Het dilemma van de overheid
In de VS leeft het idee van een bad bank die de toxische activa van alle banken overneemt. In Europa lijkt de tendens eerder te gaan naar bad banks per probleemdossier, zoals België doet met Fortis. Maar beide scenario’s stellen heel wat problemen en plaatsen de overheid voor een dilemma.
TARP. Dit letterwoord beheerst al maanden het dossier van de redding van de Amerikaanse banken, ook al blijft er in werkelijkheid nog maar weinig over van het oorspronkelijke opzet. Het Troubled Assets Relief Program – de officiële naam van het plan-Paulson dat op 3 oktober werd aangenomen – had aanvankelijk tot doel de toxische activa van de Amerikaanse financiële instellingen op te kopen. Maar al heel snel moest de overheid focussen op het meest urgente en rechtstreeks in het kapitaal van de banken participeren.
Maar zelfs dat bleek niet te volstaan: het wantrouwen is niet verdwenen. De terughoudendheid van de banken om kredieten toe te staan evenmin, verstrikt als ze zijn in toxische activa. Activa waarvan de waarde de voorbije maanden trouwens drastisch is blijven dalen. Kenneth Lewis, de baas van Bank of America – die eerder Merrill Lynch overnam – gaf het vorige week toe: toen hij in december de schade opmat (Merrill Lynch leed in het vierde kwartaal 15,3 miljard dollar verlies) scheelde het geen haar of hij blies de overname van de voormalige zakenbank alsnog af. De Amerikaanse overheid raadde hem echter af om terug te krabbelen. Een tweede zaak-Lehman was geen optie.
Op 1 januari vond de overname uiteindelijk dus toch plaats, zij het met extra steun van Washington. Behalve een nieuwe kapitaalinjectie behelst die extra steun dat de staat zich borg stelt voor 118 miljard aan giftige activa. In december had Citigroup al zo’n garantie gekregen naar rato van 306 miljard. De monsterlijke lijken in de kasten negeren, was duidelijk onmogelijk. Uit het slop raken zonder overheidssteun evenzeer.
Theorie en praktijk
Het overheidsoptreden blijft met andere woorden een zaak van brandjes blussen. Een totaalaanpak is duidelijk nog veraf. Concreet zou dat betekenen dat men de toxische activa opkoopt van alle banken die daarom vragen en ze onderbrengt in een speciale structuur: een bad bank gefinancierd met overheidskapitaal. Die zou de kredieten achteraf dan zo goed mogelijk te gelde moeten maken. Onlangs werd de kwestie besproken tussen Ben Bernanke, de voorzitter van de Federal Reserve, diverse vertegenwoordigers van Financiën en Sheila Bair, de voorzitster van de Federal Deposit Insurance Corp., het organisme dat in de Verenigde Staten de bankdeposito’s waarborgt.
Maar tussen lip en beker is nog veel onzeker. Want de vraag die al meteen rees, is nog altijd niet opgelost: op welke basis gaat men die toxische activa overnemen? “Het concept van de bad bank mag dan al aanlokkelijk zijn in theorie, het stuit onvermijdelijk op die vraag”, zegt ook Etienne de Callataÿ, chief economist bij Bank Degroof. “Koopt men ze op tegen de dumpingprijzen die momenteel op de markt gelden, dan stort men de banken in de afgrond. Betaalt men gullere prijzen, dan doet men de banken een cadeau. Politiek gezien heel delicaat, om niet te zeggen onmogelijk.”
Voorbeelden
Frankrijk paste het principe van de bad bank toe toen Crédit Lyonnais in 1993 flirtte met het faillissement: niet alleen de toxische activa maar ook diverse illiquide geachte activa van de bank werden ondergebracht in het Consortium de réalisation (CDR). Aangezien er slechts één bank bij betrokken was, zegt dit voorbeeld uiteindelijk niet veel meer dan de structuur die UBS en de Zwitserse nationale bank in oktober 2008 creëerden en waarin ze voor 60 miljard Zwitserse frank aan toxische activa parkeerden. Of de twee special purpose vehicles die in november werden opgericht door verzekeraar AIG en de Federal Reserve. In beide gevallen financierde de centrale bank het leeuwendeel van de structuur en participeerde de noodlijdende instelling slechts naar rato van 10 procent . Ook de Belgische overheid heeft voor de rommelkredieten van Fortis – ter waarde van 10,4 miljard euro – een zogenaamd Special Purpose Vehicle opgericht. De staat neemt daarin de meerderheid.
Is het idee van een echte bad bank – een door de staat gefinancierde instelling om alle giftige activa van alle bedreigde instellingen in onder te brengen – dan een doodgeboren kind? Dat is niet zeker, althans niet op het eerste gezicht. Per slot van rekening zou het niet de eerste keer zijn dat men een dergelijk initiatief neemt. De Verenigde Staten kozen voor zo’n scenario in 1989: ze riepen toen de Resolution Trust Corporation in het leven, een vehikel waarin de activa van de failliete Savings & Loans (spaarkassen) werden gebundeld. Zweden deed een paar jaar later iets gelijkaardigs om zijn banken te redden. Zelfs Duitsland ging net na de hereniging aldus te werk om de banken van de ex-DDR te saneren.
Diverse Europese ministers van Financiën hebben sinds kort ook de mond vol van een bad bank. Dat is zo in Berlijn, waar minister van Financiën Peer Steinbrück de kostprijs op 150 tot 200 miljard euro schatte. Maar de Duitsers schuiven op in de richting van een bad bank per probleemdossier. Hypo Real Estate Holding is de eerste kandidaat.
In Brussel opperde Didier Reynders het idee in de nasleep van de tweede herkapitalisatie van KBC. Al koos hij nadien al snel de richting van een Europese optie. Aangezien KBC uiteindelijk al zijn probleemactiva heeft afgeschreven, heeft het concept van een nationale bad bank wellicht ook niet veel zin meer, vooral omdat ook Fortis en Dexia al ruggensteun krijgen van de staat.
En wat zegt Europa? De Commissie liet weten het concept van een bad bank te bestuderen, en meer bepaald de kwestie van de prijzen van de activa, een domein waarin ze hulp krijgt van de Europese Centrale Bank. Dat laatste is niet oninteressant, want het geeft meteen aan dat de kern van het probleem van technische aard is. Een concreet project is dus duidelijk nog niet voor morgen.
Te duur
De waardering van de rommelkredieten is niet het enige probleem waarmee de staten worden geconfronteerd. Ze moeten ook rekening houden met hun schuldenlast, die soms veel hoger is dan tijdens vorige crises. In Washington is sprake van 1000 miljard dollar voor de bad bank, en dat terwijl de overheid al fortuinen heeft uitgegeven aan herkapitalisaties en waarborgen. Overigens is het niet enkel een kwestie van begrotingsevenwicht, maar ook van reputatie op de markten. Want als die reputatie taant, wordt lenen duurder of op zijn minst moeilijker. Het is een dilemma van formaat: enerzijds lijkt alleen de overheid de financiële markten vertrouwen te kunnen inboezemen, anderzijds wordt diezelfde overheid zwaar afgestraft als ze zich te snel en te diep in de schulden steekt. Etienne de Callataÿ: “Wil men uit de impasse raken, dan moet men borg staan voor de verbintenissen van de banken, niet noodzakelijk voor hun activa.” Het is inderdaad een alternatief: als de staten de toxische activa nu eens zouden garanderen in plaats van ze op te kopen? De eerste optie heeft het voordeel dat de overheid niet onmiddellijk geld hoeft uit te geven, ze kan zelfs een premie opstrijken ter compensatie van het risico dat ze neemt.
Dat is de optie die Londen koos voor zijn tweede reddingsplan, dat half januari wereldkundig werd gemaakt. De staat neemt 90 procent van het risico voor zijn rekening en strijkt in ruil een premie op van 10 procent. Hetzelfde schema werd mutatis mutandis gevolgd door Washington met Citigroup en de Bank of America. En zelfs in het ING-dossier, zoals onlangs bleek. Een echte bad bank die naam ‘waardig’ lijkt voorlopig nog een brug te ver. (T)
Door Guy Legrand
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier