samen naar snoepcongresjes
Die postmarketingstudies zijn de hoeksteen van de ‘medische marketing’ van de farmaceutische bedrijven. Ze dienen om de veiligheid van de geneesmiddelen na te gaan, maar roepen tegelijk ook vragen op. Als een bepaald medicament te veel negatieve implicaties oplevert, dan kan het best zijn dat het om ‘commerciële redenen’ stil gehouden wordt en dat er geen enkele publicatie over verschijnt. Het is geen zeldzaamheid dat een arts praktijkgevallen uitvindt omdat hij niet aan het gewenste quotum geraakt, geeft een huisarts toe. Opmerkelijk is ook dat de artsen geen controle hebben over het uiteindelijke gebruik van hun enquêtewerk. De conclusies uit dat soort onderzoeken komen van experts – vaak dienstchefs van ziekenhuizen – die daarna opduiken in de ministeriële commissies die zich met dat geneesmiddel moeten bezighouden. Of ze treden op als spreker op congressen en symposia die door de industrie gefinancierd worden. Dat roept uiteraard vragen op over hun zelfstandigheid als expert, vertelt professor Alain Lejeune, juridisch expert in geneesmiddelenzaken.
En dan zijn er natuurlijk nog de congressen. Een antidepressivum voorstellen aan de voet van de piramides werkt uiteraard zeer ontspannend. Vaak beantwoordt de keuze van een locatie voor een congres of een symposium aan rationele criteria, maar in sommige gevallen is het toch de exotische bestemming die primeert. “Enkele jaren geleden heb ik geweigerd om te gaan spreken op een congres dat plaatsvond tijdens een cruise in de buurt van Jamaica. Ik heb toen vergeefs voorgesteld om het wat dichter bij huis te zoeken en het verschil te gebruiken voor de financiering van het wetenschappelijk onderzoek,” zegt reumatoloog Jean-Philippe Hauzeur.
Clinici en onderzoekers in de universitaire ziekenhuizen maken deel uit van de groep van ‘opinieleiders’ die erg belangrijk zijn voor de farmaceutische nijverheid, omdat ze dankzij hun aura invloed kunnen uitoefenen op andere voorschrijvers. Ze worden dan ook druk aangesproken voor artikels in medische tijdschriften (gesponsord door de farmabedrijven), seminaries voor de ‘permanente vorming’ (2) van de artsen (eveneens gesponsord door de industrie) en uiteraard ook medische congressen (gesponsord door de industrie, dat spreekt vanzelf).
Terzelfder tijd onderhoudt de sector met hen nauwe contacten in het raam van het universitair onderzoek en de klinische tests van geneesmiddelen. De oorzaak van die liaisons dangereuses moet voor een groot deel gezocht worden in de nagenoeg totale afwezigheid van de overheid. “Zonder sponsoring door de industrie zouden de universitaire diensten niet kunnen overleven,” zegt Alain Lejeune. In oktober 2002 lieten de Nederlandstalige en Franstalige Koninklijke Academies voor Geneeskunde hun gebruikelijke terughoudendheid varen toen ze de overheid opriepen om “de werking van klinische onderzoekers en academische centra zodanig te ondersteunen dat ze hun onafhankelijke rol bij het genereren en communiceren van informatie adequaat kunnen vervullen”. Ook de brochures, die volgens de Academies soms geen onderscheid maken tussen informatie en publiciteit, ook al worden de boodschappen gestaafd met uitspraken en foto’s van vooraanstaande academici, moesten het ontgelden.
Artsen bieden weerwerk
De invloed van die praktijken op het voorschrijfgedrag is onmiskenbaar. “Wij, geneesheren, denken dat we niet de dupe zijn, maar we zijn té zeker van onszelf en onze wetenschappelijke bagage,” meent Jean-Philippe Hauzeur. De apothekers kunnen de impact van de promotietechnieken van de industrie perfect meten, iets wat overigens door verschillende wetenschappelijke studies bevestigd wordt. “We zien de voorgeschreven volumes schommelen naargelang van de promotie-inspanningen, die in de eerste plaats draaien rond nieuwe moleculen,” bevestigt Dirk Broeckx, secretaris-generaal van de Algemene Pharmaceutische Bond (APB).
Michel Vounatsos, directeur-generaal van Merck Sharp & Dohme België, heeft – in tegenstelling tot heel wat van zijn collega’s – ten minste de verdienste dat hij de discussie over de ethische kant van de medische marketing niet uit de weg gaat. Met een team van 200 artsenbezoekers beschikt MSD over aanzienlijke middelen om de promotie voor zijn producten te verzorgen. “Het zijn de kwaliteit van de producten en die van de medische informatie die resultaten afwerpen. Níét de geschenkjes die aan de dokters gegeven worden,” verdedigt Vounatsos zich.
In het ‘purperen boekje’ van Merck worden de krijtlijnen uitgezet voor de betrekkingen met de klanten, leveranciers, medewerkers en aandeelhouders van de multinational en met de samenleving in het algemeen. “Alles wat we organiseren of verspreiden rond onze betrekkingen met het medisch korps verloopt volgens een interne goedkeuringsprocedure, zowel medisch als juridisch, en moet beantwoorden aan de voorschriften van de ethische code van Merck,” aldus Vounatsos. “In een tweede fase wordt alles nog eens geauditeerd door het moederbedrijf. Ik mag bijvoorbeeld geen artsen meenemen naar een congres buiten Europa zonder de toestemming van de directeur-generaal voor Europa.”
“De schandalen schaden de hele industrie,” zegt Vounatsos. Hij schrikt er niet voor terug om klacht in te dienen bij het Directoraat-generaal Bescherming Volksgezondheid: Geneesmiddelen (een van de vijf takken van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) tegen ‘onethische praktijken’, maar dan niet zonder de geviseerde onderneming beleefdheidshalve vooraf in te lichten. Vounatsos: “Over het algemeen vinden we een redelijke oplossing onder elkaar.”
De nieuwe maagdelijkheid
Omdat ze steeds vaker aangezocht wordt door investeerders en steeds minder beschouwd wordt als een toevluchtbelegging, tracht de farmaceutische industrie haar maagdelijkheid te herwinnen. “Ik vind het een bijzonder gevaarlijke tendens dat de overheid en de publieke opinie onze activiteiten verdacht proberen te maken,” zegt Luc Vermeersch, directeur-generaal van UCB Pharma Belgium en voorzitter van pharma.be. “We hebben onze deontologische code strenger gemaakt om zo een optimaal kader te scheppen voor onze interactie met de geneesheren.”
Met die nieuwe deontologische code worden de teugels op elk niveau aangehaald. Meer bepaald worden de collectieve wetenschappelijke manifestaties en de post-marketing surveillance aangepakt. Sinds 1 juni 2003 is daarvoor namelijk een voorafgaande toelating van het Visumbureau van pharma.be nodig. Intussen maakt Johan Van Calster, de nieuwe baas van het Directoraat-generaal Bescherming Volksgezondheid: Geneesmiddelen, een evaluatie van de bestaande wetgeving, die hij “wat wazig” vindt. Hij doelt dan specifiek op de individuele benadering van de geneesheren, die volgens hem de deur openzet voor alle mogelijke beïnvloeding. Van Calster voert nu druk overleg om tegen het einde van het jaar enkele kwalitatieve hervormingen door te voeren.
Komt daarmee een einde aan de misbruiken? Dat valt nog te bezien. Sommigen verdenken de farma-industrie ervan dat ze nu al een omweg heeft gevonden door zich rechtstreeks tot de patiënt te richten, die dan op zijn beurt druk zou moeten uitoefenen op zijn behandelende arts. “Die strategie is vreselijk doeltreffend omdat het weerstandsvermogen van de arts evenredig is met zijn wetenschappelijke reputatie,” zegt Jean-Philippe Hauzeur. “Hoe minder gewicht de arts in de schaal kan werpen, hoe minder hij weerstand zal kunnen bieden aan de eisen van zijn patiënten. Want als die ontevreden zijn, gaan ze wel elders hun licht opsteken.”
Chantal Samson
Djembélessen? Een wijncursus? Thalassotherapie? Ganzenlever? Of liever een weekje skiën? De farma-industrie levert het met de glimlach aan artsen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier