HET NIEUWE MENSBEELD

Marc Buelens
Marc Buelens Professor-emeritus aan de Vlerick Business School.

Organisatiebeelden evolueren snel: clusterorganisaties, virtuele organisaties, lerende organisaties… Maar theorieën van, en visies op gedrag blijven merkwaardig constant. Maslow, McGregor, Vroom: stuk voor stuk theorieën van minstens veertig jaar oud. Erger nog: intellectuelen durven nog steeds een freudiaans mensbeeld aankleven, blijkbaar niet beseffend dat de heer Freud (bedrieger, intellectueel oneerlijk neuroot en een groot verhaaltjesverteller) al zestig jaar dood is en dat Internet ook al Wenen heeft bereikt. Zijdelings treft men nog af en toe een zuiver behaviouristisch mensbeeld aan, dat de mens beschouwt als een verzameling geconditioneerde leerprocessen. Maar dit mensbeeld is in managementkringen nooit echt populair geweest. Managers zijn liever povere filosofen dan experimentele psychologen.

NIEUW.

Maar er is verandering aan het komen. Paradoxaal genoeg is het nieuwe mensbeeld gebaseerd op inzichten in de evolutie van de menselijke geest over de voorbije tienduizenden jaren.

Het Nieuwe Mensbeeld vindt zijn wortels in de neurowetenschappen, de evolutionaire psychologie en de sociobiologie. Het uitgangspunt is even eenvoudig als lekker controversieel. Zowat alles aan ons is het product van honderdduizenden jaren evolutie: onze milt, ons reukorgaan, onze hersenen. De geest is het brein in actie. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat ook onze geest niet het product is van een jarenlange evolutie. Begrijp deze evolutie en je begrijpt de geest. Deze visie heeft alleszins een voorsprong op Maslow en consorten: je kan er gemakkelijker mee verklaren wat er in Kosovo gebeurt, waarom sommige beroepen zo hardnekkig mannelijk of vrouwelijk blijven, en waarom mensen in de gehele wereld sommige kunstvoorwerpen mooi vinden.

SUPERIEUR.

De taboes rond deze benadering zijn talrijk. Sociobiologie lijkt immers te impliceren dat er superieure rassen zijn, omdat alles toch in onze genen blijkt vast te liggen. En dat is een uitgangspunt waar alle humanisten in koor wel neen moeten tegen zeggen. Het morele probleem rijst wel degelijk. Sommige groepen gebruiken immers met alle plezier wetenschappelijke inzichten die net het omgekeerde stellen. Want als er één ding overduidelijk is, is het wel dat alle rassen dezelfde genenpool hebben. Er is dus geen enkele reden om plots superieure rassen te ontwaren. En zelfs mocht men ooit een of ander genetisch verschil vaststellen, dan rijst het morele probleem vooral rond de vraag hoe we daar mee omgaan, en niet rond het verschil zelf.

Het parallellisme rond de verschillen tussen mannen en vrouwen is overduidelijk. Al enkele uren na de geboorte ziet men verschillen in gedrag tussen jongens en meisjes. Hormonen (vooral blijkbaar testosteron) veroorzaken wel degelijk ingrijpende verschillen tussen man en vrouw. Deze verschillen ontkennen is ronduit dwaas, de evidentie is te overweldigend; deze verschillen aangrijpen om de gelijkwaardigheid van man en vrouw te ontkennen, leidt tot torenhoge morele problemen.

EXTREEM.

De sociobiologie kent twee grote nadelen: er zijn veel te veel speculatieve theorieën geweest, en sommige (meestal extreem-rechtse) groepen maken dankbaar misbruik van de wetenschappelijke inzichten dat ons gedrag een sterk biologisch substraat heeft. Maar ook hier zijn inzichten en morele problemen twee verschillende werelden. De sociobiologie is overigens ook al aangewend om extreem-rechtse standpunten te weerleggen.

Tijdens de oorlog in Vietnam propageerde uiterst-rechts dat Vietnamezen toch niet dezelfde emoties hadden als westerlingen, en dat hun rouwproces totaal anders was. Het indviduele verlies van een familielid was er minder erg en dus moreel minder verwerpelijk. De sociobiologie beweert net het omgekeerde: emoties zijn universeel. En toen men beelden liet zien van huilende Vietnamese moeders aan het graf van hun zoon, werd voor de Amerikanen ook aangrijpend rechtstreeks duidelijk wat de sociobiologie al lang wist.

FILOSOFIE.

De grootste weerstand tegen het nieuwe mensbeeld komt (uiteraard) uit filosofische hoek. Grote delen van de filosofie hebben geleefd van een radicaal onderscheid tussen geest en lichaam. De ‘wetten van de geest’ moeten radicaal verschillend zijn van ‘de wetten van het lichaam’. De geest kent namelijk de vrije wil, en zolang men een verklaring zoekt in breinen, genen of natuurlijke selectie, verdwijnt de menselijke vrije wil en meteen ook alle verantwoordelijkheid, plichtsbesef, morele principes enzovoort. Deze argumenten maken op een lekenpubliek diepe indruk, maar zijn intussen al lang weerlegd. Vrije wil is zeker niet hetzelfde als ‘toeval’ of ‘willekeur’. Ook loochent niemand dat geest iets anders is dan het brein. Je mag, om een zwakke analogie te gebruiken, je gehele televisietoestel uit mekaar halen, elke diode en elk draadje kennen, dan weet je nog niet welk programma er die avond op teevee zal komen. Maar je zult wel weten dat de kijkers op zo’n drie meter zullen zitten, dat er geluid zal zijn enzovoort. Men kan ten slotte ook opmerken dat elke verklaring van het menselijk gedrag (sociologisch, economisch, freudiaans) de vrije wil aan banden lijkt te leggen en dus niet ‘zou kunnen of mogen’. Of de moordenaar nu gemoord heeft omdat er een defect is aan het 26ste gen, omwille van de verkeerde sociale klasse waartoe hij behoort of omwille van een niet-verwerkt Oedipus-complex: elk van die verklaringen schakelt in min of meerdere mate de vrije wil uit. De morele vraag is: wat heeft de persoon gedaan, ondanks een defect gen, de slechte vrienden of een moeder met een baard? Indien uiteraard zou blijken dat alle personen met een defect gen (of een moeder met een baard) aan het moorden slaan, zouden nog maar weinigen deze persoon moreel schuldig achten, zou men beseffen dat sommige ziektes de ‘vrije wil’ kunnen uitschakelen, en zou het morele probleem zich uiteraard totaal anders manifesteren: hoe moeten we de maatschappij op aanvaardbare wijze beschermen tegen deze zieke persoon?

Hoe dat mensbeeld nu wordt ingevuld, is stof voor de volgende bijdrage. Als u echt niet kunt wachten, lees dan ” How the mind works” van Steven Pinker, maar vooral het onovertroffen ” Consilience” van Edward Wilson. Een meesterwerk.

Marc Buelens is hoofddocent aan de Universiteit Gent en partner van de Vlerick Leuven Gent Management School.

MARC BUELENS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content