Het tijdskrediet loopt fout Wat moet er veranderen?

Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

De bedoeling van het tijdskrediet was dat werknemers hun baan en hun privéleven beter op elkaar konden afstemmen. Het werd een succes. Maar het tijdskrediet lijkt steeds meer op een uitloopsysteem voor oudere werknemers. Hoe moeten we het model aanpassen?

De uitwerking van het Generatiepact pakken we nu aan in de Nationale Arbeidsraad. Onder meer de inperking van het tijdskrediet moet van tafel zijn vóór de onderhandelingen beginnen.” Dat zei ABVV-voorzitter Rudy De Leeuw een paar maanden geleden in een Trendsinterview aan de vooravond van het interprofessionele overleg. En kijk, nu de deadline van Kerstmis stilaan nadert, blijken de sociale partners in eerste instantie bezig te zijn geweest met de uitvoering van het Generatiepact vooraleer de echte loononderhandelingen aan te vatten.

Eén van de dossiers die op tafel ligt, gaat dus over het tijdskrediet. Dat zou voor meer en meer werknemers als landingsbaan voor hun pensioen kunnen fungeren. Zo moeten werknemers ouder dan 55 makkelijker toegang krijgen tot het tijdskrediet. Daarbij werken ze nog vier vijfde. De beperking tot maximaal 5 % van het personeel dat tijdskrediet kan opnemen, zou worden afgeschaft. Bij het afwerken van dit artikel waren de sociale partners nog altijd in conclaaf over dit thema. Tijdskrediet als ‘uitloopsysteem’ was echter niet de oorspronkelijke bedoeling en zorgt vooral bij werkgevers voor de nodige ergernis. “Voka is nooit een echte voorstander geweest van het tijdskrediet,” zegt Sonja Teughels van het Vokakenniscentrum. “Het is een collectief stelsel geworden dat elke individuele verantwoordelijkheid beperkt.” Bij de start in 2002 had het tijdskrediet als doel werknemers in de privésector de kans te geven om werk en privéleven beter op elkaar af te stemmen. En daar hebben ze de voorbije jaren ook gretig gebruik van gemaakt. Volgens cijfers van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) waren er in oktober 105.674 Belgen die tijdskrediet genoten. Ongeveer 76.000 daarvan zijn Vlamingen. Ruim 88 % van hen zat in het systeem van deeltijds (halftijds of viervijfde) tijdskrediet. Het stelsel kent sinds de invoering in 2002 een gestage groei. In 2002 waren er 23.165 kredietwerkers, vorig jaar 89.016. Dit jaar merken we een stijging met meer dan 18 % (zie grafiek: Tijdskrediet wordt populair).

We moeten er wel bij zeggen dat de kredietwerkers slechts een deel zijn van de werknemers die hun arbeidstijd aanpassen. Als we die volledige groep bekijken, komen we uit op 195.721 werknemers. Daarbij horen ook de ambtenaren die nog in het oude systeem van loopbaanonderbrekingen zitten, mensen met ouderschapsverlof en werknemers die vóór 2002 in het stelsel zijn gestapt.

Misvatting over arbeidsvolume

Het tijdskrediet als vervanging van de klassieke loopbaanonderbreking kwam volgens arbeidsmarktexperts niets te laat. De loopbaanonderbreking werd indertijd ingevoerd om werknemers de kans te geven hun werk voor een bepaalde periode te verminderen of te onderbreken. Ze kregen een compensatie via een overheidspremie. Het oorspronkelijke doel bij de invoering in 1985 was om de arbeidsherverdeling te bevorderen. Er zouden werkuren en banen vrijkomen voor werklozen.

Maar al snel bleek dat dit principe ver van de feiten af stond. Men ging er onterecht van uit dat er in de economie een vaste hoeveelheid jobs beschikbaar was. Dat is de zogenaamde lump of labour fallacy (misvatting over het arbeidsvolume), waar vooral in vakbondskringen nog altijd geloof aan wordt gehecht. Stilaan werd loopbaanonderbreking een instrument om werk en privéleven beter op elkaar af te stemmen, tot het dus in januari 2002 radicaal werd hervormd (zie kader: Wat houdt tijdskrediet in?). Tijdskrediet werd een onvoorwaardelijk recht. En dat heeft natuurlijk al veel inkt doen vloeien. Wat is het ‘afstemmen van werk en privéleven’? Dient het tijdskrediet om een wereldreis te maken? Of – zoals de reden die iemand ooit opgaf – om deel te nemen aan Big Brother? Volgens Jan Denys, arbeidsmarktspecialist bij Randstad, zou tijdskrediet beter beperkt worden tot maatschappelijk nuttige activiteiten om het negatieve effect op de activiteitsgraad te beperken. “Dat zijn bijvoorbeeld de opvoeding van de kinderen of het volgen van een opleiding,” legt Denys uit. “Maar die leuke activiteiten, daar stel ik me toch vragen bij. Wie voor tijdskrediet kiest, krijgt daarvoor een uitkering. Moet die dienen om een wereldreis te maken? Er bestaan natuurlijk geen precieze cijfers over, maar ik denk dat het percentage werknemers dat voor een ‘leuk tijdskrediet’ kiest, eerder beperkt is. Ik benadruk wel dat ik positief sta tegenover het systeem. Het beantwoordt ook aan de toenemende heterogeniteit van de arbeidsmarkt. Het trekt mensen over de streep om toch voor een job te kiezen.”

Vooral voor vrouwen is dat belangrijk. Zij vangen nog altijd de meeste druk op van een combinatie werk-privéleven. Uit het RVA-jaarverslag blijkt dat de mannen ruim in de minderheid zijn als het op loopbaanonderbreking aankomt (23 % tegenover 77 % vrouwen). Bij tijdskrediet is het minder uitgesproken. Daar stijgt het aantal mannen tot 38 % in 2005.

Als middel om arbeid en vrije tijd makkelijk te kunnen combineren, heeft tijdskrediet een positief effect gehad op de participatie van vrouwen aan de arbeidsmarkt. De volledige onderbreking van de activiteiten vertoont ook al een tijdje een neerwaartse trend. In 2005 daalde die met 2,5 % tot 12.884. En als we de meest recente cijfers bekijken, zet de trend zich door (12.047 in 2006). De vermindering van prestaties met een vijfde zet dan weer zijn opmars verder, in alle leeftijdsklassen. Dat type van tijdskrediet groeide het voorbije jaar met 27,1 %.

Organisatorische problemen

Maar tijdskrediet wordt niet langer gezien als een zuivere tewerkstellingsmaatregel of een systeem van arbeidsherverdeling. Dat blijkt uit het feit dat een vervanging niet langer verplicht is. Dat mes snijdt wel aan twee kanten. Zo blijven de vakbonden pleiten voor het vervangen van werknemers in tijdskrediet. Anders wordt er een ongeoorloofde belasting gelegd op de overige werknemers. Ook aan werkgeverskant wordt er gewaarschuwd voor een aantal negatieve aspecten van het tijdskrediet. Het is inderdaad niet verplicht om een vervanger te vinden, maar een kmo kan vaak moeilijk anders dan op zoek gaan naar een vervanger. Die heeft het moeilijker om het gemis van een ervaren werknemer op te vangen. Unizo is wel tevreden met de regeling dat bedrijven met minder dan elf werknemers de aanvraag tot tijdskrediet kunnen weigeren.

Volgens Sonja Teughels (Voka) zijn er inzake tijdskrediet grenzen aan de organisatie. Voor bedrijven in volle expansie zijn zulke verlofregelingen eerder fnuikend voor de ontwikkeling. Ook bedrijven met veel oudere werknemers dreigen het moeilijk te krijgen. Teughels: “Als alle 55-plussers in een bedrijf met een ouder personeelsbestand voor tijdskrediet kunnen kiezen, is dat organisatorisch geen cadeau voor de bedrijven. Tijdskrediet is duidelijk een opstap naar vervroegde uittreding.”

Die trend is trouwens al ingezet. Wat opvalt in de cijfers van de RVA, is dat het aandeel van de vijftigplussers in het stelsel toeneemt. In 2003 waren ze goed voor 41 % van de tijdskredietnemers. Twee jaar later is dat meer dan 50 %. Een bewijs dat tijdskrediet meer en meer gebruikt wordt als landingsbaan aan het einde van een carrière. En dat gaat natuurlijk in tegen het pleidooi voor langere carrières.

Onderzoek toont wel aan dat mensen hun werkvolume verhogen na een onderbreking of dat ze langer aan de slag blijven. Maar er is een verschil tussen vijftigplussers en de rest. De groep die jonger dan vijftig is, keert terug naar de arbeidsmarkt. De vijftigplussers zien het als een eerste stap naar het einde van de loopbaan, zo blijkt uit een onderzoek dat Idea Consult al verschillende jaren op rij uitvoerde. Jan Denys: “Tijdelijk minder werken om dan langer aan de slag te blijven, daar ben ik uiteraard voor gewonnen. Maar bij uitloopsystemen moeten we ons wel vragen stellen.”

Het Generatiepact dat vorig jaar werd afgesloten om de 55-plussers langer aan het werk te houden, zou op dat vlak wel eens een averechts effect kunnen hebben. Ter herinnering: volgens het Generatiepact krijgen 55-plussers onbeperkt recht op het viervijfde tijdskrediet, zelfs als er al veel werknemers in het bedrijf tijdskrediet hebben genomen. Wel kan een werkgever een vraag om tijdskrediet van werknemers met een ‘sleutelpositie’ weigeren.

Het voltijdse betaalde tijdskrediet wordt beperkt tot een jaar, behalve als het wordt opgenomen voor zorg voor kinderen tot acht jaar, voor zorg voor zieke familieleden of voor het volgen van een opleiding. Dan blijft het mogelijk om vijf jaar voltijds betaald tijdskrediet op te nemen. Maar eigenlijk is de regel dat de uitkering voor voltijds tijdskrediet voor oudere werknemers slechts een jaar wordt uitbetaald. Het volledige tijdskrediet wordt ook slechts voor drie jaar in rekening genomen voor de berekening van het pensioen. Al die maatregelen moeten het voltijdse tijdskrediet ontmoedigen en oudere werknemers ertoe aanzetten langer aan het werk te blijven door een verkorting van de arbeidsduur met een vijfde. Volgens Sonja Teughels zal dit de deur openzetten voor massale uittredingen: “Voor je het weet, is het systeem maatschappelijk ingebed en zal het als een nieuw soort brugpensioen fungeren. Bovendien kost het massa’s geld aan de sociale zekerheid.”

559 miljoen euro aan premies

Per jaar wordt er 559 miljoen euro uitgegeven aan premies voor werknemers die hun arbeidstijd aanpassen (tijdskrediet, loopbaanonderbreking, ouderschapsverlof …). Tijdskrediet neemt 272 miljoen euro voor zijn rekening. Het is de sterkst stijgende post in de uitgaven van de RVA. Vorig jaar steeg die met 13 %. Voor het tijdskrediet alleen was dat 21,5 %. En als we kijken naar de leeftijd, zijn de vijftigplussers de grote slokoppen met een stijging van 18,3 %.

“De bonus voor een viervijfde tijdskrediet is weggegooid geld,” vindt Jan Denys. “Meer en meer mensen werken zonder tijdskrediet sowieso maar 80 %. Dus moet je er geen extra vergoeding aan geven. Laten we toch uitgaan van de stelling dat wie minder werkt, ook minder verdient.” Teughels treedt hem bij: “Die compensaties – tussen 100 en 200 euro per maand – voor wie kiest voor viervijfde tijdskrediet neemt – zijn weinig zinvol. Ook zonder dat geld kiezen velen voor arbeidsduurvermindering. Dat is een goed voorbeeld van een dead weight-effect.”

Voka is evenmin te spreken over de Vlaamse aanmoedigingspremies. Onderzoek (onder meer van Idea Consult) heeft al meermaals aangetoond dat die premie geen echte stimulans is om voor tijdskrediet te kiezen. Het feit dat tijdskrediet sneller stijgt in Wallonië dan Vlaanderen, is daar het beste voorbeeld van. De Vlaamse werkgeversorganisatie is wel gewonnen voor een systeem van loopbaansparen. Via spaarverlof sparen werknemers geld of tijd (van overuren die werden gepresteerd) om later op te nemen. Jan Denys: “Het sparen van tijd is een alternatief voor wie wat minder verdient. Tijdsparen is sociaal en kan dan wel gebruikt worden om een wereldreis te maken.”

Alain Mouton

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content