Het primaat van de politiek

Dixit Guy Verhofstadt (VLD) in zijn Derde Burgermanifest (1994).

Dixit Guy Verhofstadt (VLD) in zijn Derde Burgermanifest (1994). Lectuur die hij vandaag als premier best nog eens ter hand neemt wanneer hij zich uitspreekt over het voorstel van zijn minister van Arbeid Laurette Onkelinx (PS) om de uitbetaling van tijdskredieten (de vroegere premies voor loopbaanonderbreking) uit te besteden aan de vakbonden. Wat Onkelinx daarmee realiseert, vormt een staaltje van belangenvermenging waar Verhofstadt destijds zo terecht tegen van leer trok. De vakbonden zullen meer dan ooit gehaast zijn om tijdskredieten _ premies voor arbeidsduurvermindering _ zoveel mogelijk te promoten wanneer ze per dossier ook nog eens zelf aan de kassa kunnen passeren. Het biedt hun alvast nieuwe financiële zuurstof en een nieuw instrument van klantenbinding. Zeer welkom nu de inkomsten die ze puren uit de toekenning van werkloosheidsuitkeringen _ al jaar en dag aan de bonden uitbesteed tegen een administratieve vergoeding _ onder druk staan. Die inkomsten tikten in tijden van hoge werkloosheid zwaar aan en zorgden paradoxaal genoeg dat de vakbonden als organisatie welvaarden bij oplopende werkloosheidscijfers. Nu het aantal werklozen alleen al om demografische redenen terugloopt, droogt die bron stilaan op.

Dat keert zich vroeg of laat tegen de eigen doelstellingen of de belangen van de eigen achterban: het voor de organisatie lucratieve middel wordt een doel op zich, al brengt het de belangen van de achterban in het gedrang. Voor de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ligt deze spanning tussen belang van organisatie en achterban voor de hand. Maar ze is ook latent aanwezig voor het tijdskrediet: in hun ijver de arbeidsduur van zoveel mogelijk werknemers te verminderen, zetten de vakbonden de werkgevers ertoe aan het werktempo op te voeren, elders werkkrachten te zoeken, zelf te verhuizen, nog meer machines in te schakelen, of gewoon de boeken te sluiten. De vakbondsachterban zal zeker delen in de brokken.

Verhofstadt is er alsnog niet in geslaagd een aantal essentiële inzichten rond de positie van belangenorganisaties te vertalen in de politieke praktijk. Op Vlaams vlak lijkt Patrick Dewael, Verhofstadts kompaan van het eerste uur, alsnog een betere uitvoerder van het Burgermanifest. De minister-president wil met een nieuwe bestuurlijke hervorming in Vlaanderen tot een duidelijker taakafbakening tussen overheid en sociale partners komen, met uitsluiting van zoveel mogelijk grijze zones waar belangenvermenging welig kan tieren. Het primaat van de politiek moet hersteld, zo heet het. Het is niet aan de belangengroepen om de politieke beslissingen te nemen, via instellingen of adviesraden allerhande. Op federaal vlak is er van dergelijk debat nog geen spoor te bekennen.

Dewael verdient alle steun met zijn plannen. Maar hij moet zich daarbij wel van een andere sociologische wet bewust zijn. De samenleving is dermate complex geworden dat de overheid minder dan ooit gewapend is om deze op haar eentje te kneden. In de wereld van vandaag is de maakbaarheid van de samenleving sowieso beperkt en kan de overheid alle inbreng van deskundigen en veldwerkers zeer gebruiken. Ook belangengroepen _ klassieke en minder klassieke _ kunnen die deskundigheid en expertise leveren. Bovendien zullen belangengroepen steeds meer maatschappelijke verantwoordelijkheid moeten nemen om bij de achterban een vorm van zelfregulering te organiseren. Zo krijgt het thema duurzaam ondernemen steeds vastere vorm in het bedrijfsleven.

Jan Van Doren

De auteur is adjunct-directeur van de VEV-Studiedienst.

Als de bonden van de toekenning van tijdskredieten een nieuwe business maken, krijgen ze een nieuwe incentive om inactiviteit te promoten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content