Harry Potter in Azië
Begin september trekt Arnoud De Meyer opnieuw naar Singapore. Opnieuw, want hij stampte er ooit de Aziatische satelliet van Insead uit de grond. Nu wordt hij er president van de Singapore Management University.
Waar komt dat koppige vasthouden aan de academische wereld vandaan? Het is een vraag die Arnoud De Meyer tijdens zijn loopbaan keer op keer voorgeschoteld kreeg. De in Oudenaarde geboren manager bereikte de hoogste toppen van de businessopleidingen, of het nu bij Insead was dan wel – meer recentelijk – de Judge Business School in Cambridge.
Was de tijd nu niet aangebroken om de theorie eens om te zetten in de praktijk en bij een of andere grote onderneming aan de slag te gaan? Aan voorstellen heeft het niet ontbroken. “Ik ben een nieuwsgierige mens en ik wil voortdurend bijleren. Het grote voordeel van de academische wereld, ook als je opgeslorpt wordt door het management van een school, is dat er altijd wel wat tijd overblijft om te leren uit het contact met vernieuwende collega’s en onderzoeksteams. In feite heb ik in de academische wereld een evenwicht gevonden tussen doen en denken en dat beschouw ik als een ware buitenkans.”
De Meyer ontvangt ons in zijn kantoor van directeur van de Judge Business School, de managementschool van de prestigieuze universiteit van Cambridge. “Ik heb vier gelukkige jaren doorgebracht in Cambridge”, blikt hij tevreden terug. “De rendabiliteit van de school is verdrievoudigd en het aantal studenten in de verschillende opleidingen is zo goed als verdubbeld.”
De Meyer prijst zich gelukkig dat hij de wereld van de ‘collegial university’ en haar eeuwenoude codes – een Harry Potter waardig – heeft mogen ontdekken. “Als fellow van Jesus College heb ik regelmatig kunnen plaatsnemen aan de zogenaamde high table en zo interdisciplinaire banden kunnen smeden met collega’s die gespecialiseerd zijn in zaken als gletsjerkunde, oncologie… Wat me ook bijzonder geboeid heeft, is de hightechhype die zich rond Cambridge ontwikkeld heeft met 250 spin-offs van de universiteit en meer dan 750 ondernemingen in de tweede lijn, samen goed voor ongeveer 40.000 technologiebanen.”
Van Cambridge naar Cambridge
De Meyer heeft altijd al een voorkeur gehad voor technologie. Het was trouwens die passie die de ingenieur elektronica er al vrij vroeg toe bracht om een carrière in de industrie af te breken. “Ik heb net na mijn studies nog gewerkt bij Esso Chemicals. Ik zag me daar wel een mooie loopbaan in het technologiemanagement uitbouwen, maar ik vond dat het daarvoor nodig was een doctoraat te behalen en dan bij voorkeur niet in de petrochemie, maar in ‘engineering management’. Ik had toen het geluk professor Vlerick – de stichter van de gelijknamige businessschool – te ontmoeten, die me geholpen heeft om aan een beurs te geraken om drie jaar doctoraatsstudies te doorlopen in de Verenigde Staten, aan het MIT in Cambridge, Massachusetts.”
Zoals zoveel Belgen die achteraf een fraaie academische carrière hebben neergezet, kreeg De Meyer zijn beurs in het raam van het Interuniversitair College voor Managementwetenschappen, een programma dat in de jaren zestig door de Belgische overheid werd ingevoerd om onze managementstudenten een opleiding te bezorgen aan de beste Amerikaanse scholen in de hoop dat onze eigen universiteiten daaruit ook profijt zouden kunnen halen. Omdat echter de interessantste academische functies bij ons al bezet waren, koos De Meyer ervoor om uit te wijken. “Toen ik in 1983 terugkeerde wou ik weer het bedrijfsleven in, maar mijn Amerikaanse thesispromotor raadde mij dat af. Hij heeft dan voor mij de deur naar Insead geopend.” Wat een verlengstuk van twee jaar moest worden, werd uiteindelijk een episode van 23 jaar.
In Fontainebleau kwam De Meyer in aanraking met zowat alle functies die een grote managementschool te bieden had. De grote trots van de liefhebber van alles wat oriëntaals is – eind jaren negentig gunde hij zich een sabbatjaar in Japan – is dat hij Insead uit zijn Europese, om niet te zeggen eng-Franse cocon kon halen door in 1998 een bijkomende campus uit de grond te stampen in Singapore. “Tegenwoordig is het idee van een universitair netwerk in de mode, maar toen waren wij echte avant-gardisten.”
In 2003 keerde hij om persoonlijke redenen terug uit Azië. Van 2002 tot 2006 was hij vicedecaan van Insead. Maar de topfunctie ontglipte hem uiteindelijk. Hij ontkent niet dat hij zwaar ontgoocheld was toen de school in 2006 de voorkeur gaf aan een externe kandidaat (de Amerikaan Frank Brown), maar hij koestert geen wrok omdat hij wel begrijpt dat de school koos voor een nieuw gezicht. “Ik dacht toen een sabbatjaar in te lassen omdat ik vond dat ik aan het einde van een cyclus gekomen was.” Op dat moment nam de Judge Business School van Cambridge met hem contact op.
Dat hij bereid was Parijs, een stad waaraan hij zeer gehecht is en waar hij nog altijd een appartement heeft, te ruilen voor Cambridge, en nu Cambridge voor Singapore, was telkens omdat hij de uitdaging wou aangaan om een nog jonge school te helpen groeien en er een ‘school for business’, eerder dan een ‘business school’ van te maken. “De Judge Business School had goed begrepen dat het van primordiaal belang is ingebed te zijn in een universiteit en kennis aan te bieden uit een hele waaier van disciplines.”
Het is die openheid voor nieuwe ideeën die hem er nu ook toe brengt om voor vijf jaar het voorzitterschap te gaan waarnemen van de Singapore Management University. “Het is een kleine universiteit – 7000 studenten – die amper tien jaar bestaat en die management op een originele en brede wijze bekijkt. Bijvoorbeeld door onder meer rechten, informatietechnologie, zuivere economie en sociale wetenschappen in het pakket op te nemen.”
Op zijn 56ste heeft wereldburger De Meyer al in zes landen gewoond. Hij is nu vooral blij dat hij zich opnieuw in het Aziatische gewoel kan storten en er kan putten uit een enorm innovatiepotentieel. Als vrijgezel hoeft hij overigens geen vrouw of kinderen te overtuigen om met hem mee te verhuizen. “Telkens opnieuw een netwerk opbouwen, vergt de grootste inspanning. Ik heb Singapore aanvaard omdat ik wist dat ik niet helemaal van nul zou moeten beginnen. Had ik een aanbod gekregen uit Duitsland, dan zou ik allicht meer getwijfeld hebben.”
Iets terugdoen?
Het mandaat van president van de Singapore Management University, dat hij in september aanvat, loopt over vijf jaar. Aan het einde daarvan zal Arnoud De Meyer 61 zijn. Tijd om zijn carrière in schoonheid te eindigen in België? “Ik zal op dat moment wel zien wat de toestand van de wereld is.” Hij zou het echter normaal vinden om uiteindelijk iets terug te doen voor een land dat hem veel gegeven heeft. Maar dan niet in de politiek, zoals zijn zus Wivina De Meester-De Meyer, die in de jaren negentig minister was. Eerder hoopt hij zijn diensten aan te bieden aan de maatschappij in het algemeen, bijvoorbeeld in een brugfunctie tussen onderzoek en onderneming.
De Meyer is nu al voorzitter van het wetenschappelijk comité van VITO, de technologiedenktank van de Vlaamse overheid. Maar dat is allemaal nog ver verwijderd van zijn huidige prioriteit: de uitdaging om als een van de eerste Europeanen een Aziatische universiteit internationaal uit te bouwen. Zijn oude vriend Philippe Haspeslagh, die nu decaan is van de Vlerick School, twijfelt geen moment aan het welslagen van die opdracht. “Arnoud heeft een foutloos parcours afgelegd”, zegt Haspeslagh. “In Cambridge heeft hij bewezen dat hij een uitstekende bestuurder is. Het verwondert mij niet dat hij nooit bezweken is voor de lokroep van een of andere onderneming. Hij heeft immers het profiel van een echte ‘civil servant’, van iemand die het algemeen nut dient. In de academische wereld heeft hij een ideale voedingsbodem gevonden voor zijn intellectuele nieuwsgierigheid.”
Door olivier fabes in cambridge, illustratie daan rosseels
“Had ik een aanbod gekregen uit Duitsland, dan zou ik allicht meer getwijfeld hebben” Arnoud De Meyer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier