Het bedrijfsnetwerk van de jezuïeten
In hoeverre beïnvloedt een opleiding bij de jezuïeten het denken en handelen van ondernemers en kaderleden? En bestaat er zoiets als een jezuïetennetwerk in het Belgische zakenleven? Trends voerde een enquête bij een vijftigtal ‘jezuïetenproducten’.
Hij telt inmiddels 45 lentes, maar nog geregeld schiet Luc Vriens ‘s nachts badend in het zweet wakker. “Oei! Ik vergat weer iets te leren, flitst dan door mijn hoofd. Mijn zes jaren in het jezuïetencollege in Turnhout waren een gevangenis. Als ik ooit een hartinfarct krijg, zal het van de stress zijn die ik voor mijn achttiende had. Die stress op het college is onmenselijk.” Nee, de gedelegeerd bestuurder van Waterleau – in een vorig leven de trouwe luitenant van Hendrik Seghers in diens gecrashte gelijknamige conglomeraat – heeft geen goede herinneringen aan zijn collegejaren in Sint-Jozef in Turnhout.
“Ik zou meteen herbeginnen,” weerlegt Marc Justaert, voorzitter van de Christelijke Mutualiteiten, het grootste ziekenfonds van Vlaanderen. “Ik heb geen gefrustreerde herinneringen aan mijn opleiding in het Sint-Jan– Berchmanscollege. Mondigheid, assertiviteit, en een kritische geest zijn enkele van de eigenschappen die ik uit het college meenam.”
Nee, grijs bestaat nauwelijks na een jezuïetenopleiding. Gewezen leerlingen oordelen in hoofdzaak zwart of wit. Het heeft allemaal te maken met het duidelijke katholieke profiel van de jezuïetencolleges, de hoge kwaliteitszorg, de strakke, ijzeren discipline. Want jezuïetenscholen hebben sinds eeuwen een grote faam en fungeren als kweekschool voor talloze leidende figuren. Nog vandaag zijn de zeven Vlaamse jezuïetencolleges synoniem met kwaliteit, en dus volgeboekt. Ook al betekenen de 8756 leerlingen in het huidige schooljaar een marktaandeel van geen twee procent in het Vlaamse katholieke onderwijs. Maar neem nu het Sint-Jan-Berchmanscollege in Brussel: de inschrijvingen voor het schooljaar 2003-2004 zijn nu al afgesloten, wegens volzet.
Die eeuwigdurende faam is het product van de Contrareformatie en de godsdienstoorlogen in de zestiende eeuw. Want jezuïetencolleges stoelen op de principes van stichter Ignatius vanLoyola (1491-1556). De Bask hield in die woelige zestiende eeuw het gezag van het paapse Rome overeind. Ignatius kneedde een elite met hoge cerebrale maar weinig emotionele intelligentie. De jezuïeten heetten de stoottroepen van de Contrareformatie. Hiërarchisch en gecentraliseerd, en tegelijk dynamisch en efficiënt gingen de soldaten van Christus met hun grote intellectuele capaciteiten de afvallige Lutheranen en Calvinisten te lijf. Kritiek kon, maar die moest wel blijvend passen binnen het heersende maatschappelijke patroon. Vandaar ook die bijbetekenissen in de dikke van Dale. Een jezuïet is – naast een volgeling van Ignatius – ook “een sluwe indringer, een intrigant.” Een jezuïetenstreek is synoniem met huichelachtig of gemeen. Het schier eindeloze arsenaal aan koosnaampjes wordt verder aangedikt met ‘tsjevenstreken’ of ‘een vat vol schijnheiligheid’.
“Toch was de allereerste zorg van Ignatius niet zozeer het ‘ten strijde trekken tegen’. Wel het ‘hervormen van binnen uit’, vanuit een sentire cum Ecclesia,” beklemtoont pater-jezuïet Fons Swinnen. “Er was in zijn visie dus wel degelijk plaats voor de gevoelens. Al geef ik toe dat anderen en velen ons daarin ruim overtreffen.”
Al kan je de concrete impact van een jezuïetenopleiding moeilijk hard maken, de invloed kristalliseert zich toch rond vier punten, zo blijkt uit een niet –exhaustieve enquête die Trends bij een vijftigtal ‘jezuïetenproducten’ voerde.
1. Discipline en arbeidsethos
Een opleiding in een jezuïetencollege is hard. Het woord valt voortdurend, zowel bij briljante als minder begaafde leerlingen. Slechts een enkeling noemt die bewering relatief. Leerlingen worden geroosterd, gepeperd, zo heet het. Onder het Nietzscheaanse motto ‘ Was mich nichtumbringt, macht mich stärker’ ondergaan velen een keiharde disciplinaire opleiding. Al heeft elk college zo zijn gradaties in gestrengheid.
Sint-Jan-Berchmans in Brussel en Sint-Jozef in Aalst bieden blijkbaar ruimte voor de nodige fratsen. Aalst krijgt heel wat lof voor zijn warme, vrije opvoedingsmethode. Sint-Jozef in Turnhout heet erg streng, op het onmenselijke af. Het woord ‘gevangenis’ valt er met de regelmaat van een klok. Ook het Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwcollege is hard, rigoureus. Op elfjarige leeftijd een historisch werkje van dertig bladzijden op één avond tot vier pagina’s synthetiseren heet een routineuze karwei.
“Je kreeg het pater-prefectsyndroom, want die smeerde je wekelijks een strafstudie aan,” herinnert zich Luc Jansen. In een vorig leven leerling in Sint-Jozef in Turnhout, vandaag algemeen directeur van Land Rover Hasselt, ‘s lands grootste individuele verdeler van het luxemerk. Die stugge arbeid blijft ook in het latere beroepsleven een gemeenschappelijk trekje. Een gezonde deugd die ook van de medewerkers verwacht wordt.
“Het gemaksleven is een notie die niet Ignatiaans is,” duidt Luc Hanssens, een ex van Sint-Barbara in Gent en gewezen topman van headhunter Egon Zehnder. “Er zijn weinig scholen waar de lat zo hoog wordt gelegd. Dat geeft meteen een label van een stevige, goede basisopleiding. Jezuïeten zijn doorgaans streng voor zichzelf, ze werken hard.”
Het biedt meteen stof voor een zwaar conflictpunt. De volgelingen van Ignatius heten zeer cartesiaans, te cerebraal. Voor het modewoord emotionele intelligentie is er weinig tot geen plaats. “Intellectueel heb ik er een schitterende training opgedaan, maar op het vlak van emotionele opvoeding blijf je daar een kleine Neanderthaler,” zei Jan Lamers, een ex van Sint-Jozef in Turnhout en de gewezen gedelegeerd bestuurder van uitgeversbedrijf NV Tijd, ooit aan Trends. “De paters waren niet allemaal koude kikkers,” nuanceert Luc Hanssens. “We hadden legendarische figuren met charisma, die op handen werden gedragen door de leerlingen.”
Volgens anderen kreeg je zelden levensvreugde mee bij de societatis jesu, alleen arbeidsethos, la rigueurd’esprit. “We waren een beetje gestoord. Je leert niet wat er gebeurt in het leven,” herinnert zich Luc Vriens. “Na het college gingen sommigen compleet de mist in. Want plots zagen ze het rijk van de vrouwen en de cafés opengaan,” mijmert de topman van Waterleau.
Met die correctie: hoe ouder de ondernemer, hoe strenger de opleiding. Ook vandaag blijven de colleges veeleisend, maar ze werden warmer, menselijker. Het modewoord emotionele intelligentie maakte het voorbije decennium gestaag opgang. René Peeters verklaart dat in hoofdzaak door de demografische verschuiving van het lerarenkorps. Als knaap had de gewezen topman van Agfa-Gevaert, en vandaag voorzitter van de raad van bestuur van het Xaveriuscollege in Borgerhout, hoofdzakelijk paters als leraar. Die kregen de geest van Ignatius nog met de pap ingelepeld. “De paters waren twaalf uur per dag, zes dagen per week beschikbaar voor de leerlingen. En de zevende dag stonden ze paraat voor de jeugdbeweging.” Vandaag tellen de zeven colleges nog amper vier paters-jezuïeten als lesgever. De huidige leraars zijn bijna allen leken (waarvan al de helft vrouwen), die de 22 wekelijkse uren voltrekken.
2. Allergisch voor de massa
Die demografische evolutie straalt niet negatief af op de kwaliteit van het onderwijs in de colleges. Zowat elke ondervraagde – de uitzonderingen bevestigen de regel – looft de grondige scholing bij de jezuïeten. De colleges zijn goudmijnen, rijke oorden inzake kennis, kunde en degelijkheid, die eindeloos de grijze materie van de hersenen kneden. Wat niet noodzakelijk impliceert dat het eigen kroost naar de gezellen van Jezus wordt gestuurd. Ook andere onderwijsinstellingen bieden een hoge kwaliteit. Want op de jezuïetencolleges kleeft vanzelfsprekend de nodige mythevorming, en haar zelfversterkend effect dat ze beter zouden zijn.
Toch wordt het volkje bij de gezellen van Jezus nog steeds klaargestoomd voor hogere functies. De leerlingen wordt op het hart gedrukt dat ze tot een elite behoren. “Dat dikkenekkengevoel. Heel die LSP talk,” zucht Luc De Ryck, jarenlang algemeen directeur van Seghers BetterTechnology for Solids + Air, en een ex van Sint-Jan-Berchmans. Rang noch stand hebben grote invloed, het gaat om een intellectuele elite. Die van de geest dus, geen materiële, wat naadloos rijmt met het opzet van Ignatius van Loyola. Het is een ware afvallingskoers, ten dienste van het arbeidsethos en de discipline. Want wie niet meekan, wordt genadeloos uit de boot geduwd.
“Toch betwijfel ik of die afvallingskoers in jezuïetencolleges meer uitgesproken is dan in andere ASO-scholen,” zegt Paul Yperman, vader van drie kinderen en directeur van het Sint-Jozefcollege in Aalst en vanaf 1 januari op een hoger niveau actief voor alle jezuïetencolleges. Wie overblijft, behoort overigens niet tot de happy few. “Het is een school voor hen die het zullen maken,” weet André Cooreman, chief operations officer van Sofinim en een ex van Sint-Barbara uit Gent. “Jezuïetenscholen zijn een katalysator voor leiders. We vormen de stoot- en de paratroepen, niet de infanterie. Je baadt er in een sfeer van leiderschap. Logisch dus dat je later in het bedrijfsleven je nek uitsteekt.”
Allergisch voor de massa blijven de jezuïetencolleges tot vandaag. “Dit klopt,” zegt Fons Swinnen. “Maar ik zie dit eerder in de context van de cura personalis, de permanente zorg voor de enkeling en het verzet tegen de mastodont- en bedrijfsscholen. Vorming van de persoon in functie van de eigen totale persoonsontplooiing, maar nooit afgesneden van de dienst aan kerk en samenleving.” Ook het slagzin sempermagis – steeds beter en verder met de leerling – geldt onverkort, zelfgenoegzaamheid is uit den boze.
“Maar semper magis niet in de zin van steeds meer geld verdienen,” beklemtoont LucDevoldere. De gedelegeerd bestuurder van Stichting Ons Erfdeel gaf achttien jaar les aan het Sint-Barbaracollege. “Het woord elitair is verdedigbaar, als het neerkomt op het nastreven van het beste in die dingen waarin je competent bent. Ook mijn bakker en loodgieter doen dat. Jezuïeten hebben een sterk geloof in de dynamiek. Bij hen is de comparatief belangrijker dan de superlatief, want die sluit af, doodt de dynamiek. Dat is ook in de marketing een heel belangrijk concept. Neem nu een slogan zoals het ‘betere’ bier. Die creëert hogere verwachtingen dan het ‘beste’ bier.”
3. Sluwe slimmerds
Reclamejongens vinden nog meer hun gading bij de acolieten van Ignatius van Loyola. Het heeft alles van doen met hun onderhandelingskunst, de woordvaardigheid, de geestelijke training. Jezuïeten scherpen de kritische geest, maar het moet allemaal binnen de regeltjes blijven. Veranderen en verbeteren mag alleen van binnenuit, revolutie betekent ketterij. Dat levert een onschatbaar arsenaal voor de meeste entrepreneurs en zakenlui. Luc De Leersnyder, voormalig algemeen directeur van VTM, begon zijn carrière als assistent brand manager bij Procter & Gamble. “De term jezuïet heeft iets pejoratief, dubbelzinnig. Jezuïeten heten de meest ongelooflijke hypocrieten, die steeds rond de pot draaien. Men leert je om voortdurend nieuwe ideeën en doelstellingen te ontwikkelen. Maar tegelijk moeten die passen binnen een maatschappelijk patroon, en dat vereist discipline. Bij Procter & Gamble zag je hetzelfde principe. De marktbenadering vereiste heel veel discipline, op basis van de nuchtere cijfers van het onderzoeksbureau Nielsen. Maar later moest je dan hetzelfde merk naar hogere marktaandelen sturen door absoluut ongedisciplineerde dingen te gaan doen binnen die markt.”
De jezuïet laat nooit het achterste van zijn tong zien. Hij zal situaties steeds inschatten, afwegen, doordacht aanpakken. Incalculeren waar de weerstand zit, de plussen en de minnen opsommen en zien wat de bovenhand haalt. De jezuïet heeft zelfs respect voor een verkeerde premisse, zolang die maar goed is onderbouwd. De volmaakte gezel van Jezus kent zelfs beter het standpunt van de tegenstrever dan het eigen. Met een ijzeren discipline, gebald in een ongelooflijke energie, gebruikt de jezuïet alle middelen om zijn doel te bereiken. Een gedroomde trukendoos dus voor personeelsdirecteurs in hun vergaderingen met vakbonden. “Je onderhandelt binnen een kader, en je zal alle mogelijkheden op een creatieve manier uitputten,” weet Guy Bontinck, een ex van Sint-Barbara en personeelsdirecteur van Sidmar in Gent.
“Men heeft me altijd verweten dat ik een jezuïet ben,” grijnst Marc Embo. Embo leidt vandaag Skill Pooling, dat outplacement voor vijftigplussers verzorgt. “Maar het heeft me veel opgeleverd in CAO-onderhandelingen met de vakbonden.”
De jezuïet praat breed, nuanceert situaties, ontleedt alle factoren die meespelen in een bepaalde context. Hij zoekt de samenhang van de dingen, eenduidige stellingen zijn hem vreemd. Critici noemen dit opportunisme, manipulatie, machiavellisme. “Noem het veeleer beïnvloeding. Je wil iets veranderen, bijsturen in een richting die je persoonlijk goed vindt,” nuanceert Jan Callebaut, een ex van Sint-Jozef in Aalst en vandaag algemeen directeur van Censydiam. Het bedrijf hertekende de communicatiestrategie van de VRT.
Callebaut ervoer in Aalst nauwelijks de spreekwoordelijke dubbelzinnigheid van de jezuïet. Zijn klasgenoot Piet Vanthemsche, vandaag gedelegeerd bestuurder van het Federaal Agentschapvoor de Veiligheid van de Voedselketen, evenmin. “Wij waren geen pilarenbijters. Integendeel, je werd er vrijdenker, we zijn bijna allemaal agnost geworden.”
“Heel veel Ignatiaanse inzichten vind je terug in de huidige managementliteratuur,” weet Luc Hens, gedelegeerd bestuurder van Atenco, een dochter van de Nederlandse beursgenoteerde Grondmij Bouw. “De ideale manager is een goede coach, die zijn team samenstelt maar er ook steeds afstand van neemt. Je blijft als zaakvoerder altijd alleen staan, je zal de diverse meningen aftoetsen en kritisch benaderen. En dan neem je de beslissing die waarschijnlijk de beste is in de gegeven omstandigheden.” Het buikgevoel is de jezuïet vreemd. Hij zal zich nooit laten meeslepen, hij wordt nooit slaaf van de actie. Bij elk engagement behoudt de gezel van Jezus een bepaalde onthechting.
4. Het netwerk van de jezuïet
Die ascese geldt minder bij jezuïeten onder elkaar. Een opleiding aan een college is een ongeschreven, instinctief visitekaartje. Luc Vriens botste bij Seghers op een resem jezuïeten. “We hebben het nooit beseft, we hebben onze cv’s nooit naast elkaar gelegd. Maar als je het hoort, heb je een aha-erlebnis. Je herkent meteen twintig kenmerken. Je voelt dat, je ruikt dat, je herkent de lijfgeur van de jezuïeten. Mijn haar gaat ervan rechtstaan.”
Niet dat er een formeel netwerk bestaat dat heel Vlaanderen omspant. De clubs van oud-leerlingen tonen zich erg actief, maar dan hoofdzakelijk vanuit sociaal oogpunt. “Zakelijk zijn die clubs van oud-leerlingen niet belangrijk”, weet Philippe de Vicq de Cumptich, een ex van Sint-Jozef in Turnhout en algemeen directeur van de NV Gevaert. “Vergelijk dat eens met Vlerick, dat is wel een belangrijk netwerk. We zijn ook allen veel te verschillend. Bij Vlerick zijn de opleidingen sterk gefocust, en je studeert er met een kleine groep. Jezuïeten zwermen fysisch en geografisch uit.”
Maar lokaal vormden zich invloedrijke clusters. Vooral dan in het Ruusbroeccollege in Laken en het Sint-Jozefscollege in Turnhout. Twee bedrijven trokken er overduidelijk mee aan de kar: respectievelijk C&A (en meer nog de eigenaars, de familie Brenninkmeijer) en Janssen Pharmaceutica, met Paul Janssen als oud-student. De ondernemingen ontvouwen een brede waaier aan steun: managementbegeleiding, juridisch advies, bouwtechnische expertise.
Zelfs financieel. C&A sponsorde de bouw van de schoolgebouwen van Ruusbroec. De motor achter deze beweging was de familie Brenninkmeijer en de gewezen algemeen directeur Lode Campo. Campo, een volleerd jezuïetenproduct, was studentenpreses van de Ufsia. De kaderleden in de jaren zestig kwamen grotendeels van diezelfde jezuïetenuniversiteit. Zijn expansie in België dankt C&A in België dus grotendeels aan sluw en slim jezuïetenwerk. Via een cluster van mensen met gemeenschappelijke normen en waarden. Mensen die elkaar respecteerden, want stuk voor stuk hadden ze zich door het vagevuur – lees: een jezuïetenopleiding – geworsteld.
Herman Siebens, Wolfgang Riepl [{ssquf}]
wolfgang.riepl@trends.be
Een lijst van bekende ondernemers die aan jezuïetencolleges hebben gestudeerd, vindt u op Trends.be
Zijn expansie in België dankt C&A in België grotendeels aan sluw en slim jezuïetenwerk.
Luc Vriens (Waterleau): “Na het college gingen sommigen compleet de mist in. Plots zagen ze het rijk van de vrouwen en de cafés opengaan.”
Jan Lamers (ex-De Tijd): “Intellectueel heb ik er een schitterende training opgedaan, maar op het vlak van emotionele opvoeding blijf je daar een kleine Neanderthaler.”
Luc De Leersnyder (ex-VTM): “Bij Procter & Gamble zag je dezelfde principes als bij de jezuïeten.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier