Het dubbele gevoel over anticrisisbeleid

We zagen de voorbije twee weken weer een adembenemend schouwspel van faits divers waar de Vlaamse politici zich mee bezighielden. En dat terwijl het internationale terrorisme toesloeg in Mumbai en het financieel-economische systeem kraakte in al zijn voegen. Enerzijds was er, zoals het een heuse soap betaamt, de ontelbaarste aflevering van de smakeloze, voor Vlaanderen beledigende klucht over de drie Franstalige burgemeesters uit de Brusselse rand. Anderzijds was er de allicht meest oninteressante en zeker meest irrelevante politieke vraag van de voorbije decennia: stapt Bert Anciaux over naar de sp.a of niet?

Daar moesten we het dan mee doen middenin een waterval zuur economisch nieuws. Duizenden jobs sneuvelen, het aantal faillissementen neemt hand over hand toe, ondernemingen bergen en bloc investeringsplannen op, de kredietverlening blijft – zacht uitgedrukt – moeizaam, consumenten houden de hand op de knip en onze export krijgt flinke klappen. De conjunctuurvoorspellers duiken steeds dieper: een krimp van de economie met 0,6 procent lijkt de voorlopige consensus te zijn. De hamvraag lijkt veeleer of men voor of na Nieuwjaar gaat bijstellen tot -1 procent. Ondertussen leidde overleg tussen de sociale partners eens te meer tot slechts één concreet resultaat: dit overleg werkt echt niet meer en is steeds nadrukkelijker onderdeel van onze structurele problemen.

En onze regeringen? De Vlaamse verdient ruim krediet voor haar initiatief voor de sociale woningbouw. Hier bestaat een duidelijke maatschappelijke behoefte. Door nu een omvangrijk plan gespreid over tien jaar te lanceren, helpt de Vlaamse regering het ondernemersvertrouwen (en dus ook jobs) te stutten. De federale regering laat het echter afweten. De begroting gaat in het rood, en allicht diep. De reden daarvan is de recessie (minder belastingontvangsten en meer werkloosheidsvergoedingen) en het effect van jaren van krakkemikkig budgettair beleid. Allicht verkoopt ze die tekorten aan de bevolking als het resultaat van de automatische stabilisatoren die in werking treden bij een economische terugval (correct als uitleg) en van het gerichte anticrisisbeleid (het blabla-gedeelte van de uitleg). Er zijn best een reeks maatregelen te bedenken die een groter tekort perfect verdedigbaar maken. Alles wijst erop dat de regering-Leterme over onvoldoende cohesie, slagkracht en moed beschikt om een dergelijke batterij maatregelen uit te voeren.

Als vandaag in meer algemene en meer internationale termen gediscussieerd wordt over het vereiste beleid, komen er vaak verwijzingen naar de New Deal. Meer bepaald wordt dan verwezen naar het uitgebreide net van regulering van diverse sectoren en markten dat door Roosevelt en zijn team werd geïnstalleerd. Ook het idee van een meer planmatige, door de overheid gestuurde aanpak van een aantal investeringen en sectoren krijgt aandacht, net zoals de aandacht voor meer op kapitaal gerichte belasting verhogingen. In één adem wordt er dan op gewezen dat de batterij aan maatregelen het herstel op gang bracht en de economie vervolgens op het goede spoor bracht. Dit verhaal klopt minstens voor een deel niet . De Amerikaanse historicus H.W. Brands publiceerde onlangs een briljante biografie van Franklin D. Roosevelt. Brands gaat in dit boek, uiteraard, ook dieper in op de depressie van de jaren dertig en bevestigt en onderbouwt wat we uit eerder economisch onderzoek al wisten: dat de relatie tussen depressie, New Deal en herstel veel complexer ligt dan het klassieke verhaal dat nu ook weer geregeld opduikt. Brands beschrijft schitterend hoe die New Deal absoluut niet mag worden gezien als een coherent, diep doordacht geheel van maatregelen. Ad-hocbeslissingen, politieke marchandering in alle richtingen en de manifeste impact van lobbygroepen leverden eigenlijk een kakofonie van maatregelen op waarachter bitter weinig coherente sociaaleconomische visie stak. Behalve dan de dwanggedachte dat het absoluut anders moest.

Ook het beeld van de resultaten is niet echt eenduidig. Na de bijzonder zware inzinking in de VS in de periode 1930-’32 kwam er vanaf 1933 een aarzelend herstel. Tegen begin 1937 haalde de industriële productie weer het niveau van 1929, maar vijftien procent van de beroepsbevolking zat nog altijd zonder werk. In de loop van 1937 deed zich een snelle afglijding van de economische activiteit en van het vertrouwen voor. De reden? In belangrijke mate de anomalieën en de rigiditeit in het leven geroepen door de New Deal en vooral de onzekerheid over het beleid. Ging FDR’s administratie verder nationaliseren en reguleren? Kwamen er nieuwe belastingverhogingen? Uiteindelijk zorgde de oorlogsproductie ervoor dat de Amerikaanse economie tegen 1939 niet weer in een depressie terechtkwam.

Hoe groot de behoefte aan en de roep om een krachtdadig herstelbeleid ook zijn, grote zorg moet worden besteed aan de effecten op langere termijn. En bovenal: bouw geen onrealistische verwachtingen op de resultaten van wat anticrisisbeleid heet te zijn. (T)

JOHAN VAN OVERTVELDT IS ALGEMEEN DIRECTEUR VAN DE WERKGEVERSORGANISATIE VKW.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content