HET IS WEER AAN DIDIER, DE TAXMAN

De Antwerpse spaarbank Argenta wint haar juridische strijd tegen de bankenheffing die kleine, voorzichtige banken disproportioneel zwaar trof. Hopelijk trekt minister van Financiën Didier Reynders de juiste lessen uit de vernietiging van zijn beleidswandaad.

Amper enkele weken geleden werd Didier Reynders nog verkozen tot ‘Taxman van 2011’. Maar als er één overheidsdienst is die nog functioneert als in de middeleeuwen is het wel Financiën. Fiscale achterstand gaat er hand in hand met informatica-achterstand en operationeel durft het wel eens vierkant te draaien. Nochtans heeft minister Reynders er al twaalf jaar de touwtjes in handen.

Wie zich zeker in zijn koffie verslikt zal hebben, is Jan Cerfontaine, de voorzitter van de raad van bestuur van Argenta. Cerfontaine, een oud-advocaat van Baker & McKenzie, voert een juridische kruistocht tegen een van Reynders’ geestelijke kinderen: de federale bankenheffing.

Dat dit een slechte wet was, wist iedereen al een hele tijd. De taks kwam er eind 2009, in de naweeën van de financiële crisis. Omdat de overheid bepaalde banken had moeten redden, werd een belasting uitgedacht om zowel de spaardeposito’s te garanderen als de overheidskas te spekken. Maar doordat de taks enkel op spaardeposito’s werd geheven en niet op risicovolle producten, trof hij vooral de kleinere instellingen. Net die banken die geen risico’s hadden genomen en die niet verantwoordelijk gesteld konden worden voor de crisis.

Een slechtere regeling kon je niet bedenken. Febelfin, de federatie van de financiële sector, slaagde erin een budgettair neutraal alternatief te ontwikkelen, maar Reynders had er geen oren naar. De minister deed waar hij in uitblinkt: de zaken op hun beloop laten. Vrijdag oordeelde het Grondwettelijk Hof dat de belasting inderdaad disproportioneel en dus discriminerend is. En dus krijgt Reynders de boemerang terug in zijn gezicht en mag hij zijn huiswerk overdoen.

Laat ons hopen dat de ‘taxman’ het bij de tweede poging wel goed doet. Dat er een taks op spaardeposito’s blijft bestaan, is ergens logisch. Als de overheid zich borg stelt voor 100.000 euro per spaarrekening, dan mag ze daar een vergoeding voor aanrekenen. Maar de logica zou zijn dan die vergoeding in een depositogarantiefonds gestort wordt, dat enkel voor dat doel gebruikt wordt. Sinds 2009 vloeien de middelen rechtstreeks naar de schatkist.

De taks op spaardeposito’s kan maar een deel van de bankenheffing uitmaken. Er is vooral behoefte aan een risicogerelateerde belasting die banken aanzet tot voorzichtig gedrag. Ook banken die weinig of geen spaardeposito’s hebben en zich vooral op de interbankenmarkt moeten financieren, zijn geen toonbeeld van financiële stabiliteit en kunnen daarvoor beboet worden.

Eigenlijk moet de overheid ervoor zorgen dat de argeloze spaarders zich geen zorgen hoeven te maken over hun spaargeld. Dat kan door alle transformaties van spaardeposito’s in risico-investeringen te belasten. Of door alles wat ruikt naar zakenbankieren, trading of speculatie te belasten. Dan zal de bankenheffing echt diegenen treffen die verantwoordelijk waren voor de financiële crisis. Maar dan zal de minister van Financiën vaststellen dat hij eerder de grote, beursgenoteerde dan de kleine instellingen treft. De vraag is of de ‘taxman’ daar veel zin in heeft.

PATRICK CLAERHOUT, Redacteur Trends

De minister van Financiën deed waar hij al twaalf jaar in uitblinkt: de zaken op hun beloop laten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content