Het ultieme onthaasten kan nergens beter
De tijd stokt op Athos. De olijfgaarden, wijnranken, wegen, mannen wentelen jaar na jaar in een ritme dat tien eeuwen herhaling is. Athos is een monnikenstaat. Aapjes kijken en noten voeren doe je niet in de twintig kloosters, de monnikendorpjes en de hermitages. Wandelen is spiertraining en meer op Athos. Een smoorhete tocht op een nuttige rotskaap.
Athos (Griekenland)
Een vlezige grenswachter met pistool op de heup monstert aan de veerpont de pasjes en verjaagt de vrouwen. De monnikenstaat Athos is een land voor mannen, zo decreteerde een Byzantijns edict. Boten met vrouwen moeten minstens 500 meter van de stranden blijven. Griekenland beveelt de douane en de politie van Athos, de monniken beredderen de rest.
Athos is een halfonafhankelijke enclave in Oost-Griekenland. Het schiereiland is een groot natuurpark door zijn eeuwenlange isolement. Athos is het laatste overblijfsel van het Byzantijnse Rijk dat eindigde in 1453. De monniken volgen de Juliaanse kalender die dertien dagen achterloopt op onze tijdrekening. Op de hoogste piek van Athos – de Agio Oros – staat geen klooster, op een enkele uitzondering na liggen zij langs de kromlijnige keienstranden.
Het lange wachten
De veerboot aan de westkant van de kaap vertrekt elke ochtend om 10 uur. Het lompe schip is trouw. De snelboot aan de oostzijde is wispelturig en vaart als de golven van de open zee – de overzijde is Turkije – vredig kabbelen en de kapitein niet geboemeld heeft. Op de kade van een oostelijk monasterium is het wachten lang.
Reizen naar Athos doe je per boot. De wegen over land zijn bochtig, stenig en Afrikaans. De grenspost is het havenstadje Ouranopolis. Pelgrims, trekkers, monniken of popes op passage logeren in Hotel Zeus, op driehonderd meter van de steiger. De airco houdt Hotel Zeus koel in het pufferige zomerweer. In Ouranopolis drinken de dorpelingen om 6.30 uur hun eerste koffie op de terrassen. Rond 11 uur wordt de zomerhitte ondraaglijk. Ouranopolis is vergroot na de verjaging van de Grieken uit Turkije in 1922. De visrestaurants leven van de Duitse vrouwen met een lokaal vakantielief. Aan de steiger verrijst een kolossale donjon. Athos bewaakt de patriottische droom van Groot-Griekenland. Een grootstaat van het huidige Griekenland, de archipels en West-Turkije. Op Athos heet Istanboel onverminderd Constantinopel en de Aya Sofia blijft daar een christelijke praalkerk zonder minaretten.
Het oosten van Griekenland ademt het Ottomaanse Rijk. In Thessaloniki, waar je landt voor een tocht naar Athos, drie uur met de auto naar het oosten, is Mustafa Kemal Ataturk geboren. De militaire dictator redde Turkije uit het Ottomaanse verval en verwesterde de natie. In zijn geboortejaar 1881 heette Thessaloniki zoals het eeuwen genoemd werd: Salonika. Bezoekers van Ataturks geboortehuis ervaren het bloedige mengen van Grieken, Turken en joden. Tienduizenden burgers van die handelsstad waren joods, gevlucht voor de reconquista, de herovering van Spanje door de christenen op de moslims (voltooid in 1492), en zestig jaar geleden omgebracht in de Duitse vernietigingskampen. Thessaloniki is een nationalistische wederdoping en een Grieks-patriottischer stad is onvindbaar. Het gewijde Athos zelf werd vernederd onder sultans en kaliefen die de kloosters beroofden.
Drie nachten, vier entreepasjes
Een ambtenaar van de monnikenstaat in een tropisch kantoor in Oranoupolis stempelt de vier entreepasjes in het Oud-grieks – de cultustaal van Athos -, voor een verblijf van drie nachten. Het maximum voor niet-orthodoxe bezoekers is vier nachten en één nacht per klooster, je moet dus zwerven. De telefoonnummers van de twintig kloosters staan op de keerzijde van de reisbrief. Reserveren voor logies is aan te bevelen, maar de gastentelefoon kan uren rinkelen. Onbeantwoord. De kloosterlingen bidden, mompelen en psalmodiëren in de katholikon (de kerk) en zijn zo doof voor het ondermaanse. Zonder nuances beveelt het pasje in een Engelse zin: ” Entrance of videocameras on Mount Athos is strictly forbidden. As pilgrims leave Mount Athos all videocassettes found at the customs office will be confiscated. ” Een loze dreiging. Een elektronische camera is klein en vals en bij de retour in Ouranopolis kijkt geen douaneman toe.
Op het laaddek van het veer rusten vrachtwagens met voedsel en bouwgerief. De Europese Unie betaalt voor het onderhoud van de godshuizen op Athos. Boven elk dak draait een kraan en kringelen de cementkorrels. De scheepsbar is fris en de pils is kampioen. Her en der verkoopt een sjofele monnik fabrieksiconen en prullen. De commerce is lauw. Laag kustgewas schuift twee uur voorbij en meeuwen, duiven, steenarenden en zwaluwen bewaken het schip. Op het dek kletsen, drinken, konkelfoezen de Grieken, Russen, Oekraïeners, Roemenen, Bulgaren, rugzaktoeristen, arbeiders, handelaars, monniken en pelgrims in alle talen. Elke traditie van de orthodoxie bemint haar Athoscommunauteit.
Wandelen en tweevoeters stammen uit Afrika, van de evolutie en uit noodzaak. Pelgrimeren is een van de grondigste manieren van het wandelen. Ieren beklimmen op de laatste zondag van juli de Croagh Patrick met stenen in hun schoenen. De populaire sponsortochten zijn lekenvormen van pelgrimages. West-Afrikaanse moslims passeren hun halve leven voor een trage tocht naar Mekka. Pelgrimages nemen het uitgangspunt dat de aardrijkskunde van de spirituele kracht bestaat.
Na anderhalf uur verschijnen de eerste religieuze vestingen. De kloosters openen naar de zeezijde en schuilen achter burchtmuren aan de landzijde. Het Bulgaarse klooster verkiest het gebergte, een thuistraditie om zich te beschermen tegen de moordende Ottomanen. Het kwartet (zie kader: Business as Unusual) ontscheept op de middag in Xenofontos. De goudvissen in een schoon bassin op de binnenhof imiteren de zon. De sterke koffie, het bronwater en de zoetigheden – lokoum – verschijnen voor de twintig gasten. De pasjes worden nageplozen. Het nummer, de naam en het beroep moeten handgeschreven in het gastenboek. Xenofontos heeft kamers voor vier met een douche- en lavabokamer op de gang. De logés kijken uit over de baai. De zwaluwnesten kleven onder de dakkap. Op de balkons zijn rokershoeken met asbakken van een groothandel voor hoteluitrusting.
Pantaleimos is de navel van de Russisch-orthodoxen, een kloosterstad, en telde ooit duizend monniken, vandaag nog vijftig. Tsaar Vladimir Poetin bracht een officieel bezoek en geld in 2005. Op de tocht over de kokende keiweg naar de Russen is kind noch kraai te zien. De lucht boven de baai zigzagt. Doornstruiken, bijenkorven, tijm, laurier, olijven, oleanders, wijnranken, wilde peren omzomen de rolstenen. Elk klooster verkoopt kruiden. Vers water welt in een koele nis aan Pantaleimos. Een ijverige monnik sommeert na zijn siësta de vier Vlamingen om kaften te verhuizen van zijn toeristenwinkel naar de kelder. Het ondergrondse is kil.
Baarden en het haar in een staartje
Zwart vangt de zon en versterkt de zon. Van kop tot teen is het kloostergewaad zwart. De jonge, oude en allemaal bleke gezichten met baarden en het lange haar in een staartje steken boven een gelaagde pij. De monniken die uitvaren met de visserssloep, de graafmachine sturen op de werf of de tractor op de akkers, transpireren onder de koperen ploert.
Gastenpater Vasileios, een Australiër, zegt in Iviron: “Wij hebben in de orthodoxie geen elitaire gemeenschappen of ordes zoals de jezuïeten en de dominicanen. Op Athos leven de godgeleerde, de timmerman, de visser, de kok, de taalkundige, de mysticus, de spijsmeester, de zanger, de asceet samen. Orthodoxen zijn de oudste christenen en beleven ononderbroken de eerste boodschap. Het katholicisme is het eerste protestantisme.”
Het mobieltje werkt op Athos, nergens zie je satellietschotels. De hospies hebben een sobere uitrusting – stijl jeugdherberg – met lakens, teenslippers, een handdoek, zeep, altijd koud en soms warm water. Op de balkons van de gastenverblijven is het koel en tijdloos. In de binnentuinen wordt gewied, begierd en geoogst. ‘s Avonds varen de sloepen uit, netten worden gevierd en ‘s morgens opgehaald met wonderbaarlijke visvangsten die dezelfde dag verschijnen na de vespers bij de hoofdmaaltijd. De monniken en hun gasten eten kort, zwijgend en samen in de refter. Rijst, vis, kip, groenten en wijn verschijnen op het menu. Zoet gebak rondt af. De stem van de lector citeert staccato onverstaanbare zinnen. Mensen die normaal leven in maatpak, schooiers, studenten en nieuwsgierigen zijn de disgenoten. De abt verlaat de tafel voor de paters en broeders. Allen wachten aan de deur en buigen voor de toeristen en de pelgrims die passeren bij het buitengaan.
Gastvrijheid op Athos is geen loos woord, want de overnachtingen, de eetmalen, de drank zijn gratis. Een gift mag, moet niet. Nergens zien wij een collectebus of opdringerige gastenbroeders.
De bezoekers mogen maar hoeven geen diensten te volgen. Een monnik met een simandro, een lange plank die hij ritmisch beklopt, roept op voor de morgendienst om vier uur. De sterren schijnen, de stilte schuurt je gemoed, in de aardedonkere kerk glanst het exuberante koper duizendmaal door de waskaarsen. De toegewuifde wierook heet de gelegenheidsaanwezigen welkom. Op het binnenplein in het duister zweven schimmen met mantels in wapperende stof en pillendozenhoeden. Vier uur lang klinken teksten, acclamaties, noten en de mix hypnotiseert. Een buitenstaander kan er geen touw aan vastknopen. De monniken lopen in en uit, kussen iconen, bekruisigen zich averechts met diepe buigingen. Het ontbijt om acht uur serveert brood, wijn, water en kersen. Een Bijbelse eetkuur.
Bloot onder de sterren
Publiek vervoer op land is er alleen tussen het haventje Dafni en Karyes. Voor de rest rijden in deze rimboe jeeps, vuile camionetten en een eenzame Deutz-Magirus voor het zware werk. Zwoegende bussen klimmen van de steiger naar de kam van de heuvels, vijfhonderd meter hoog. De bus sluit de deuren achter ons en uit het niet vallen de regendruppels. Kasseien bekleden de laatste kilometers voor de vehikels monniken, bezoekers en toeristen lozen op de markt van Karyes.
In het gemiezer van de bui is de hoofdstad van Athos vaal en rommelig. Een cowboygat. De twintig kloosters vormen een confederatie, met een centraal bestuur – de Iera Syntaxis of Heilige Raad – en een wisselende leider.
Na Karyes is Stavronitika een sprookje. Twee uur stappen brengt ons bij dat elegante, kleine klooster op de oostkust en onder de druivelaars bij de ingang verschijnen meteen de bekers met bronwater. Het uitzicht op de blauwe zee is adembenemend. In Stavonitika woont een Franse monnik, een ex-katholiek en oud-medewerker van het Vaticaan. Op het smalle kustpad naar Iviron kruisen wij drie pelgrims: een Russische iconenschilder en een Duitse vader en zijn zoon. Iviron heeft een gastenboeg met tientallen kamers en een keuken waar de koffiepot luid pruttelt. Aan de entree hangt een plaat met bedankjes voor de EU-centen.
Elk klooster heeft zijn huisreglement. In Iviron loopt de morgendienst van 6.30 uur tot zeven, dan volgt droog brood en water waarop de plechtigheid herneemt tot 11 uur en het hoofdontbijt volgt. De tweede maaltijd is er na de vespers. Vette monniken zie je niet op Athos.
De snelboot aan de oostzijde scheert van Iviron naar Pantokratoros. Van de zee bij Pantokratoros tot op de heuvels is een klim van 450 meter. We starten met eigen have en goed om 12 uur, in volle zon, een dwaasheid. Door wegenwerken zijn de naamplaten van de kloosters verdwenen. Het dagtraject van vier uur met vijftien kilogram op de rug rekt uit tot acht uur. Onze kaarten zijn geen sikkepit waard. De afdaling van de kam naar zee zal een verdere vijf uur duren en de duisternis is haastig. Bij zonsondergang sluiten de poorten van de godshuizen en slaap je bloot onder de sterren.
Uit de verte verschijnt plots een Toyota met twee bouwvakkers die ons na vijftig haarspeldbochten deponeren bij Dochiariou. Naast de bloedrode koepelkerk is een oude put met een gedeukte koperemmer en een kroes. Dit water wordt champagne. In Dochiariou wast een medereiziger zich in naakt bovenlijf bij de lavabo. Fatsoenlijker kan niet. De tocht was zoel en uitputtend door de wolkenloze zonnebrand. Geest en lijf zouden harmonieus samenleven in het orthodoxe christendom, stellen de teksten. Maar de jonge onthaalmonnik schreeuwt nors dress tegen de gast.
Dochiariou is een Toscaans dorpje tegen de oeverflank met olielampen in het gastenkwartier en een waterval van bloemen. Op zondagmorgen geuren de kruiden, prevelen urenlang verre stemmen en krijsen vijftig katten in de schaduwen.
De veerboot van het noenuur stuurt ons terug uit oude tijden.
Frans Crols
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier