Het failliet van Duitsland
Uitgebluste bedelaars. Een uitstervend volk. Alcoholisme op grote schaal. Stuurloosheid en identiteitsverlies. Het zijn taferelen op amper zeshonderd kilometer van België. In wat ooit de Duitse Democratische Republiek heette, maar nu al veertien jaar deel uitmaakt van het herenigde Duitsland (zie blz. 58).
Oost-Duitsland contrasteert opvallend met die andere landen uit het voormalige Oostblok die zich in 1989 van het sovjetjuk bevrijdden. In theorie vormden de neue Länder het perfecte draaiboek voor een ongebreidelde successtory. De Ossies maakten zich op voor massa’s geld van de rijke en oppermachtige West-Duitse broer. Ze werden ingekapseld in een democratie, die een halve eeuw stabiliteit bewees. En de andere Europese lidstaten betaalden mee voor de opbouw van de ” blühende Landschaften” – aldus voormalig bondskanselier Helmut Kohl.
Er werd op geen D-Mark gekeken in die beginjaren. Maar na veertien jaar en 1250 miljard euro subsidies zijn de desillusies groot. Het voormalige Oost-Duitsland zinkt steeds verder weg in het moeras. Wie weg kon, is al lang vertrokken. Wat rest, is een verzameling gepensioneerden, werklozen, en dito verliezers van de Einheit. In de meeste regio’s leeft driekwart van de bevolking van een overheidsinkomen. Pappen en droog houden luidt het devies.
Wat een verschil met Polen, Slowakije of Tsjechië. Die vertrokken vanuit een onmogelijk gewaande positie in de achterste startblokken. Eigen kracht was het enige hulpmiddel, zonder EPO van een grote broer. De bevolking was uit noodzaak veel dynamischer, de entrepreneurial spirit groeide spontaner. Bratislava ontwikkelde zich tot de belangrijkste groeipool voor de auto-industrie. Porsche bouwt er een deel van de Cayenne. De kwaliteit van het geleverde werk is perfect, bevestigen zelfs de Duitse vakbonden.
Teren van een vervangingsinkomen doodt alle creativiteit en dus het nemen van risico. Wanneer komt eindelijk het keerpunt? Want ook Baron von Münchhausen was een Duitser. In één van zijn bekende fabeltjes sukkelt hij in een moeras. De meesterlijke baron trok zich aan de eigen haren uit het drijfzand. Durft Duitsland nu wat het veertien jaar geleden had moeten doen? De Ossies zullen opnieuw met het principe van ‘loon naar werken’ moeten leven. “Er is geen werk,” is hun antwoord. Maar mirakeloplossingen bestaan niet. De neue Länder kunnen alleen maar hun competitiviteit herstellen en zichzelf weer bij investeerders aanprijzen als ze de lonen afstemmen op de productiviteit. Het omgekeerde – hoge inkomens decreteren en hopen dat de productie kan volgen – lukt niet. Dan zijn er gewoon geen bedrijven meer om die hoge lonen uit te keren.
Duitsland moet het paard weer voor de kar spannen. Dat betekent inleveren, maar het is de enige weg om oostelijk Duitsland een economische toekomst te geven. Durft Duitsland door de zure appel te bijten, of wentelt het zich nog een decennium in verdovende inkomenssubsidies, lethargische werkloosheid en eigenbeklag?
Daan Killemaes Wolfgang Riepl
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier