Haal de lont uit het begrotingskruitvat
De rentesneeuwbal rolt opnieuw door ons land. Met een primair begrotingstekort van 2 % moet België leningen afsluiten om lopende kredieten af te betalen. Een structurele sanering dringt zich op.
Door Eric Pompen
Net voor de sluiting van het parlement keurden de kamerleden vorige donderdag de begrotingscontrole goed. Zonder de nodige saneringen kan de overheid haar uitgaven niet meer bekostigen. Toch voorspelt de Europese Commissie een tekort van 5 % tegen het einde van het jaar. Tegelijkertijd stevent ons land af op een staatsschuld van meer dan 100 %.
“Een aanzuivering van het primaire saldo – inkomsten min uitgaven, exclusief rentelasten – dringt zich op om de stijgende kosten van de vergrijzing te kunnen financieren”, zegt Christofer Go-vaerts, Wealth Manager van Econopolis: “Door middel van structurele maatregelen zullen we terug naar een primair overschot moeten komen van 5 à 6 % van het bruto binnenlands product (bbp). Concreet betekent dat een inspanning van 22 miljard euro aan bezuinigingen.”
Ondertussen kondigde José Manuel Barroso, voorzitter van de Europese Commissie, strakkere regels voor de begrotingscontrole aan. Na lang aarzelen keurden de lidstaten eindelijk een saneringsplan van 110 miljard euro voor Griekenland goed. De Griekse premier Georges Papandreou belooft van zijn kant 5,5 % van het bbp in te leveren. De Europese Centrale Bank (ECB) is echter niet van plan om staatsobligaties op te kopen of een schuldherschikking te organiseren voor noodlijdende lidstaten van de eurozone. Tegelijkertijd handhaafde voorzitter Jean-Claude Trichet het belangrijkste rentetarief op 1 %.
Waarom is de Europese aanpak van de schuldproblematiek niet overtuigend voor de financiële markten?
CHRISTOFER GOVAERTS. Eerst en vooral hebben politici de dynamiek van de financiële crisis fel onderschat. In februari was de Europese (lees: Duitse) boodschap: “Geen paniek, we geven nog niets, maar als de nood het hoogst is, staan we paraat”. Het was toen al duidelijk dat er geen eensgezindheid was over de ernst en het aanpakken van de crisis. Het was alsof men wachtte tot iemand werkelijk op de rand van de afgrond stond. Dat zette een vicieuze dynamiek versneld in werking: twijfel op de financiële markten, verkoopgolf met opwaartse rentedruk als gevolg, nog meer twijfel over de toekomstige financiële solvabiliteit, banken krijgen geen toegang meer tot kapitaalmarkten, twijfel, opwaartse renteschok, enzovoort.
Het gaat over meer dan alleen speculatie. Als we dieper ingaan op de schuldsituatie, is de marktreactie uit te leggen als een bom die tijdelijk ontmanteld is door de lont langer te maken. Griekenland dan. Het land kan verder tot 2012. De vraag is hoe het de zaken fundamenteel zal oplossen. Welke kostprijs staat daar tegenover en is de aanpak voldoende en wenselijk, zowel voor de patiënt als voor de arts? Die problematiek is niet alleen voor Griekenland en andere landen van de Eurozone actueel, het geldt ook voor de VS, Japan en het VK.
De schuldratio (schuld/bbp) en zijn dynamiek zijn in functie van vier belangrijke parameters. De elementen van de schuld zijn de startpositie, het toekomstige traject van het begrotingstekort en de nominale rente; voor het bbp is de nominale groeivoet van belang. Een tekort van 3 % en een schuld van 60 % garanderen schuldstabiliteit onder ‘normale’ rente- en groeiomstandigheden. Griekenland scoort daar op alle fronten slecht. De schulddynamiek is explosief door het hoge huidige en te verwachten tekort, de hoge startpositie (115 % schuldratio) en de rente-evolutie. Het effect wordt versterkt door het negatieve groeiscenario dat voor de komende jaren verwacht wordt. Sommige prognoses gaan zelfs uit van het scenario dat Griekenland het bbp-niveau van 2008 pas in 2017 opnieuw bereikt. Ondanks de inspanningen op korte termijn, zal de schuld blijven doorstijgen tot 150 % van het bbp.
Wat is er nodig om de markten tot rust te brengen?
GOVAERTS. Een fundamentelere aanpak bevat ondermeer schuldherschikking, diepgaande structurele maatregelen en een eventuele muntherschikking. Die maatregelen bieden meer hoop om op termijn uit de schuld te groeien.
Een uitstap uit de euro ligt momenteel politiek en juridisch zeer moeilijk. Een uitstel van betaling of nominale schuldherschikking, zoals toegepast in Argentinië en Uruguay in 2001 en 2002, behoren tot de opties. Dat lijkt drastisch, maar heeft wel het voordeel dat de lont uit het kruitvat wordt gehaald. Het enige probleem met wanbetaling – bijvoorbeeld door uitstel van couponbetaling – is een vertrouwenskwestie naar de toekomst toe. Voormalig ECB-voorzitter Wim Duisenberg zei ooit “It takes five minutes to loose market confidence, it takes years to rebuild it”. Kortom, vertrouwen snelt weg te paard en komt te voet terug.
Ook het systeem van bilaterale leningen oogt niet realistisch. Voor Griekenland alleen al moeten de EMU-lidstaten 80 miljard euro bijdragen. De paradox is dat landen die zelf in acute geldnood zitten, dat zullen financieren. Zo draagt België 3 miljard euro bij. Politieke solidariteit oogt misschien fraai, economisch is het weinig realistisch en tevens ongewenst. Het druist ook in tegen de filosofie van Maastricht ter vermijding van het moral hazardprincipe: we belonen de speculatieve strategie, waarbij de uitkomst altijd gunstig is voor de speler (indien ongunstig, draait iemand anders op voor de kosten). (C)
Het is financieel onrealistisch om een Griekse reddingsoperatie op te zetten voor andere landen. Christofer Govaerts (Econopolis)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier