“Het antwoord is niet geld, maar talent”

“Geef ons nog tien jaar, en in elk elektronisch apparaat zit een radiozender en -ontvanger.” Justin Rattner, chief technology officer van Intel, is zeker van zijn stuk. Intel werkt dan ook volop aan nieuwe toepassingen. Met dank aan de samenwerking met onderzoekscentra overal ter wereld.

Een van Intels partners is IMEC, het Leuvense competentiecentrum voor micro-elektronica. Intel onderhandelt over samenwerking in supercomputing. Reden voor Trends om met Rattner te praten over de toekomst van IMEC, het belang van lokale competentie voor het aantrekken van research en het ‘internet van de dingen’.

JUSTIN RATTNER (INTEL). “Het is efficiënter om research voor halfgeleiders te doen in een consortium dan via individuele relaties met firma’s of universiteiten. Dat geldt in Europa met IMEC, maar het was ook waar in de VS met Semiconductor Research Corporation (opgericht twee jaar voor IMEC, nvdr) en met Sematech (meer internationaal en gericht op halfgeleiderfabricage, opgericht drie jaar na IMEC, nvdr). In zo’n consortium heeft iedereen er belang bij om geld en talent samen te trekken en de werkelijk grote problemen aan te pakken in een gezamenlijke inspanning. Naargelang stukken van de technologiepuzzel opgelost geraken, pel je ze af en haal je ze terug in huis om ze te optimaliseren en aan te passen aan je eigen specifieke omgeving. Dat maakt de informatie- en communicatiesector uniek. Chiptechnologie is op een zeer efficiënte manier ontwikkeld. In andere domeinen is het zeer moeilijk geweest om dergelijke modellen te doen werken.”

Met elke nieuwe generatie halfgeleiders stijgen de investeringen. Maakt dat het niet moeilijker om competentiecentra als IMEC op te richten?

RATTNER. “In het verleden kon je een dozijn of twee dozijn firma’s samenbrengen om een gezamenlijk project zoals IMEC te financieren. Nu zijn dat er nog hooguit vijf. Er zijn almaar minder geïntegreerde fabrikanten, en zelfs minder fabrikanten tout court. Misschien evolueren we naar enkele héél grote bedrijven en een aantal véél kleinere rond een unieke technologie. Dat is een uitdaging. De concurrentie wordt scherper. Bij de bedrijven heerst waarschijnlijk ook meer bekommernis over het delen van intellectuele eigendom in zo’n consortium. Het wordt gewoon moeilijker om een hefboomeffect te creëren.”

Europa is nog altijd erg nationalistisch als het op research aankomt. Speelt u de Europese landen tegen elkaar uit?

RATTNER. “Misschien wel voor extreem performante computing (Intel zoekt daarvoor drie Europese partners, IMEC en het Vlaams Centrum voor Supercomputing zijn kandidaat, nvdr). Maar dat is een uitzondering. In de praktijk vestigen we onze onderzoeks- en ontwikkelingseenheden in die landen waar we de juiste talentenpool vinden, niet op de plek waar men geld naar ons smijt. De weinige keren dat we ons hebben laten verleiden door geld, was dat geen succes.”

Geld schept dus geen research? Geef eens een voorbeeld om dat te illustreren?

RATTNER. ( lacht) “Die vraag wou ik net vermijden. Maar er is minstens één prominent voorbeeld in Azië waar we tegemoet wilden komen aan politieke belangen, en moeilijkheden ondervonden om het juiste talent te vinden. Op deze specifieke technische terreinen is het antwoord niet geld, maar talent. Je kunt niet zomaar een duimspijker prikken in een kaart en zeggen ‘hier komt ons nieuwe onderzoekscentrum’. Een paar jaar geleden zochten we een vestigingsplaats voor een labo voor supersnelle elektronische circuits. Ik was er zeker van dat we in Azië zouden eindigen. Bleek dat we in Guadalajara, Mexico, moesten zijn.”

De iPhone was een revolutie. Hoe ziet u computers op iets langere termijn?

RATTNER. “Bekijk de iPhone als een soort voorloper van de ‘mobiele internetapparaten’ (waarvoor Intel de platformen wil domineren, iets wat nog niet gelukt is voor mobilofoons, nvdr). In onze research werken we naar een evolutie die we ‘ carry small, live large‘ noemen. Beeld je een scenario in waarin je een apparaat meedraagt dat je automatisch de opslag-, verwerkings- en visualiseringscapaciteit van de omgeving geeft. Autofabrikanten vinden dat fascinerend. Vandaag heb je in de wagen een zekere integratie via bluetooth, maar eigenlijk profiteer je niet voluit van de mogelijkheden. Een auto heeft in elk geval betere antenne- en communicatiemogelijkheden, opslag- en schermcapaciteit. Wij dromen ervan dat zo’n toestelletje onmiddellijk al die mogelijkheden in zijn naaste omgeving ontdekt en gebruikt voor een veel intensere beleving. Dat is een van de fundamentele richtingen in de volgende vier à vijf jaar.”

Intel werkt op heel wat andere terreinen dan microprocessors. Wat is de insteek daar?

RATTNER. “We proberen de voordelen van de halfgeleiderindustrie, zoals massaproductie en constante technologische verbetering, toe te passen in nieuwe sectoren. Neem bijvoorbeeld de klassieke radio. We zijn volop bezig met het wieden van alle analoge elektronica uit radio’s. Want analoge technologie is moeilijk te miniaturiseren. Dus blijf je zitten met grote toestellen. Zeven jaar geleden zijn we begonnen en we zijn nu zeer dicht bij het punt – ik hoop later in dit jaar – dat we een complete radio kunnen tonen, zowel zender als ontvanger, waarin we nog twee of drie inductoren als analoge elementen overhouden. Op dat moment zullen de radio’s volledig meelopen met de digitale technologie.”

Een zender-ontvanger in elke radio?

RATTNER. “We willen radio’s absoluut samen met processors en geheugen op dezelfde chip brengen. Dan heb je een mobieltje op één chip en kan je mobieltjes bouwen op dezelfde manier als processors. Zodra je zover bent, kun je radio’s veel gemakkelijker in een veel groter gamma van apparaten stoppen. Het zou leuk zijn mocht het zo goedkoop zou worden, dat je een radio in elk apparaat kan stoppen.”

Er wordt nu al gevochten om spectrum. Wat wordt dat als in elk apparaat ook nog eens een zender-ontvanger steekt?

RATTNER. “Vandaag zijn de meeste radio’s ontworpen om maar in een klein deeltje van het spectrum te werken. Wij denken dat het mogelijk is om een radio te bouwen die bijvoorbeeld van 800 tot 8000 megahertz werkt. Dan kun je daar een flinke hoeveelheid intelligentie aan toevoegen. Je zou dan radio’s hebben die voortdurend het spectrum analyseren en onderhandelen met de ontvanger om op een bepaald moment een bepaald deel van het spectrum te gebruiken.”

Hoe lang moeten we daar nog op wachten?

RATTNER. “Vijf jaar is te optimistisch. Tien jaar is realistischer. In feite beginnen we nu pas academisch onderzoek te financieren naar prototypes voor ‘spectrummakelaars’. Geen onderzoek naar de technologie, maar naar de economie van de zaak. Hoe zou je dat spectrum tariferen zodat het niet verspild en misbruikt wordt?

Zodra we naar het ‘internet van de dingen’ evolueren (automatische machine-tot-machinecommunicatie, nvdr) worden cijfers genoemd van 1000 radio’s per persoon. Het zal gewoon niet te doen zijn om statisch spectrum toe te kennen aan biljoenen radio’s. We moeten daar een heel andere aanpak hebben. Dat is een uitdaging.” (T)

Door Bruno Leijnse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content