Het hangt in de lucht
Clustervorming blijft een beleidsoptie van Van den Brande. Het blijkt dat in Europa clusters zich spontaan vormen, eerder ondanks dan dankzij de overheid.
Clusters van gespecialiseerde bedrijven zijn niet nieuw. In de jaren ’20 trachtte Alfred Marshall, een Brits econoom, reeds uit te leggen waarom zoveel staalbedrijven zich rond Sheffield vestigden hij besloot dat er “iets in de lucht moest hangen”. Lang voor het ontstaan van de Europese markt fabriceerden Europese ondernemingen textiel rond het Italiaanse Prato, chemicaliën langs de Rijn, verleenden ze financiële diensten in de City of London en ontwierpen ze mode in Parijs en Milaan.
Een aantal economen, waaronder Michael Porter en Paul Krugman, definieerde die netwerken als het ultieme concurrentievoordeel voor een economie. Een elders gevestigde concurrent wacht de zware taak om op zijn eentje te zorgen voor de combinatie van vaardigheden en economische prikkels die in zo’n cluster bestaat. Een firma die zich vestigt op een plaats waar legio onderaannemers en experts voorhanden zijn, bespaart vaak heel wat geld. Het grootste voordeel schuilt echter in de informele kennis die zo’n plaats omringt : in de cafés worden ideeën uitgewisseld, de concurrentiestrijd tussen naburige ondernemingen brengt de werknemers ertoe dag en nacht aan bepaalde projecten te werken.
In vergelijking met Amerika blijft de Europese industrie sterk gefragmenteerd. Europa heeft geen computercentrum als Silicon Valley, geen Hollywood, geen Madison Avenue, geen Wall Street. Dat is gedeeltelijk te wijten aan de terughoudendheid van Europeanen, die liever niet het hele continent afreizen om een job te vinden. Een tweede reden ligt in het feit dat de Europese zakenwereld, tot voor kort, helemaal niet regionaal dacht.
SPECIALISERING.
Nu vrij verkeer van kapitaal en arbeid mogelijk wordt, liggen de kaarten heel anders. Pan-Europese ondernemingen kunnen zich nu concentreren op een enkele plaats. En er zijn al anekdotische bewijzen dat dat effectief gebeurt. Het Engels-Nederlandse Unilever besliste het belangrijkste gedeelte van zijn O&O-afdeling voor haarverzorgingsproducten naar Parijs over te brengen, waar ook tal van andere cosmeticabedrijven gevestigd zijn. Het Franse Danone probeert op een gelijkaardige manier zijn voedselproductie te centraliseren. Het Britse GEC en het Franse Alcatel Alsthom brachten hun engineering-werkzaamheden samen, niet door de volledige productie naar een enkele plaats over te brengen, maar wel door aan elke vestiging een eigen specialisatie toe te kennen.
De belangrijkste reden waarom we nog meer clustering in Europa mogen verwachten, is dat het werkt. Filmmakers concentreren zich in en om het Londense Soho. Marmer wordt nog altijd in Carrara, Italië, gehouwen, waar ambachtslui al eeuwenlang kappen en beitelen, hoewel de grondstoffen nu hoofdzakelijk geïmporteerd worden.
Volgens Emiliano Duch van Cluster Competitiveness, een adviesbureau in Barcelona, leren bedrijven hoe ze voordeel kunnen halen uit clustervorming. Ondanks zijn aanzienlijke ervaring met motorfietsen, deed het Duitse BMW, toen het met motoren voor motorcross startte, een beroep op een cluster van gespecialiseerde ontwerpers en leveranciers in de Italiaanse regio’s Veneto en Emilia Romagna. Het Japanse Suzuki, daarentegen, in verleiding gebracht door een smak regionale hulp, besliste naar Asturias in Spanje te verhuizen, maar kreeg problemen door de gebrekkige infrastructuur bij de plaatselijke leveranciers.
OOK DIENSTEN.
Clusters beperken zich niet tot kwaliteitsgoederen. Dankzij een netwerk van varkenskwekerijen, slachthuizen en verwerkingsbedrijven is Denemarken al heel lang het Europese centrum voor varkensvlees en spek. En ook diensten kunnen clusters vormen. Postorderbedrijven vestigden zich alsmaar meer rond het Noord-Franse Rijsel.
Sommige clusters werden toevallig door de wetgeving in het leven geroepen. Klaus Kunzmann, wetenschapper aan de Universiteit van Dortmund in Duitsland, identificeerde een cluster van milieubedrijven in het Ruhrgebied. De meeste clusters komen er echter ondanks en niet dankzij de overheid.
Het beste voorbeeld vinden we bij de defensie- en luchtvaartindustrie. Airbus wordt in Frankrijk geassembleerd, maar vleugels worden in Groot-Brittannië gemaakt, de cockpit komt uit Frankrijk, de staart uit Duitsland enzovoort. Hoewel de vliegtuigen in Toulouse worden geassembleerd, zijn er nog altijd meer jobs en worden er hogere lonen betaald in de omgeving van Parijs dan in het zuiden van het land (omdat de meeste ontwerpers en topmanagers in Parijs gevestigd zijn).
De tendens, die zich spiegelt aan Amerika, is dat grote metropolen de economische activiteit die ze vroeger naar de kleinere steden verschoven, opnieuw naar zich toehalen. De Parijse regio lag tussen 1958-1976 ver achter op het vlak van jobcreatie. In de periode 1982-1990 groeide het aantal jobs er dubbel zo snel als elders in het land. Hetzelfde geldt voor de omgeving van Londen en Frankfurt.
Maar in het licht van Europa is het succes van de grote steden en de regionale specialisatie bitterzoet. Het goede nieuws is dat de eenheidsmarkt het goed doet : clusters van Europese bedrijven scoren alsmaar beter. Het slechte nieuws is dat arme regio’s die ver buiten de grote metropolen liggen waarschijnlijk arm zullen blijven. Blijkbaar doet zelfs succes aan clustervorming.
T.E.
The Economist
LUC VAN DEN BRANDE Clusterbeleid vindt voorbeelden in Europa.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier