Het gejammer slaat nergens op
Wat hebben we lange inflatietenen gekregen. Een algemene prijsstijging van 3 % is de voorbije dagen bijna tot nationale ramp uitgeroepen, hoewel een inflatie van 3 % nog altijd meer smeermiddel dan remvloeistof voor de economie is. En met de koopkracht valt het dankzij de semi-indexatie en beperkte loonstijgingen bovenop de index nog wel mee. Bovendien blijft het wellicht bij een oprisping, omdat het de volatiele energie- en voedingsprijzen zijn die de inflatie oppoken.
Intussen dient de bezorgdheid “de koopkracht van de mensen te beschermen” als glijmiddel voor de vorming van een federale regering. Niet dat die op korte termijn veel kan doen aan de prijshobbel, precies omdat de inflatiebron in het buitenland ligt bij de stijgende invoerprijzen van energie en voeding. Tenzij SP.A-voorzitster Caroline Gennez de sjeiks kan charmeren om ons olie tegen een vriendenprijsje te verkopen, hoort haar voorstel om prijzencontroles in te voeren tot het platste populisme. En als bedrijven van de situatie gebruik of misbruik maken om hun marges te verbeteren, dan zal een goed werkende markt dat katje wel geselen. Gebeurt dat niet of te weinig, dan komt dat omdat stroeve arbeidsmarkten, hoge fiscale druk, administratieve rompslomp en andere dwangbuizen te verlammend werken. Wie de koopkracht wil beschermen moet dáár wat aan doen, maar bizar genoeg is dat geen voorwaarde van Gennez om tot een regering toe te treden.
Intussen is het klassieke straatgevecht tussen werkgevers en werknemers begonnen over wie opdraait voor de inkomenstransfer naar de olie- en voedingsexporterende landen. Gedeelde smart is daarbij halve smart. Iedereen moet de prikkel voelen om zijn gedrag aan te passen.
De factuur volledig doorschuiven naar de werkgevers is onzinnig. Op korte termijn wordt dan wel de koopkracht van de consument beschermd, maar op lange termijn verliezen de bedrijven competitiviteit en gaan dus jobs en dus koopkracht verloren. De vakbondsbetoging van vorige zaterdag voor meer koopkracht is daarom weinig solidair met hen die geen werk hebben.
De factuur volledig laten betalen door de consument is ook onzinnig. Het doorsneebedrijf heeft een historisch hoge winstmarge en kan dus wat extra kosten ten laste van de marge nemen. Bovendien is de olieschok een internationale schok, wat het voor de bedrijven gemakkelijker maakt om de gestegen energiekosten door te rekenen in de exportprijzen. Opvallend daarbij is dat onze ruilvoet (de verhouding tussen invoer- en uitvoerprijzen) volgens de Nationale Bank volgend jaar standhoudt. Het is al eerder bewezen dat de Belgische bedrijven bij een goede wereldconjunctuur, de hogere invoerprijzen kunnen doorrekenen aan het buitenland.
Uitkijken wordt het dus als de internationale groeivertraging zich volgend jaar meer zou doorzetten dan verwacht. Op langere termijn is de beste verdediging daarom innovatie. De Opec kan het zich veroorloven om 90 dollar voor een vat aan te rekenen omdat wij geen olie kunnen namaken. Laat ons dan ook producten maken waarvoor we bij manier van spreken kunnen vragen wat we willen. Maar dat kalf ligt opnieuw gebonden in onder meer de stroeve arbeidsmarkt, die de sluimerende golf van creativiteit nog te veel onderdrukt. Een beetje dynamische economie lacht een invoerinflatie van 3 % weg. Het huidige gejammer is symptomatisch.
Door Daan Killemaes
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier