“Het bedrijfsleven kan best wat meer democratie gebruiken”
Veel geld maakt een mens niet heel gelukkig. Het is de centrale stelling van de Zwitserse econoom Bruno Frey. Bedrijven moeten hun werknemers dus niet motiveren door hun almaar meer geld toe te stoppen, maar wel door hun een leuke job aan te bieden. En zo heeft hij nog wel wat ideeën.
De Zwitserse econoom en hoogleraar Bruno Frey is een van de belangrijkste welvaartseconomisten van de wereld, en kreeg voor zijn werk zopas een eredoctoraat aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB). Terwijl we een vrij lokaaltje in gebouw M zoeken, bestudeert Frey de schetsen aan de muur van de studentengang. “Zeer creatief”, oordeelt hij bij een surrealistische prent. “België is niet toevallig het land van Magritte. Mensen durven hier met originele ideeën en invalshoeken uit te pakken. Dat is dezer dagen een belangrijk concurrentieel voordeel.”
Frey schreef talloze artikels en boeken, maar is toch vooral bekend door zijn onderzoek naar de relatie tussen geluk en economie. “Geluk is een niet-alledaags onderwerp voor een econoom,” glimlacht hij, “maar geluk is nu eenmaal het uiteindelijke levensdoel van elk individu.”
Uit zijn werk blijkt onder meer dat werknemers in rijke, westerse landen boven een bepaald inkomen niet extra gemotiveerd of gelukkiger worden als ze een loonsverhoging of een bonus krijgen. Daarom onderstreept hij in zijn boeken het belang van de ‘intrinsieke motivatie’ van werknemers, naast de louter extrinsieke financiële vergoeding.
Die theorie lijkt haaks te staan op wat zich de voorbije zes jaren in de praktijk heeft afgespeeld. Aangetrokken door het geld gingen heel wat jonge, intelligente mensen in de financiële sector aan de slag. En gestuurd door fenomenale bonussen creëerden ze een zeepbel die leidde tot een implosie van het systeem.
“Of je nu hebzuchtig bent of niet, natuurlijk beïnvloeden bonussen het gedrag van mensen”, zegt Frey. “Als je weet dat je inkomen afhangt van de omzet die je draait, wordt iedereen een gedreven verkoper. En daar ging het in de financiële sector om: zoveel mogelijk omzet draaien, zoveel mogelijk producten verkopen. Het gevolg was dat men het risico uit het oog verloor.”
Een ander gevolg van de bonuscultuur was dat de financiële sector een bepaald type mensen aantrok. “Als je bonussen betaalt die kunnen oplopen tot 80 procent van de totale vergoeding, zuig je mensen aan die hoofdzakelijk in geld geïnteresseerd zijn. Dat is niet het type van de lokale bankdirecteur die zich met zijn klanten bezighoudt omdat de inhoud van de job hem bevalt.”
Geld went heel snel
Maar kun je het jonge mensen die dromen van een mooi huis en een chique auto kwalijk nemen dat ze kiezen voor het geld? “Neen,” beseft Frey, “maar ook jongeren moeten begrijpen dat materiële zaken in eerste instantie misschien de levenstevredenheid verhogen, maar vanaf een bepaald niveau niet meer. Mensen die een loonsverhoging krijgen, passen zich heel snel aan en zijn niet gelukkiger dan voordien. Je went heel snel aan geld. Op korte termijn is vier vijfde van het extra inkomen in het bestedingspatroon opgenomen.”
Mede daarom vindt Frey de automatische loonindexering zoals die in België bestaat helemaal geen goed idee: “Als mensen wegens inflatie meer verdienen, onthouden ze evengoed dat het leven duurder wordt. Dat maakt hen niet gelukkiger. Bovendien ben ik tegen zo’n mechanisme omdat het de inflatie aanwakkert. Ik begrijp dat sommige mensen het een rechtvaardig systeem vinden, maar het is net zo goed een gevaarlijk systeem.”
Frey verbaast er zich over dat zoveel bedrijven zich hebben laten meeslepen in de loon- en bonusinflatie: “Ze hebben die opwaartse spiraal zelf gecreëerd door zich aan elkaar te spiegelen. Die spiraal kan maar doorbroken worden als topbedrijven beslissen om een marktconforme vergoeding te betalen en de excessieve bonussen te schrappen. Het verbaast me dat zo weinig ondernemingen de moed hebben om dat te doen.”
Volgens Frey hebben veel banken en financiële instellingen de les nog altijd niet geleerd. De bonuscultuur lijkt wel een tweede leven te beginnen. “Alles herbegint van vooraf aan. Daar zijn heel wat politici en belastingbetalers terecht boos over.”
“Het systeem klopt niet”, oordeelt Frey. “Als banken over de kop kunnen gaan, dan mogen ze voor mijn part de bonussen betalen die ze willen. Maar dat zou betekenen dat de overheid de banken aan hun lot overlaat, en dat is niet zo. In Zwitserland heeft de overheid gigantische bedragen in de redding van de financiële sector gepompt. Dan vind ik dat die overheid het recht heeft om een rem te zetten op excessieve vergoedingen. En als de banksector dat niet aanvaardt, moeten we hen zeggen dat de redding eenmalig was, dat de overheid de volgende keer geen steun meer zal bieden.”
Jobinhoud is belangrijkste motivering
“Bedrijven beweren ook altijd dat je mensen enkel kunt motiveren met geld”, gaat Frey voort. “Maar dat klopt natuurlijk niet. Ik geloof veel meer in intrinsieke motiveringstechnieken. Doet iemand een job die hij interessant vindt? Dat is de voornaamste motivator, zowel voor hoog- als laagopgeleiden. Als bijvoorbeeld een tuinman begeesterd is door de natuur, dan zal zo’n man per definitie innovatiever zijn. Je kunt mensen ook betalen om innovatief te zijn, maar dat heeft niet hetzelfde resultaat. Dat zal niet leiden tot de structurele veranderingen die wel komen uit het hoofd van sterk gemotiveerde mensen.”
Frey verwijst naar zijn publicaties waaruit blijkt dat de jobinhoud een veel belangrijker geluks- en motiveringsfactor is dan geld. “Bedrijven kunnen hun topmedewerkers veel geld betalen zodat ze elke dag van 7 tot 23 uur werken en ook in het weekend bereikbaar en inzetbaar zijn. Maar ik ben een beetje sceptisch over dat total commitment dat ze van hun mensen eisen. Ik heb al met veel topbedrijfsleiders gepraat, en natuurlijk zijn zij fully engaged, maar hun succes spruit toch vooral voort uit het feit dat ze graag hun job doen. Ze doen het heus niet voor het geld, al denkt de buitenwereld er wel zo over.”
Mensen zijn volgens Frey in hun werk en hun economische bezigheid vooral op zoek naar zelfbevestiging en zelfexpressie, maar ze putten ook motivering uit externe erkenning. “En daar zit het probleem: externe erkenning staat vandaag synoniem met geld. Terwijl je topondernemers ook een titel van baron zou kunnen geven of een managementprijs, waardoor ze de erkenning en het respect van een gemeenschap voelen. Dat is een veel efficiënter en goedkoper systeem. Bovendien gaat er een stuk verantwoordelijkheid mee gepaard. Een zakenman die als baron erkend wordt, kan zich geen ridicuul gedrag veroorloven.”
In zijn boek ‘Happiness and Economics’ constateert Frey dat kleine, zelfstandige ondernemers de gelukkigste mensen zijn, om de eenvoudige reden dat ze voor zichzelf werken. “Kunnen beslissen over je eigen lot, is wellicht de voornaamste determinant van geluk”, vertelt Frey. “Dat geldt in een sociaaleconomische context voor mensen die hun eigen zaak hebben. Mensen die heel veel uren kloppen, een risico lopen en doorgaans geen fortuinen verdienen. In sommige gevallen hadden ze bij een baas meer kunnen verdienen. En toch zijn ze meer tevreden dan anderen.”
Advocaat van de duivel
Voor de financiële crisis wijst Frey nog op een andere psychologische factor: het kuddegedrag van mensen. “De ene bank volgde wat de andere deed, dissidente stemmen werden niet gehoord of beluisterd. Bestuurders en raden van bestuur hebben daar gefaald. Zij hadden het management moeten aanzetten tot meer voorzichtigheid. Daarom was de financiële crisis ook de crisis van corporate governance. Er waren blijkbaar te weinig mensen die tegen de stroom in roeiden en vraagtekens plaatsten bij de enorme groei.”
Frey heeft een eenvoudige remedie: het concept van de advocatus diaboli uit de katholieke kerk. “Zolang de zaken redelijk tot zeer goed gaan, bestaat het gevaar dat niemand in de raad van bestuur zich zorgen maakt of lastige vragen stelt. Daarom zou elke raad van bestuur een persoon moeten aanwijzen wiens taak het is advocaat van de duivel te spelen. Iemand die zich daarin specialiseert en er als het ware een carrière in opbouwt. Idealiter zijn er meerdere personen die deze rol opnemen, drie op een totaal van twaalf of vijftien bestuurders bijvoorbeeld. Eén lastpak is te weinig, dan dreig je een outsider te creëren.”
Frey pleit ook voor een grotere rol voor de aandeelhouders in de keuze van bestuurders. “Als een bestuursmandaat ter beschikking komt, selecteert de voorzitter een kandidaat. De aandeelhouders kunnen dat voorstel in de praktijk enkel goedkeuren. Ze hebben geen echte keuzevrijheid. Ik zou liever zien dat er ver-schillende personen voorgesteld worden voor het mandaat, en dat de aandeelhouders de kans krijgen om zelf kandidaten voor te stellen. Een beetje zoals in de politiek, ja. Het bedrijfsleven heeft behoefte aan een injectie van democratie. In een democratie worden zaken besproken en bediscussieerd, en uiteindelijk worden er democratische keuzes gemaakt. De privésector kan daar iets van leren.”
Verzetten tegen protectionisme
Na de crisis zullen we in het Westen moeten leven met een tragere economische groei, denkt Frey. “Dat hoeft geen drama te zijn, als we ervoor zorgen dat het een duurzame groei is.”
De globalisering zal in elk geval doorzetten, en voor Frey is dat een goede zaak, zowel voor ons als voor de arme landen. “We mogen nooit vergeten dat er veel arme mensen op deze aardbol zijn. Daarom moeten we onze markten opengooien en ons verzetten tegen protectionisme. De voornaamste slachtoffers van protectionisme zijn de armen. Maar ook voor Europa kan een vrije wereldhandel een goede zaak zijn. We moeten er alleen voor zorgen dat we voldoende creatief en innovatief zijn om een concurrentieel voordeel te behouden.”
En daarvoor is een inspanning nodig, beseft Frey: “Onze universiteiten moeten top zijn, heel ons onderwijs moet top zijn. In China leren jongeren heel snel, maar ze zijn niet zo goed getraind om onafhankelijk te denken als onze studenten. In een moderne, open maatschappij waar parameters heel snel wijzigen, moet je je snel kunnen aanpassen en loskomen van oude werkwijzen. Een autoritaire top-downaanpak werkt niet meer. Mensen moeten zelf nadenken, en met originele ideeën op de proppen kunnen komen.”
Door Patrick Claerhout
“Voor mijn part mogen banken de bonussen betalen die ze willen. Maar dan moeten ze ook accepteren dat ze over de kop kunnen gaan”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier