HERVORMINGEN. Banksters toen, banksters nu
België worstelt met een recessie, slechte overheidsfinanciën, sociale onrust, exportproblemen, en… een Krisisplan. In 1935 was het niet anders. Toen lanceerde Paul van Zeeland zijn “Programma van Nationale Vernieuwing”. Wat wilde Van Zeeland ? Wat is zijn boodschap voor 1995 ?
In de dramatische omstandigheden van begin de jaren dertig (zie kader Werelddepressie), stelde koning Leopold III de 41-jarige Paul van Zeeland, de katolieke (maar niet partijgebonden) vice-goeverneur van de Nationale Bank, als premier aan. Van Zeeland was het als vice-goeverneur aan zijn positie verplicht geweest loyaal mee te werken aan het officiële regeringsbeleid ter verdediging van de frank. Dit belette niet dat hij grote twijfels koesterde over de efficiëntie ervan en intussen zelf een alternatief “Programma van Nationale Vernieuwing” uitwerkte om de vicieuze deflatiespiraal om te buigen naar een expansieve spiraal. De middelen waren een belangrijke devaluatie, beperkte maar zeer gerichte konjunkturele overheidsinterventies en strukturele hervormingen.
Paul van Zeeland stelde buiten de traditionele partijkanalen om een regering van Nationale Unie samen uit zes katolieken, vijf socialisten en vier liberalen. Zijn ploeg bestond hoofdzakelijk uit beginnelingen op het politieke toneel. Op 30 maart 1935 gaf het parlement de nieuwe regering zijn vertrouwen en biezondere machten voor één jaar. Van Zeeland gebruikte ze om in ijltempo tal van relance-maatregelen te treffen. Het was immers zijn bedoeling een schokeffekt teweeg te brengen, in de stijl van wat de Amerikaanse president Roosevelt tijdens de beroemde eerste “Honderd Dagen” van de New Deal bereikt had.
BELGISCHE NEW DEAL.
De hoeksteen van het programma was een devaluatie van de munt met 28 %. Dit peil was door de Leuvense hoogleraar Léon-Hugo Dupriez berekend op basis van een vergelijking van de koopkrachtpariteiten van de frank en het pond sterling. De devaluatie deed de Belgische ekonomie opnieuw aansluiten bij de wereldekonomie. Bovendien nam ze de druk op de overgewaardeerde munt weg. Om de effekten van deze drastische ingreep ten volle te laten spelen, kontroleerde de regering het prijsverloop. De uitvoerprijzen, uitgedrukt in de munt van de handelspartners, gingen niet omlaag. Zo wilde de regering de winstmarge van de Belgische uitvoerders herstellen en represailles voorkomen. In eigen land stond ze prijsstijgingen toe van 20 % voor groothandelsprijzen en van 7 à 10 % voor kleinhandelsprijzen, net voldoende om de deflatiespiraal te doorbreken en de handel te stimuleren. De regering droeg zelf ook bij tot de prijsbeheersing door de vermindering of afschaffing van een aantal taksen en invoerrechten en de versoepeling van de invoer. De regering hervormde ook de kredietsektor. Ze wilde het vertrouwen van de bevolking in de banken herstellen. Dit was erg geschokt na enkele geruchtmakende (bijna-)falingen.
SCHULDKONVERSIE.
De regering verlaagde ook de kostprijs van het krediet en paste de beschikbaarheid ervan beter aan de noden van de ekonomie aan. Als grote bijdrage tot de verruiming van het krediet en de vermindering van zijn kostprijs, en tot verlichting van de overheidsfinanciën , konverteerde de regering vanaf mei 1935 systematisch de duurdere overheidsleningen naar één geünificeerde lening aan 4 % voor staatsleningen en 4,5 % voor deze van de ondergeschikte besturen en de kolonie. De konversie werd voorgesteld als vrijwillig, maar door de vele ingebouwde ontmoedigingsfaktoren was dat tot grote woede van de schuldeisers slechts schijn. Het onverdeelde sukses nog geen half procent weigeringen spreekt boekdelen. De overheid voorzag ook soepele modaliteiten voor het omzetten van lopende partikuliere hypotecaire leningen naar nieuwe leningen met een lagere rentevoet. Het speciaal opgerichte Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet maakte deze omzettingen in de praktijk mogelijk. Met de lage intrestvoeten die dit bureau en andere (semi-)publieke instellingen toekenden, dwongen ze de konkurrerende partikuliere sektor hun voorbeeld te volgen. Bovendien bezat de Bankkommissie ook ordenende bevoegdheden om indien nodig de kredietverlening door de privé-sektor bij te sturen.
De regering huldigde de stelling dat de ekonomie zelf de relance moest genereren. De hogere winstmarges, de toename van de produktie, de vermindering van de werkloosheid zouden de beschikbare inkomens verhogen en de investeringen en konsumptie aanmoedigen. De overheid moest deze evolutie in de hand werken door een gezond financieel beheer, het skrupuleus behoud van het budgettair evenwicht en de beperking van het overheidsaandeel in de ekonomie tot een aanvaardbaar peil. De regering was van mening dat de fiskale druk (16,7 % (!) van het nationaal inkomen in 1935) overdreven was en hierdoor contraproduktief werkte. Dus werden diverse belastingen, taksen en invoerrechten afgeschaft of verlaagd, zodat de fiskale druk terugviel op minder dan 14,5 procent. De gewone begrotingen werden met boni afgesloten.
Het linkse verlangen naar grootschalige openbare werken ter opslorping van de werkloosheid werd in een gematigde versie uitgevoerd, dus binnen de grenzen van het budgettaire evenwicht en indien de investering ekonomisch of sociaal verantwoord was. De speciaal opgerichte Dienst voor het Ekonomisch Herstel besteedde van 1935 tot 1937 nog geen 1,5 miljard frank aan zijn programma’s van openbare werken. Ter vergelijking : de winst uit de herwaardering van het goudbezit van de Nationale Bank n.a.v. de devaluatie bedroeg 4,3 miljard frank, maar deze spaarpot hield Van Zeeland wijselijk achter de hand. Van een Keynesiaanse aanpak van massale deficit spending was geen sprake.
Van Zeelands schokterapie werkte, zoals uit de tabel blijkt. Hoewel de eerste resultaten toen reeds merkbaar werden, leden de regeringspartijen, en vooral dan de katolieke partij, op 24 mei 1936 een zware verkiezingsnederlaag ten voordele van extremistische partijen. De arbeiders waren ontgoocheld : de globale loonmassa was weliswaar toegenomen door het terugdringen van de werkloosheid, maar hun individueel loon was niet gestegen. Bovendien heerste er een schandaalsfeer rond de belangenvermenging tussen de politieke klasse en de haute finance. De regering bood haar ontslag aan. Begin juni ’36 braken wilde stakingen uit, die al snel uitgroeiden tot een verlammende algemene staking.
Ondanks de verkiezingsuitslag stelde Paul van Zeeland een nieuwe regering van Nationale Unie samen met (grotendeels) dezelfde mensen van dezelfde partijen. Om een einde te stellen aan de kwasi-revolutionaire toestand in België verplichtte hij vertegenwoordigers van de werkgevers en van de vakbonden onder zijn auspiciën te onderhandelen. De eerste Nationale Arbeidskonferentie was geboren. Door dit alles verbeterden de arbeidsvoorwaarden. De arbeiders kregen voortaan een minimumloon van 32 frank per dag en zes dagen betaald verlof, de wekelijkse arbeidsduur werd beperkt tot 40 uur in ongezonde sektoren. Andere maatregelen verbeterden de situatie van de werklozen.
– De tweede regering-Van Zeeland zette het ekonomisch relanceplan verder. Ze maakte nu ook meer werk van de strukturele hervormingen, die tijdens het voorbije jaar wat in de schaduw van het ekonomisch herstel gestaan hadden. De struktuurhervormingen hadden tot doel te komen tot een georganizeerde samenwerking tussen de ekonomische partners onderling en tussen deze partners en de overheid. De samenroeping van de Nationale Arbeidskonferentie paste hier perfekt in. De instelling van een bedrijfsorganizatie met reglementerende bevoegdheden werd in het vooruitzicht gesteld, evenals de veralgemening van de paritaire komitees en de verruiming van hun rol. Om tot een stabieler en efficiënter bestuur te komen en voor een morele rehabilitatie van de politiek, dacht de regering aan de betere organizatie van het parlementaire werk, de verkorting van de parlementaire zittingen, de vermindering van het aantal senatoren en kamerleden en een strenge onverenigbaarheid van hun vertegenwoordigende funktie met mandaten in de openbare of private financiële sektor, de rekrutering en promotie van de ambtenaren op basis van verdienste, de oprichting van een Raad van State…
Door hun realizaties en voorbereidend studiewerk bepaalden de regeringen-Van Zeeland mede het uitzicht van Belgiës gemengde overlegekonomie. De overheid verwierf een grote invloed in de financiële sektor. De Nationale Arbeidskonferentie en de erkenning van meer dan vijftig nieuwe paritaire komitees vormden de basis van het sociaal overleg. De invoering van het stelsel-Camu in oktober 1937 en de daarop volgende oprichting van het Vast Wervingssekretariaat begin 1938 depolitizeerden de rekrutering en promotie in de ambtenarij met uitzondering van de hoogste funkties. Andere hervormingen kon Van Zeeland zelf niet meer verwezenlijken : partijpolitieke kwesties en de traditionele ideologische tegenstellingen ondermijnden de geest van Nationale Unie. In oktober 1937 bood Van Zeeland voortijdig zijn ontslag als premier aan. De volgende regeringen namen heel wat van het aangevatte studiewerk over, maar werden zelf ook afgeremd door de toenemende internationale spanningen, de opnieuw verslechterende wereldekonomie en de oorlog. Na de Tweede Wereldoorlog werden o.m. de Raad van State (1946) en de bedrijfsorganizatie (1948) werkelijkheid. Andere denkpistes voor een behoorlijk bestuur zijn tot hiertoe niet verwezenlijkt, hoewel er regelmatig lippendienst aan bewezen is. Ze klinken trouwens nog verdacht aktueel…
BRIGITTE HENAU
PAUL VAN ZEELAND (MIDDEN VOORAAN) Schuldkonversie was een zeer belangrijk middel om staatsfinanciën gezond te maken. Ook in 1995 ?
FRANKLIN DELANO ROOSEVELT Inspiratie voor Van Zeeland.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier