Het derde gezicht

De 52-jarige bekende Belg Roland Duchâtelet is een man met vele gezichten. Voor de politieke media- campagne van zijn partij Vivant heeft hij miljoenen over. Maar met het pr-beleid rond zijn twee beursgenoteerde firma’s – Melexis en Epiq – is het pover gesteld. Wie is nu eigenlijk die ondernemer achter de politicus? En hoe transparant oogt zijn beleid?

Overal vind je zijn gezicht terug, op publieke straatborden en op talloze advertenties in kranten, weekbladen en magazines. Een grootse campagne die hem – uit eigen zak – miljoenen franken kost. Zijn maatschappijmodel lijkt geënt op een economische utopie: de vervanging van de belasting op arbeid door een belasting op consumptie (BTW) en, jawel, een basisinkomen voor iedereen.

Hij is een idealist. De zoon van een rijkswachter die in het roerige mei ’68 opstapte in semi-revolutionaire betogingen en flirtte met extreem links. Maar ook een realist. Een ingenieur elektronica die erin slaagde twee technologiebedrijven naar de beurs te brengen.

Roland Duchâtelet (52 j.), oprichter en boegbeeld van de partij Vivant, is moeilijk in één zinsnede te vatten. En zelf gaat hij geen tegenstrijdigheden uit de weg. Zo toont de man zich absoluut niet behept met de idee om een kei in de Wetstraat te worden. “Ik ben geen politicus en zal me ook nooit een politicus voelen,” zegt hij. Sterker nog: “Ik heb niet de ambitie om actief aan politiek deel te nemen. Ik voel me in de eerste plaats een ondernemer en bezorgde burger.”

Het is een bizarre uitspraak. Zeker voor iemand die vandaag in België meer bekendheid geniet als politicus dan als ondernemer. Sinds december 1997 loopt zijn mediacampagne in het hele land. De naam Vivant wordt daarbij als een heuse merknaam geprofileerd.

Zuinig pr-beleid

Deze peperdure reclameactie staat in schril contrast met het zuinige pr-beleid dat Roland Duchâtelet er als ondernemer op na houdt – meer bepaald voor Melexis en Epiq, zijn twee bedrijven die sinds oktober 1997 en juli 1998 op de Europese groeibeurs Easdaq genoteerd staan (zie grafieken: Koersverloop Melexis/Epiq). Beide hightechfirma’s zijn geen uitblinkers in communicatie: het is een klacht die men geregeld hoort in beleggerskringen.

Zo duurde het verscheidene maanden vooraleer het aandeel van Melexis door beleggers op de Easdaq werd “ontdekt”. Begin vorige zomer werd een piek bereikt van 17 euro. Daarna zakte de koers stapsgewijs. Op dit ogenblik is het aandeel zo’n 11 euro waard – 46% boven de introductieprijs van eind 1997.

Niet dat Melexis geen interessante marktperspectieven te bieden heeft. Het Ieperse hightechbedrijf verkoopt geïntegreerde schakelingen ( IC‘s) aan gespecialiseerde producenten zoals Bosch, Lucas, Magneti Marelli, Visteon en Delphi, die de chips op hun beurt inpassen in allerlei toepassingen voor wagens. De autoindustrie is wereldwijd goed voor 5% van de totale halfgeleidermarkt.

“Het is een erg aantrekkelijk en zeer stabiel marktsegment,” vindt Duchâtelet. Per jaar worden er wereldwijd zo’n 50 miljoen nieuwe auto’s geproduceerd. Het aantal elektronische onderdelen in die wagens neemt zienderogen toe. In 1990 zorgde de elektronica voor 6,5% van de totale productiekosten van een auto – halfgeleiders waren toen goed voor 1%. Vandaag zijn die cijfers al aangedikt tot 15% en 3%. Analisten gaan ervan uit dat deze verhouding tegen het jaar 2005 nog verder zal stijgen tot (respectievelijk) 25% en 5%.

Dit jaar

lijkt de verkoop van auto’s in Europa en de VS ietwat te verzwakken. Maar blijkbaar heeft dit geen invloed op de sterk groeiende vraag naar elektronica in de sector. De auto wordt steeds intelligenter. Systemen zoals de airbag, het ABS-remsysteem of het servostuur die vroeger enkel voorzien waren in dure wagens, zijn nu ook standaard aanwezig in de goedkopere modellen. En nieuwe toepassingen zoals de elektronische versnellingspedaal, het automatisch vermijden van botsingen of de navigatie per satelliet zullen de behoefte aan elektronica niet verminderen.

Het beloftevolle segment waarin Melexis opereert, trekt ook andere marktspelers aan. Nu al concurreert het bedrijf voor zijn acceleratie- en druksensoren met groten als Motorola en Analog Devices. Inzake microprocessoren liggen NEC en SGS-Thomson op de loer. Maar voor zijn innovatieve en magnetische Hall-sensoren daarentegen – in 1998 goed voor 22% van de omzet – is Melexis naar eigen zeggen marktleider en laat het rivalen zoals Honeywell en Allegro achter zich.

“Leveren aan de automotive vergt een heel speciale cultuur,” zegt Duchâtelet. “Het is een sector die enorm veel energie opslorpt. Als een autoconstructeur een ernstig probleem heeft, dan eist hij dat er onmiddellijk gereageerd wordt. Dan moet ik bereid zijn om al mijn werk te laten vallen voor die ene klant. Het vergt een grote flexibiliteit.”

Dit is logisch, want chips en sensoren die in auto’s worden ingebouwd, staan bloot aan de meest extreme omstandigheden. Door voltageschommelingen van de autobatterij, elektromagnetische straling, trillingen, vuil, olie, vochtigheid of inwerking van zout kan er heel wat mislopen. De ontwerp- en testfase van de componenten is van kritisch belang.

Zware averij

Dat mocht Melexis vorig jaar aan den lijve ondervinden. Problemen bij de productiestart van een microprocessor (voor de aansturing van een elektrisch bedienbare ruit) en een Hall-sensor (voor de positiemeting) drukten in het derde kwartaal sterk op het rendement. De bedrijfsmarge zakte van 27,5% naar 13,6% en de nettowinst lag 25% lager dan in dezelfde periode van 1997. Het knelpunt lag bij de Duitse leverancier X-FAB GmbH die niet tijdig het vereiste aantal siliciumwafers kon produceren voor Melexis.

“We dreigden in leveringsproblemen te komen,” zegt Duchâtelet. “Om dit te vermijden, hebben we snellere doorlooptijden moeten hanteren bij de assemblage en dit heeft ons veel geld gekost.” Pakweg zo’n 760.000 euro, toen nog ongeveer 32 miljoen frank.

Pittig detail is wel dat X-FAB een 100%-dochter is van de Elex-holding, die Melexis overkoepelt (zie organigram). Dit Duitse bedrijf koopt ‘blanco’ de siliciumwafers aan en etst daarop het gewenste IC-patroon. Precies door dit deel van het fabricatieproces uit te besteden, heeft Melexis minder behoefte aan kapitaal omdat het niet zelf de dure productiefaciliteiten voor halfgeleiderwafers dient te bouwen en te onderhouden.

Het is een interessante strategie. Als bijvoorbeeld de prijzen van wafers stijgen – zoals nu het geval is – dan kan Melexis erop rekenen dat het verwante X-FAB de prijsafspraken zal naleven. Maar er is ook een keerzijde. Melexis was voor zijn wafers vorig jaar voor 98% afhankelijk van het Duitse X-FAB. De nauwe banden met X-FAB dreigden het Ieperse hightechbedrijf ook te verhinderen om in geval van nood radicaal te kiezen voor een alternatieve leverancier. Roland Duchâtelet relativeert dit. Toch heeft hij begin dit jaar stappen ondernomen om het risico in te dekken.

Zegt hij: “In januari 1999 heeft Elex een waferfabriek van Texas Instruments in de VS overgenomen. We beschikken nu over twee afzonderlijke bronnen van wafers.” En hij beklemtoont dat een deel van de extra kosten uit het derde kwartaal bij het Duitse X-FAB werd gerecupereerd.

De beleggers

op Easdaq hadden het vorig jaar echter zo niet begrepen. Kort na het bekendmaken van de derde kwartaalcijfers zakte het aandeel naar 9 euro – een diepterecord. Tot overmaat van ramp liet Melexis weten dat het stilleggen van de band, als gevolg van een staking bij General Motors, voor omzetverlies had gezorgd: 800.000 dollar of bijna 30 miljoen frank. Of omgerekend zo’n 8% van de totale kwartaalomzet. Het aandeel liep hierdoor zware averij op.

“Ik kan aan sommige reacties van beleggers kop noch staart krijgen,” reageert Roland Duchâtelet. “De manier waarop zij tegen onze resultaten aankijken, vind ik niet ernstig meer. Als je heel hoge winsten maakt en dan plots een beetje minder, dan zeggen mensen dat dit een slecht kwartaal was. Dat vind ik totaal onverantwoord. Je moet maar eens nagaan wat andere firma’s in diezelfde periode als winst of verlies afficheerden. Wij hadden – denk ik – het beste derde kwartaal van heel Easdaq.”

Toch schort er iets aan zijn communicatie. Zo vonden we op 23 februari 1999, de dag van ons gesprek met Roland Duchâtelet, geen enkel spoor terug van een persbericht over het derde noch het vierde kwartaal op de website van het bedrijf. “Dit is fout,” gaf de Melexis-voorzitter onmiddellijk toe. Diezelfde dag nog werd de zaak rechtgezet. De gegevens over het vierde kwartaal kregen een plaatsje op de site, maar van informatie over het derde kwartaal is er nog altijd niets te vinden.

Talloze kleine beleggers en particulieren surfen op die websites van beursgenoteerde bedrijven. Roland Duchâtelet is zich daarvan bewust. Zegt hij: “We doen nu elk kwartaal een uitgebreide telefonische conferentie waar alle mogelijke vragen welkom zijn. We houden ook één keer per jaar analistenvergaderingen en we nemen deel aan sommige presentaties voor analisten. Binnenkort starten we zelfs met bedrijfsbezoeken aan Melexis. We verhogen dus zeker onze inspanningen om het beleggerspubliek voor te lichten.”

Maar hij weigert

dit thema absolute voorrang te geven. “Ik denk dat we moeten redelijk blijven in onze relaties met investeerders. Ik ben niet voor een politiek waarbij de investeringsrelaties de essentiële bezigheid van een bedrijf worden. Onze primordiale taak is de ontwikkeling van producten en de verkoop aan klanten. Investeerders komen daarbij op de tweede plaats.”

Wat voor hem telt, zijn de resultaten op lange termijn. “Je kan wel een koers omhoog praten gedurende een zekere tijd door mooie presentaties te geven, maar aan het einde van de rit tellen de échte resultaten. Ik zie niet de noodzaak om goed geld van de onderneming te spenderen aan communicatie naar investeerders met als enige doel goed nieuws te melden,” beklemtoont hij.

Op het overnamepad

Een beetje peptalk kan Epiq, het andere bedrijf van Roland Duchâtelet dat op de Easdaq is genoteerd, nochtans wel gebruiken. Op 27 juli 1998 werd het aandeel tegen een beginkoers van 5 euro geïntroduceerd. Sindsdien bleef het aandeel onder die drempel hangen. Eind vorig jaar werd zelfs een absoluut dieptepunt bereikt: 2 euro. Op dit ogenblik zweeft de koers tussen de 3 en 4 euro.

Epiq levert als onderaannemer vooral elektronische componenten aan fabrikanten van huishoudtoestellen zoals Hamilton Beach, Rowenta, Tefal, Philips en Luxoplast. Een markt die dit jaar goed zou zijn voor 58% van de omzet (tegenover 63% vorig jaar). De als erg strategisch omschreven autosector neemt toe in belang bij Epiq: van 15% naar 19% dit jaar. Het vorige maand afgesloten contract met de Amerikaanse groep Eaton – nu al goed voor 4 miljoen euro jaarlijks – moet daar een schepje bovenop doen.

Epiq telt ook klanten in de telecomsector. Een moeilijker marktsegment. De instapdrempel is er erg hoog door de zware O&O-kosten en de relatief korte levenscycli van de producten. Vorig jaar verloor het bedrijf een belangrijke klant op deze markt: de Franse groep Alcatel (toen goed voor 5% van de omzet).

Toch ogen de

vooruitzichten niet slecht. De markt voor internationale outsourcing zou volgens het onderzoeksbureau Reed Electronics Research tot in 2002 groeien met gemiddeld 18% per jaar. Steeds meer elektronicagroepen besteden hun productie uit. Ze spitsen zich toe op de productontwikkeling en marketing en kijken uit naar flexibele onderaannemers. Daarop wil Epiq inspelen. Het bedrijf telt nu al fabrieken in Frankrijk, Duitsland, Tsjechië en Bulgarije. Een nieuwe vestiging in Mexico is in aanbouw. Productie in China en Zuid-Amerika wordt overwogen.

De Epiq-groep wil een speler van formaat worden op deze beloftevolle markt en mikt op winst vanaf 1999. Tegen het jaar 2002 wordt zelfs rekening gehouden met een rendabiliteit van 6 à 8%. Maar de risico’s blijven groot. Epiq heeft geen track-record. Zegt Michel Vanderlinden, analist bij KBC Securities: “Het verhaal van Epiq is een moeilijk verhaal om naar de markt te brengen. Er is op zijn minst twee tot drie jaar nodig om in te schatten of het businessplan al dan niet werkt. En Easdaq is een ongeduldige beurs. Een aantal beleggers is zeer kortetermijngericht.”

Voeg daarbij de soms nogal stroeve communicatie van de bedrijfstop. Zoals in november vorig jaar, toen de toelichting over de derdekwartaalresultaten volgens een aantal analisten zeer summier was. Als reactie daarop liet KBC Securities – toch één van de grootste market makers op de groeibeurs Easdaq – een vrij kritische opmerking in zijn analyserapport opnemen. “We zijn bezorgd over het gebrek aan transparantie dat het bedrijf vertoont,” schreef analist Vanderlinden.

Roland Duchâtelet toont zich hierover (drie maanden later) erg verrast. “Ik was me niet bewust van die kritiek,” zegt de Epiq-voorzitter. “Dat is niet normaal.” Maar hij geeft grif toe dat de pr en communicatie rond Epiq aan verbetering toe is. “Dit is een groeiaandeel waar nog heel wat te gebeuren staat op het vlak van fusies en overnames. Al kan ik daar nu nog niet veel over zeggen,” merkt hij op.

Wel wil hij kwijt dat de oorlogskas bij Epiq zo’n 630 miljoen frank bedraagt. Er wordt uitgekeken naar bedrijven die in landen als Duitsland en Nederland actief zijn en die klanten hebben in de autosector en de branche voor huishoudtoestellen. “Dus eigenlijk zoeken we naar bedrijven met een vergelijkbare of kleinere grootte dan Epiq,” aldus Duchâtelet.

Ook Melexis

wil op het overnamepad. Vorig jaar liet Roland Duchâtelet al aan het persagentschap Reuters weten dat hij uitkijkt naar een “grote overname” in het boekjaar 1999. Hij verwees daarbij naar de mogelijkheid om operaties tot rond de 100 miljoen dollar (3,5 miljard frank) te financieren – de cashreserve bij Melexis bedraagt op dit ogenblik zo’n 50 miljoen dollar.

Zegt hij nu: “We hebben zelf heel wat ervaring in overnames. Andere bedrijven doen zeer vlot acquisities. Maar wij zijn ietwat voorzichtiger. Je moet maar één keer verkeerd aankopen en het groeiperspectief van het bedrijf kan worden ondermijnd.” Wel sluit hij niets uit. De free float (de hoeveelheid vrij verhandelbare aandelen) van Melexis schommelt momenteel rond de 16%. Een erg laag cijfer.

“Een mogelijk scenario zou kunnen zijn dat we de overname financieren met een kapitaalverhoging op de beurs, waardoor meer aandelen voor het publiek beschikbaar worden,” zegt Roland Duchâtelet. “Of de holding Elex zou een deel van haar participatie in Melexis naar de beurs kunnen brengen.”

Hij is in ieder geval op zoek naar een grote marktspeler die een aanvulling zou kunnen zijn op het vlak van marketing en distributie. “Ofwel kopen we een firma waarvan de business al voor een stuk in de autosector is gesitueerd, maar die net dat ietsje tekortkomt om goed te presteren.” Het expansiepad naar Japan ligt open. “Het zou bijvoorbeeld denkbaar kunnen zijn dat onze Amerikaanse dochter ( nvdr – Melexis USA) een dochter zou hebben in Japan. Of we nemen een bedrijf rechtstreeks over in Japan. Geen enkel dossier bevindt zich echter al in een finale fase.”

Is er ook

een gevaar dat Melexis of Epiq (op termijn) zelf worden overgenomen? “Zoals gezegd, ik sluit niets uit,” luidt zijn verrassend antwoord. “De waarschijnlijkheid dat er een overname van Epiq komt, is in ieder geval veel groter dan bij Melexis.” Nu bezit Roland Duchâtelet in persoonlijke naam 60% van de aandelen van Sigma Delta Holding, de moederholding van Epiq. Emotioneel voelt hij zich – naar eigen zeggen – niet aan dit controlebelang gebonden. Met andere woorden, de geboren en getogen Merksemenaar wil alle mogelijke scenario’s uitpluizen voor de toekomst van zijn bedrijvengroep.

Zélf heeft Roland Duchâtelet zich al een tijdje teruggetrokken uit het dagelijkse beleid van Melexis of Epiq. “Ik ben nu vooral actief op het vlak van de strategische uitbouw.” Als chief executive officer (CEO) van Melexis treedt zijn rechterhand Rudi De Winter (38 j.) naar buiten, daarin bijgestaan door diens echtgenote Françoise Chombar (36 j.). Dit echtpaar heeft samen met Roland Duchâtelet de meerderheid van de aandelen van de holding Elex in handen.

Bij Epiq hebben de Fransman Gilles Bernard (41 j.) en de Duitser Norbert Hofer (59 j.) de dagelijkse touwtjes in handen. “Mijn deelname in de politiek illustreert net het feit dat ik een strategisch doorzicht heb en daarvoor de juiste mensen op de juiste plaats kan zetten,” aldus Roland Duchâtelet. “Niet dat ik zelf heb stilgezeten.”

Zo zijn de industriële activiteiten die via de holding Elex werden ontplooid, niet gering. Elex treedt al een tijdje op als financieringsvehikel voor de Duitse waferfabriek X-FAB – hiervoor werd zo’n 250 miljoen frank vastgezet (deels kapitaal, deels kredieten). De overname van de fabriek van Texas Instruments is ook van hieruit gefinancierd. Elex had tot voor kort ook een langetermijnlening van 120 miljoen frank lopen aan Sigma Delta Holding – die 66% in Epiq aanhoudt. Die lening werd recentelijk uitbetaald.

Tot slot zijn er in de loop van vorig jaar diverse participaties genomen vanuit Elex. Onder meer in Joritel (Nederland, hardware voor Internet), Catalyst (VS, halfgeleiders), Jetter (Duitsland, procescontrole) en het Oostenrijkse AMS (een producent van ASIC’s, chips voor specifieke toepassingen) – mogelijke complementariteiten tussen AMS en Melexis worden door hem trouwens niet uitgesloten.

Of er met het investeringsvehikel Elex op termijn ook een beursintroductie kan worden overwogen? “Neen,” zegt Roland Duchâtelet. “Al is het Duitse technologiebedrijf Jetter wel van plan om dit jaar zijn aandelen op de Neuer Markt te laten noteren. En Catalyst werd vroeger verhandeld op de Amerikaanse Nasdaq.”

Kortom, het nieuwe gezicht van Roland Duchâtelet wordt zo stilletjes aan duidelijk. Dat van de professionele… investeerder.

PIET DEPUYDT

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content