Het medisch spaarpotje

Het Riziv heeft twee à drie jaar en ruim twee miljard frank achterstand in de betaling van het sociaal statuut aan medici. Een serieuze kopzorg voor het pensioenfonds van die medici dat onlangs overschakelde naar een kapitalisatiesysteem.

Begin dit jaar kregen de 9900 leden van de Voorzorgskas voor geneesheren, tandartsen & apothekers ( VKG) hun individuele pensioenrekening toegestuurd. De eerste in zijn soort, nadat de VKG, het pensioenfonds van het medisch corps, overgestapt is van een repartitie- naar een kapitalisatiestelsel (bij repartitie betalen de actieven de pensioenen van de gepensioneerden van dat moment ; bij kapitalisatie sparen de actieven voor hun eigen pensioen later).

Uit die individuele rekeningen bleek dat het Riziv zijn sociaal statuut voor ’93, ’94 en ’95 nog niet had betaald. (Inmiddels heeft het Riziv voor de tandartsen ’93 betaald en binnenkort wordt hetzelfde verwacht voor de dokters.) De medici die zijn aangesloten bij de VKG hebben samen 1,312 miljard frank tegoed van het Riziv, een bedrag waarop dat Riziv geen intresten betaalt. Bij andere verzekeringsmaatschappijen gaat het waarschijnlijk om nog eens een miljard achterstal. De VKG miste hierdoor in ’93 en ’94 samen 148 miljoen frank aan beleggingsintresten.

Het sociaal statuut is een bedrag van ongeveer 63.000 frank dat het Riziv stort aan iedere arts die zich aansluit bij de conventie, m.a.w. die de afgesproken tarieven respecteert. Dat bedrag mag de arts gebruiken voor een pensioenverzekering of een verzekering voor gewaarborgd inkomen (bij ziekte of invaliditeit).

Inmiddels is er een mogelijke oplossing bereikt. Dankzij een wet van 20 december ’95 mag het Riziv voorschotten betalen op het sociaal statuut, alvorens de rechten erop te hebben gecontroleerd. De uitvoeringsmodaliteiten moeten echter nog bepaald worden in een KB. Of er nalatigheidsintresten voorzien zullen worden, is onzeker. Probleem blijft dat er nergens een datum van betaling door het Riziv voorzien wordt. Zodat de artsen onmachtig staan tegenover het Riziv.

ONMOGELIJKE SITUATIE.

Het sociaal statuut werd toegestaan na de beruchte doktersstakingen van de jaren zestig. Omdat de artsen de besteding van dat geld zelf wensten te organiseren, werd in ’67 de VKG opgericht. In het vooruitzicht van de beloofde verplichte aansluiting werd het pensioenfonds opgezet met een repartitiestelsel. Pas in ’92 stelde de overheid duidelijk dat die verplichting er nooit zou komen. Omdat men in een recessieperiode aan de jonge generatie niet kan opleggen om de pensioenen van de ouderen te financieren, werd de situatie onhoudbaar. De VKG opteerde voor de overschakeling naar individuele kapitalisatie.

De VKG had een reserve opgebouwd van 10 miljard frank, goed voor een dekkingsgraad van 78 %. Een schitterend resultaat, maar door de minder gunstig evoluerende demografie was die 78 % het maximaal bereikbare. “In een kapitalisatiesysteem hebben we 100 % dekking nodig. Dat kon enkel door iets te doen aan de passiva, de toekomstige schulden,” legt Karel Stroobants, adjunct algemeen directeur van de VKG uit.

Twee grote operaties werden uitgevoerd. De eerste was het aanpakken van de zogenaamde “back service”. Een arts die zich bijvoorbeeld in ’68 op 55 jaar had aangesloten bij de VKG had na tien jaar sparen recht op een volledig pensioen. Logisch in een repartitiestelsel, maar niet in een kapitalisatiesysteem waar de bijdragen in verhouding moeten staan tot de uitkering. “Maar dat pensioen was een contractueel recht,” zegt Rose-Marie Hermosa, algemeen directeur van de VKG. “Daarom hebben we aan de gepensioneerde leden gevraagd om vrijwillig afstand te doen van het deel van hun pensioen dat door de jongeren gefinancierd werd. We hebben individueel onderhandeld. Uiteindelijk heeft 91 % getekend, hoewel het pensioen soms gehalveerd werd.” Velen opteerden voor een eenmalige uitkering in ruil voor het levenslange pensioen. Die operatie kostte de VKG 2,4 miljard frank, maar verminderde de toekomstige schuldenlast wel met nog eens 1,4 miljard extra.

Tweede operatie was het aanpassen van de fiscaliteit, die ongunstig was in vergelijking met levens- en pensioenverzekeringen. De bijdragen zijn nu opgenomen in de tweede pijler (collectieve pensioenen) en kunnen afgetrokken worden als sociale bijdrage (tot een forfaitair bedrag van 95.000 frank). Ook de belastbaarheid van de uitgekeerde pensioenen is nu gunstiger. Door deze nieuwe fiscale regeling kon de VKG zijn bruto-uitkeringen verlagen en zo de benodigde reserves verminderen. “Het resultaat van beide operaties en van een gunstig beleggingsjaar ’95 is een evenwichtige balans voor ’96,” zegt Karel Stroobants. Een onverhoopt succes.

De laatste hindernis die de VKG moest nemen, was het overtuigen van de actieve leden. “We hebben de globale spaarpot verdeeld over duizenden individuele spaarpotjes, rekening houdend met de tot dan toe betaalde bijdrage,” zegt Rose-Marie Hermosa. “De operatie is gelukt. De totale bijdrage die betaald werd in ’95 is hoger dan in ’94. De leden zijn dus trouw gebleven.”

G.M.

KAREL STROOBANTS EN ROSE-MARIE HERMOSA (VKG) Overschakeling naar kapitalisatiesysteem is gelukt. In ’95 werden meer bijdragen betaald dan in ’94.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content